ECLI:NL:RBMNE:2023:3852

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
559454 / HA RK 23-137
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond verklaard na beoordeling van de onpartijdigheid van de rechter

Op 18 juli 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittende in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking van de rechter mr. M.A.A. ter Meer-Siebers ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoeker die zich niet serieus genomen voelde tijdens een eerdere zitting. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Loonstein, stelde dat de rechter hem het recht op een eerlijk proces had ontnomen door hem te negeren en hem af te kappen tijdens zijn betoog. De rechter had echter in haar schriftelijke reactie aangegeven dat zij zich niet kon vinden in de beschuldigingen en dat zij probeerde de discussie te beperken tot relevante punten voor de zaak.

De wrakingskamer heeft de procedure op 18 juli 2023 met gesloten deuren behandeld. De beoordeling van het wrakingsverzoek is gebaseerd op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer concludeerde dat de beleving van de verzoeker niet objectief gerechtvaardigd was en dat de rechter niet onpartijdig had gehandeld. De wrakingskamer benadrukte dat de indruk van partijdigheid van een procespartij niet automatisch leidt tot een gegronde wraking, en dat de rechter de verantwoordelijkheid heeft om de procedure efficiënt te laten verlopen.

Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen te communiceren. De procedure van de verzoeker met zaaknummer C/16/555924 / FL RK 23-375 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 559454 / HA RK 23-137
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 18 juli 2023
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonend op een bij de rechtbank bekend adres,
(verder te noemen verzoeker),
advocaat: mr. H. Loonstein in Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het door de advocaat ondertekende verzoek om wraking;
  • de schriftelijke reactie van de rechter.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 18 juli 2023 met gesloten deuren behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. M.A.A. ter Meer-Siebers als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer
C/16/555924 / FL RK 23-375.
2.2.
Verzoeker heeft aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter hem het recht op een eerlijk proces heeft ontnomen door hem niet serieus te nemen en hem compleet te negeren. De rechter kapte hem onder andere fel af toen hij vertelde dat de manager van [instelling] extreem reageerde toen hij hoorde dat verzoeker Joods was. Verzoeker heeft aan de zitting het gevoel overgehouden dat hij niet serieus werd genomen en dat hij zijn verhaal niet kon doen omdat hij steeds werd afgekapt.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn gemaakt waardoor haar rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het klopt dat zij verzoeker heeft afgekapt toen hij stelde dat de gezinsvoogd hem discrimineerde. De rechter heeft geprobeerd de discussie te beperken tot de punten waarover een beslissing moest worden genomen.
2.4.
Op de wrakingszitting heeft verzoeker naar voren gebracht dat hij een reactie op het standpunt van de rechter naar zijn advocaat heeft gestuurd. De wrakingskamer heeft deze stukken niet ontvangen en heeft deze daarom niet bij de beoordeling kunnen betrekken.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De wrakingskamer overweegt dat de beleving van verzoeker dat hij niet serieus is genomen, niet wordt ondersteund door de stukken. Verzoekers gevoel als zodanig is niet doorslaggevend. Verder geldt dat een van de doelen van de rechter bij een mondelinge behandeling is zoveel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen over het verzoek en het gevoerde verweer. In dat kader is het aan de rechter ervoor te zorgen dat hetgeen door partijen wordt aangevoerd, zoveel mogelijk wordt beperkt tot dat wat voor de beoordeling van het geschil relevant is. Dat kan tot gevolg hebben dat soms voor een partij niet duidelijk is waarom deze wordt onderbroken, terwijl de rechter daar wel inhoudelijke redenen voor heeft. Een proces-verbaal van de zitting is ook geen woordelijk verslag, maar een zakelijk relevante weergave van hetgeen is besproken.
3.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de wrakingskamer van oordeel dat de door verzoeker ervaren vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.
4. De beslissing
De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekerverzoeker, de rechterde rechter tegen wie het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de teamvoorzitter van het team waarin voornoemde rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/555924 / FL RK 23-375 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E. Heinemann, voorzitter, en mr. P.J.M. Mol en
mr. A.M. Crouwel als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. J. Broere, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.