ECLI:NL:RBMNE:2023:3803

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
22/5344
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om woningurgentie wegens gebrek aan binding met de regio Gooi en Vechtstreek

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 11 juli 2023, is het verzoek van eiser om woningurgentie afgewezen. Eiser, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS), had op 12 april 2022 een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente]. Hij stelde dat hij om medische redenen niet langer in zijn huidige woonplaats, [woonplaats], kon blijven wonen en dat hij naar de regio Gooi en Vechtstreek wilde verhuizen, waar hij zowel economische als maatschappelijke binding claimde. Het college weigerde echter de urgentie, omdat eiser niet voldeed aan de randvoorwaarden van de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2019. Eiser was geen ingezetene van de regio en had geen aantoonbare binding met de regio.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 3 juli 2023 behandeld. Eiser erkende tijdens de zitting dat hij niet voldeed aan de vereisten voor maatschappelijke binding, maar stelde dat hij wel economische binding had, aangezien hij als zzp-er in de regio werkte. De rechtbank oordeelde echter dat de door eiser overgelegde documenten niet voldoende bewijs boden voor een duurzame relatie tussen zijn werkzaamheden en de regio. Bovendien was er geen bewijs dat zijn woonprobleem uitsluitend in de regio Gooi en Vechtstreek kon worden opgelost. De rechtbank volgde het college in zijn standpunt dat er geen aanleiding was om de hardheidsclausule toe te passen.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om geen woningurgentie aan eiser toe te kennen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat hij niet in aanmerking komt voor urgentie in de regio Gooi en Vechtstreek. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5344

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. W.Y. Hofstra),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente]

(gemachtigde: mr. H. van Gellekom).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de aanvraag van eiser om woningurgentie. Hij heeft dit verzoek bij het college ingediend op 12 april 2022, omdat hij vanwege medische redenen niet langer in zijn huidige woonplaats, [woonplaats] , kan blijven wonen. Eiser heeft last van een posttraumatische stressstoornis (ptss) en het is belangrijk dat hij zijn huidige woonregio verlaat om daarvan te herstellen. In de regio Gooi en Vechtstreek verricht hij als zzp-er werkzaamheden en in [plaats 2] woont een persoon die belangrijk voor hem is. Daarom wil eiser naar deze regio verhuizen.
1.1.
Het college heeft aan eiser in zijn besluit van 12 juli 2022 geen woningurgentie toegekend. Volgens het college voldoet eiser niet aan de randvoorwaarden uit artikel 3.2, aanhef, vijfde en zesde lid, van de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2019 – gemeente [gemeente] (Huisvestingsverordening). Eiser is namelijk geen ingezetene van een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek en heeft ook geen maatschappelijke of economische binding met de regio. Hij heeft evenmin aangetoond dat zijn woonprobleem uitsluitend in deze regio kan worden opgelost. Er bestaat geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 26 oktober 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren aan eiser woningurgentie toe te kennen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het wettelijk kader is voor de leesbaarheid van deze uitspraak vermeld in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4. Eiser heeft aanvankelijk in beroep aangevoerd dat hij weliswaar geen ingezetene van de regio is, maar dat hij zowel economische, als maatschappelijke binding met de regio heeft. Hij voldoet dus wel aan de randvoorwaarde van artikel 3.2, aanhef, zesde lid, van de Huisvestingsverordening.
5. Tijdens de zitting heeft eiser erkend dat niet aan het vereiste van maatschappelijke binding wordt voldaan. Eiser heeft zijn beroepsgrond dat wel aan dat vereiste zou zijn voldaan vervolgens ingetrokken. Wat hij heeft gezegd over de maatschappelijke binding met de regio, moet nu worden betrokken bij zijn beroep op de hardheidsclausule.
Heeft eiser economische binding met de regio Gooi en Vechtstreek?
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij economische binding heeft met de regio Gooi en Vechtstreek. Hij werkt er als zzp-er en neemt alleen opdrachten aan in deze regio. Hij werkt ook met [bedrijf 1] B.V., een bedrijf dat freelance vakspecialisten inzet op de basisschool en buitenschoolse opvang. Via deze onderneming heeft eiser werkzaamheden uitgevoerd in [gemeente] . Als bewijs daarvan heeft hij bij zijn aanvraag een factuur overgelegd. Eiser werkt ook voor [organisatie 1] , eveneens een uitzendorganisatie voor leerkrachten. In beroep heeft eiser er verder op gewezen dat hij binnenkort werkzaamheden zal gaan verrichten op de [school 1] in [plaats 2] en dat hij een sollicitatie heeft bij [bedrijf 2] in [plaats 3] . Op de zitting heeft eiser gezegd dat hij met ingang van juli 2023 een dienstverband voor onbepaalde tijd voor de duur van 32 tot 36 uur per week heeft bij [bedrijf 3] in [plaats 4] . Er is volgens hem dus sprake van werkzaamheden in de regio, voor ten minste 19 uur per week en er is een duurzame relatie tussen de arbeid en het betrokken gebied. Alle werkzaamheden van eiser vinden immers in de regio Gooi en Vechtstreek plaats.
7. De rechtbank stelt vast dat de werkzaamheden die eiser in het beroepschrift nog aanvullend heeft genoemd en het dienstverband waarover hij op de zitting heeft verklaard, nog niet aanwezig waren op het moment dat het college het bestreden besluit nam.
De rechtbank toetst het bestreden besluit echter ex-tunc, dat wil zeggen naar de stand van zaken op het moment van het bestreden besluit. Feiten en omstandigheden van ná die datum, kan de rechtbank niet bij haar beoordeling betrekken.
8. De vraag is nu of eiser met zijn werkzaamheden als zzp-er op het moment van het besteden besluit voldeed aan de randvoorwaarde dat er een economische binding is met de regio. Anders dan het college betoogt, volgt uit de Huisvestingsverordening niet dat eiser alleen economische binding kan hebben als hij een vast dienstverband heeft. Dat staat namelijk niet in de Huisvestingsverordening als vereiste opgenomen. Als eiser aannemelijk maakt dat er een duurzame relatie bestaat tussen zijn werkzaamheden en de regio, kan hij aan de voorwaarden voldoen. Hierin is hij echter niet geslaagd. Uit de door eiser overgelegde documenten blijkt om te beginnen niet dat eiser alleen werkzaam is in deze regio. De bij de aanvraag overgelegde factuur van [bedrijf 1] B.V. maakt ook melding van invalwerkzaamheden op 11 februari 2022 voor een school in [plaats 5] [1] en onder de facturen van eisers zelfstandige opdrachten bevindt zich een factuur waaruit blijkt dat hij in december 2021/januari 2022 heeft gewerkt voor een school in [plaats 6] . [2] Informatie dat eiser al gedurende enige tijd uitsluitend in de Gooi en Vechtstreek werkt, ontbreekt. Er is geen informatie van de werkzaamheden van [organisatie 1] en ook heeft eiser verder geen nadere documenten van [bedrijf 1] B.V. overgelegd. Dat eiser zelf de keuze maakt om zich zoveel mogelijk te richten op de Gooi en Vechtstreek is op zichzelf niet genoeg om te spreken van een duurzame binding tussen zijn werkzaamheden als zzp-er en de regio.
Kan het woonprobleem alleen in de regio Gooi en Vechtstreek worden opgelost?
9. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn woonprobleem niet in andere regio’s kan worden opgelost dan in de regio Gooi en Vechtstreek. Hij voldoet dan ook aan de randvoorwaarde als genoemd in artikel 3.2, aanhef, vijfde lid, van de Huisvestingsverordening. Elke regio hanteert namelijk een huisvestingsverordening waarin onder meer het criterium van maatschappelijke en/of economische binding wordt gesteld. In die regio’s voldoet cliënt echter niet aan die binding en dus kan hij daar niet voor urgentie in aanmerking komen.
10. Eisers beroepsgrond gaat echter ten onrechte uit van de aanwezigheid van economische binding met de regio. Zoals de rechtbank hiervoor heeft toegelicht, ontbreekt die. Verder is relevant dat het vereiste of het woonprobleem alleen in de regio Gooi en Vechtstreek kan worden opgelost, zich niet beperkt tot de vraag waar eiser mogelijk in aanmerking kan komen voor urgentie. Los van de vraag of aan eiser urgentie moet worden verleend, moet worden gekeken of er in andere regio’s oplossingen denkbaar zijn. Tijdens de zitting heeft het college als voorbeeld gewezen op de mogelijkheid om elders in Nederland op kamers te gaan wonen. Dat hoeft niet in de regio Gooi en Vechtstreek te zijn. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de problemen niet in zijn eigen woonregio kunnen worden opgelost. Uit de door eiser overgelegde verklaring van de huisarts van 9 december 2021 blijkt immers niet meer dan dat een leven buiten [plaats 1] helpend kan zijn. Daaruit kan niet worden opgemaakt dat het woonprobleem niet in de eigen woonregio kan worden opgelost. De rechtbank volgt het college dan ook in zijn standpunt dat eiser niet aan de randvoorwaarde van artikel 3.2, aanhef, vijfde lid, van de Huisvestingsverordening heeft voldaan.
Had het college de aanvraag moeten voorleggen aan een medisch adviseur?
11. Eiser heeft aangevoerd dat het college de aanvraag ten onrechte niet inhoudelijk heeft getoetst en heeft voorgelegd aan een medisch adviseur. Eiser verwijst naar de overgelegde medische stukken van de huisarts en de psychotherapeut. Hij doet verder een beroep op de hardheidsclausule, waarvoor medische onderzoek nodig is. De omgeving waar eiser nu woont, weerhoudt hem ervan zijn trauma’s te verwerken. Eiser wil graag verhuizen naar de regio Gooi en Vechtstreek, omdat hij hier als zzp-er kan werken en zijn verleden achter zich kan laten. In zijn eigen woonomgeving kan hij niet al zzp-er aan de slag. Eiser heeft verder veel steun van een vertrouwenspersoon die in [plaats 2] woont en hij zou graag dichterbij deze persoon wonen. Dat eiser niet uitbehandeld is, zoals het college stelt, is geen reden om zijn beroep op de hardheidsclausule af te wijzen.
12. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat het college verplicht was om een medisch onderzoek te laten verrichten. Als niet aan de randvoorwaarden wordt voldaan, hoeft het college ook niet te toetsen aan de criteria voor urgentie vanwege medische (of sociale) gronden. Dat neemt echter niet weg dat het college wel gehouden kan zijn een medische onderzoek te laten uitvoeren in het kader van het beroep van eiser op de hardheidsclausule. Dit is vaste rechtspraak. [3] Bij de beoordeling van de hardheidsclausule is niet vereist dat de uit de medische stukken blijkt dat er sprake is van een acute levensbedreigende situatie, zoals het college in het verweerschrift heeft gesteld. Dit heeft hij tijdens de zitting ook erkend. Ook is het niet zo dat het college, nadat hij heeft getoetst aan de randvoorwaarden, geen ruimte meer heeft om argumenten, die eiser eerder heeft aangedragen, opnieuw te toetsen in het kader van de hardheidsclausule. Waar het om gaat is dat het college bij de toepassing van de hardheidsclausule het geheel aan omstandigheden van eiser in ogenschouw neemt en beoordeelt of het weigeren van de urgentieverklaring getuigt van onevenredige hardheid.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in alle aangedragen omstandigheden in redelijkheid geen aanleiding hoeven te zien om aan eiser met toepassing van de hardheidsclausule alsnog een urgentieverklaring te verlenen. Het college heeft daarbij mogen betrekken dat eiser zich niet in een acute noodsituatie bevindt, hoe moeilijk zijn situatie verder ook is. Dat eiser ptss heeft, hard werkt aan zijn herstel en dat het daarvoor belangrijk is dat hij verhuist, maakt niet dat zijn situatie dusdanig schrijnend is dat het college niet in redelijkheid kon weigeren aan hem urgentie te verlenen. Eisers wens om in de buurt van zijn vertrouwenspersoon de wonen, maakt dat niet anders. Het college heeft in de medische verklaringen geen aanleiding hoeven zien om een nader onderzoek door een medisch adviseur te laten verrichten. Het beroep op de hardheidsclausule slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser niet in aanmerking komt voor urgentie in de regio Gooi en Vechtstreek. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2023.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd de uitspaak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Huisvestingsverordening
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
[…]
7. economische binding: de situatie dat de woningzoekende met het oog op de voorziening in het bestaan een redelijk belang heeft zich in de regio Gooi en Vechtstreek te vestigen. Hieronder wordt verstaan het duurzaam (ten minste 19 uur per week) verrichten van arbeid binnen of vanuit een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek. Er moet eveneens sprake zijn van een duurzame relatie tussen de arbeid en het betrokken gebied. Het duurzaam volgen van een dagopleiding in de regio Gooi en Vechtstreek wordt hiermee gelijk gesteld;
[…]
Artikel 3.2 Randvoorwaarden voor urgentie
Voor de toekenning van urgentie gelden de navolgende randvoorwaarden:
[…]
5. de aanvrager die geen ingezetene is van een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek in de zin van deze verordening moet aantonen dat het woonprobleem uitsluitend in de regio Gooi en Vechtstreek kan worden opgelost en;
6. de aanvrager is ingezetene, dan wel niet ingezetene met een maatschappelijke en/of economische binding aan een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek.
Artikel 4.2 Hardheidsclausule
[…]
2. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels voor urgentie indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot niet gerechtvaardigde hardheid.
[…].

Voetnoten

1.[organisatie 2]
2.[school 2]
3.Vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2308.