ECLI:NL:RBMNE:2023:3802

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
C/16/552290 / HA RK 23-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopig getuigenverhoor in civiele zaak over paranormaal onderzoek op begraafplaats

In deze civiele zaak hebben [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] op 9 februari 2023 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland, waarin zij een voorlopig getuigenverhoor vroegen naar aanleiding van een paranormaal onderzoek dat op 11 september 2021 op begraafplaats [naam 1] in Amersfoort had plaatsgevonden. Dit onderzoek vond plaats na sluitingstijd en betrof ook kindergraven. De gemeente Amersfoort, als verwerende partij, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, onder andere met de stelling dat het belang bij het verzochte getuigenverhoor ontbreekt en dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde.

De rechtbank heeft op 26 juli 2023 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor niet ongegrond is, omdat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] voldoende gemotiveerd hebben waarom zij de getuigen willen horen. De rechtbank heeft echter het verzoek tot het horen van de zes deelnemers aan het paranormaal onderzoek en de heer [D] afgewezen, maar heeft wel het verzoek tot het horen van de getuigen [B] en [C] toegewezen. Deze getuigen zijn relevant omdat zij betrokken waren bij de toestemming voor het onderzoek en de feitelijke gang van zaken op de dag zelf. De rechtbank heeft de gemeente verzocht om de getuigen op te roepen en heeft een rechter-commissaris benoemd voor het verhoor.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: C/16/552290 / HA RK 23-24
Beschikking van 26 juli 2023
in de zaak van

1.de heer [eiser sub 1] ,en2. mevrouw [eiseres sub 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ,
advocaat: mr. R.G.S. Pennino te Heerlen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMERSFOORT,
zetelende te Amersfoort,
verwerende partij,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. A.T. Bolt te Arnhem.

1.De procedure

1.1.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben op 9 februari 2023 een verzoekschrift ingediend. Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor ex artikel 186 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zal bevelen.
1.2.
De gemeente heeft een verweerschrift ingediend dat op 14 juni 2023 door deze rechtbank is ontvangen.
1.3.
Op 27 juni 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daar zijn verschenen:
- mr. Pennino, advocaat voornoemd;
- de heer [eiser sub 1] ;
- mr. Bolt, advocaat voornoemd;
- mevrouw mr. [A] , [functie] in dienst van de gemeente.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling hun standpunten nader toegelicht, (de advocaten van partijen) mede aan de hand van een pleitnotitie. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.4.
Ten slotte is uitspraak bepaald op heden.

2.Het geschil

Waar gaat het over?
2.1.
Op 11 september 2021 is op begraafplaats [naam 1] in Amersfoort, na sluitingstijd tussen ongeveer 20.30 uur en 23.30 uur, door een groep van zes personen bij diverse graven een paranormaal onderzoek uitgevoerd. Onder de graven waarbij onderzoek door de groep werd verricht waren ook kindergraven op het gedeelte van de begraafplaats dat het [naam 2] heet.
Door de toenmalige directeur van de begraafplaats, de heer [B] , was toestemming voor het onderzoek gegeven. Het onderzoek vond plaats onder begeleiding van een (voormalig) medewerkster van de begraafplaats, mevrouw [C] .
2.2.
Op het [naam 2] van begraafplaats [naam 1] liggen twee dochtertjes van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] begraven.
2.3.
Het paranormaal onderzoek dat op 11 september 2021 op de begraafplaats heeft plaatsgevonden is bekend geworden doordat één van de deelnemers van de onderzoeksgroep een camera heeft laten liggen op het pad in het [naam 2] . Die camera is later gevonden door een vader die een graf bezocht.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] namen begin oktober 2021 van het paranormaal onderzoek kennis door een bericht in de krant.
2.4.
Op 13 oktober 2021 zijn de nabestaanden van de overledenen op [naam 1] door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente geïnformeerd over de gebeurtenissen. De dag erna, op 14 oktober 2021, vond een bijeenkomst plaats voor alle nabestaanden van kinderen die begraven liggen op het [naam 2] .
Vervolgens hebben burgemeester en wethouders van de gemeente op 20 oktober 2021 de Nationale ombudsman (hierna: de ombudsman) verzocht om een onafhankelijk onderzoek te verrichten. Dat onderzoek is door de ombudsman op 17 december 2021 afgerond. De ombudsman heeft toen de gemeente bij brief van dezelfde datum geïnformeerd over de conclusie van het onderzoek, de beoordeling en de aanbevelingen. Bij die brief is de ‘rapportage feitenrelaas over het onderzoek op [naam 1] d.d. 21 september 2021’ gevoegd. De gemeente heeft de nabestaanden op 17 december 2021 hierover schriftelijk geïnformeerd.
2.5.
Medio november 2021 hebben [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] een kort geding tegen de gemeente aanhangig gemaakt. Na de kort geding zitting op 30 november 2021 hebben partijen een schikking getroffen over de verstrekking door de gemeente van twee e-mails van de vertegenwoordiger van de deelnemers aan het paranormaal onderzoek.
2.6.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben de gemeente op 26 januari 2022 aansprakelijk gesteld voor de door hen in verband met de gebeurtenissen op [naam 1] geleden schade. Bij e-mail van 10 februari 2022 heeft (de verzekeraar van) de gemeente aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.7.
In de periode tussen 27 januari en 14 februari 2022 zijn vier gesprekken geweest tussen nabestaanden en een vertegenwoordiger van de groep deelnemers aan het onderzoek. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zijn voor die gesprekken niet uitgenodigd. De reden daarvan was dat de vertegenwoordiger van de groep de ‘face to face’ gesprekken wilde beperken tot de nabestaanden van overledenen bij wier graven daadwerkelijk onderzoek was gedaan. Daartoe behoorden de graven van de kinderen van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] niet.
Daarnaast heeft er op 22 en 24 februari 2022 nog een gesprek plaatsgevonden tussen leden van de groep en de nabestaanden. Daarbij verbleven twee leden van de groep die aan de gesprekken deelnamen in het [.] en was er via een telefonische verbinding contact met de in de raadzaal van het Stadshuis verblijvende nabestaanden. [eiser sub 1] is aanwezig geweest bij het gesprek dat op 24 februari heeft plaatsgevonden.
2.8.
[eiseres sub 2] ondervindt – zo geeft zij aan – als gevolg van het onderzoek op begraafplaats [naam 1] ernstige psychische klachten. In haar cultuur en religie (islamitisch), zoals overigens in veel meer (al dan niet religieuze) culturen, is het uit den boze geesten van overledenen op te roepen. Zij ervaart onder meer klachten van slapeloosheid vanwege de aangetaste rust van haar overleden kinderen. Vanwege die klachten kan en wil zij niet meer thuis slapen. Voor haar klachten wordt zij behandeld.
De gemeente is vanaf eind januari 2022 betrokken bij het zorg- en hersteltraject van [eiseres sub 2] . De gemeente heeft gezorgd dat [eiseres sub 2] bij het wijkteam terecht kon en in de periode van medio februari tot en met juli 2022 is door de gemeente een hotelkamer voor haar gefaciliteerd en vergoed. Daarnaast heeft de gemeente contact gehad met woningcorporaties voor een nieuwe huurwoning. Ook heeft de gemeente een retour bootticket naar Tunis voor [eiseres sub 2] betaald.
2.9.
Medio juli 2022 hebben [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] nog een tweede kort geding procedure tegen de gemeente aanhangig gemaakt, waarbij zij hebben gevorderd dat de gemeente zou worden veroordeeld tot het verstrekken van de naam-, adres- en woonplaatsgegevens (hierna: NAW-gegevens) van de deelnemers van het paranormaal onderzoek. Bij vonnis van 10 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter die vordering afgewezen.
2.10.
Op 26 januari 2023 heeft de gemeente [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] laten weten voldoende inspanning te hebben geleverd bij de bemiddeling voor het verkrijgen van vervangende woonruimte. Mede door het blijven bewonen van de huidige woning blijven de psychische klachten bij [eiseres sub 2] voortduren.
Het verzoek
2.11.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] stellen dat vanuit de gemeente, vanaf het moment dat bekend werd dat op begraafplaats [naam 1] een seance had plaatsgevonden, gepoogd is om zo min mogelijk informatie over dat gebeuren openbaar te maken en dat de informatie die wel - onder druk - is verstrekt onvolledig of onjuist is. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] willen daarom meer inzicht krijgen in de gebeurtenissen en beslissingen die tot toestemming voor het paranormaal onderzoek hebben geleid alsmede de feitelijke gang van zaken tijdens de seance, een gebeuren waarvan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] stellen dat zij daardoor schade hebben geleden en nog steeds schade lijden. Het is volgens [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] daarom ook van groot belang om over de NAW-gegevens van de deelnemers aan het paranormaal onderzoek te beschikken. De gemeente Amersfoort weigert echter, onder verwijzing naar de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), die informatie te verschaffen.
Teneinde hun rechtspositie te bepalen betreffende een mogelijk te starten gerechtelijke procedure, alsmede te voorkomen dat bewijs verloren gaat en om bewijs van feiten en omstandigheden te vergaren die in een eventuele procedure bewezen moeten worden wensen [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] de volgende personen als getuigen te horen:
  • de heer [D] , burgemeester van Amersfoort;
  • de heer [B] , voormalig directeur begraafplaats [naam 1] ;
  • mevrouw [C] , voormalig ambtenaar en contactpersoon begraafplaats [naam 1] ;
  • de zes deelnemers aan het paranormaal onderzoek van 11 september 2021;
(hierna achtereenvolgens ook te noemen: [D] , [B] , [C] en de zes deelnemers aan het onderzoek).
Meer specifiek geven [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] de volgende redenen voor het horen van deze getuigen:
de getuigen [D] , [B] en [C] vragen naar de relevante persoonsgegevens van de deelnemers van het paranormaal onderzoek;
ontwarren waar de verantwoordelijkheden en aansprakelijkheid liggen;
meer duidelijkheid verkrijgen of [C] actief betrokken is geweest bij het paranormaal onderzoek;
om de NAW-gegevens van de zes deelnemers van het onderzoek te verkrijgen.
2.12.
De gemeente heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] . Kort gezegd meent zij dat het belang bij het verzochte getuigenverhoor ontbreekt, het verzoek moet worden afgewezen vanwege strijd met de goede procesorde dan wel misbruik van bevoegdheid. De gemeente concludeert daarom
primairtot afwijzing en indien de rechtbank toch van oordeel is dat er redenen zijn om een voorlopig getuigenverhoor toe te staan,
subsidiairdat de rechtbank een beperkt aantal getuigen toestaat, waarbij wordt bepaald over welke feiten deze getuigen moeten worden gehoord.
2.13.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna - voor zover relevant - nader ingegaan.

3.Het oordeel van de rechtbank

Juridisch kader
3.1.
De doelstelling van een voorlopig getuigenverhoor is (onder meer) om een partij de mogelijkheid te verschaffen om aan de hand van dat verhoor (meer) zekerheid te verkrijgen over de voor de beslissing van een geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of voort te zetten.
Voorts geldt dat een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor in beginsel moet worden toegewezen in de gevallen waarin bij de wet het bewijs door getuigen is toegelaten. Dit is slechts anders indien het verzoek in strijd is met de goede procesorde, de bevoegdheid misbruikt wordt of het verzoek afstuit op een ander door de rechtbank zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
Voldoet het verzoek aan de vereisten?
3.2.
De gemeente stelt dat in het verzoek niet duidelijk en concreet wordt vermeld over welk feitelijk gebeuren getuigen zouden moeten worden gehoord. Volgens de gemeente zijn de onduidelijkheden die [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] schetsen er niet. Nadat veel moeite is gedaan om de feiten boven tafel te krijgen is een zeer compleet beeld ontstaan. Alle beschikbare informatie is bekend en ook aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] verstrekt. Dat zij twijfels blijven houden over de juistheid en volledigheid van de verstrekte informatie is naar het oordeel van de gemeente geen gegronde reden om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten. De gemeente stelt dat nergens uit het verzoekschrift blijkt dat de feiten waarover de getuigen zouden moeten verklaren cruciaal zijn voor een beslissing in een hoofdzaak en zij meent dan ook dat voor zover het gaat om verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden te ontwarren en de rol van [C] te bepalen, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] geen belang bij hun verzoek hebben. De gemeente stelt dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] reeds over ruim voldoende informatie beschikken en dat een voorlopig getuigenverhoor niet is bedoeld om los daarvan aan ‘waarheidsvinding’ te doen of om op zoek te gaan naar aanvullende informatie om te bezien of daar iets nuttigs uit is te halen.
3.3.
In dit verweer volgt de rechtbank de gemeente niet. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Vast staat dat de ombudsman uitvoerig onderzoek heeft gedaan. Uit het van dat onderzoek door de ombudsman opgemaakte rapport/feitenrelaas blijkt samengevat het volgende:
De vertegenwoordiger van de groep onderzoekers heeft op 19 mei 2021 per e-mail aan de contactpersoon van de begraafplaats (i.c. [C] ) om toestemming heeft gevraagd om onderzoek op de begraafplaats [naam 1] te mogen doen. Zij heeft dit verzoek doorgestuurd naar de directeur ( [B] ). Omdat niet op het verzoek werd gereageerd, heeft de vertegenwoordiger van de groep in juli of augustus in persoon een bezoek gebracht aan de [naam 1] en toen een gesprek met de directeur gehad die op dat moment aanwezig was.
Er is toen door de directeur mondeling toestemming gegeven voor een paranormaal onderzoek, dit onder voorwaarden. In bijlage 2 bij het feitenrelaas van de Ombudsman is te lezen hoe het paranormaal onderzoeksteam deze voorwaarden heeft begrepen:
- één van de medewerkers van [naam 1] tijdens het onderzoek aanwezig moest zijn;- men op de paden diende te blijven en de graven met rust moest laten;- eventueel beeldmateriaal niet openbaar gemaakt mag worden en direct na analyse moet worden verwijderd;- namen op de graven een dergelijke niet in beeld mogen worden gebracht;- de directie na het onderzoek op de hoogte wordt gesteld van de bevindingen van de onderzoekers;- alleen op 11 september 2021 onderzoek op [naam 1] mocht worden gedaan.
[B] (en mogelijk [C] ) schetsen de toestemmingsvoorwaarden iets anders, zij houden de mogelijkheid open dat de rol van [C] op 11 september 2021 slechts was het waken over de fysieke veiligheid van de onderzoeksgroep (in verband met boomwortels en onverlichte paden).
Over de feitelijke gang van zaken op 11 september 2021 rapporteert de Ombudsman:
“Bij de start van de wandeling hebben de onderzoekers zich in twee groepjes van drie opgesplitst. Een groepje liep, met de medewerker van de begraafplaats richting het [naam 2] . De drie onderzoekers en de medewerker van de begraafplaats zijn ongeveer een kwartier tot een half uur op [naam 2] geweest. De andere groep liep zonder begeleiding richting [naam 3] . De routes die zijn gelopen waren niet vooraf bedacht. (…) Na de eerste wandeling kwam de groep bijeen op de parkeerplaats. (…) Vervolgens is de gehele groep onderzoekers samen met de medewerker van de begraafplaats het hoofdpad nog op en neergelopen tot aan de ‘rotonde’. Daarna is het bezoek beëindigd.”
Hieruit blijkt dat de onderzoeksgroep zich tijdens het onderzoek, terwijl daar iemand van de gemeente bij aanwezig was, niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden (deels was er immers géén begeleiding).
Daarnaast wijst de ombudsman op de tekst van een e-mail van 4 oktober 2021 met als onderwerp ‘Samenvatting Paranormaal onderzoek’ en als bijlagen twee gemaakte video-opnamen van de vertegenwoordiger van het paranormaal onderzoeksteam aan de directeur van [naam 1] en de medewerker die hen tijdens het onderzoek op 11 september had begeleid. De ombudsman concludeert op basis van deze e-mail dat de afgelegde verklaringen over wat zich op 11 september 2021 tijdens het onderzoek door het paranormaal onderzoeksteam heeft voorgedaan, niet kloppen. Anders dan verklaard, blijkt uit de filmbeelden dat de paranormaal onderzoekers niet overal op de paden zijn gebleven en zij op minstens één locatie voorwerpen, zogenaamde sensoren, op graven hebben geplaatst.
Dat naar alle omstandigheden door de ombudsman al uitvoerig onderzoek is gedaan, staat niet ter discussie. Dit is als zodanig geen grond voor afwijzing van het verzoek. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben voldoende gemotiveerd omtrent welke feiten en omstandigheden zij genoemde getuigen wensen te horen. Bovendien hoeven [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] niet nauwkeurig te omschrijven naar wélke informatie zij op zoek zijn. De verzoeker tot een voorlopig getuigenverhoor dient ingevolge artikel 187 lid 3, aanhef en onder a en b, Rv in zijn verzoekschrift de aard en beloop van de vordering te vermelden, alsmede de feiten en rechten die hij wil bewijzen. Dit dient hij te doen op een zodanige wijze dat voor de rechter die op het verzoek moet beslissen, voor de rechter voor wie het verhoor zal worden gehouden alsmede voor de wederpartij voldoende duidelijk is op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben. Dat hebben [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] gedaan.
Wel ziet de rechtbank aanleiding om, zoals door de gemeente subsidiair is verzocht, het aantal getuigen te beperken en het onderwerp van het verhoor af te bakenen.
Welke getuigen horen en waarover?
3.4.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] willen getuigen horen om achter de namen en adressen te komen van de leden van het paranormaal onderzoeksteam. De gemeente stelt maar over de gegevens van één contactpersoon te beschikken. Bovendien wil en mag zij deze gegevens gelet op de AVG niet verstrekken. In kort geding is de vordering van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] die daarop zag afgewezen, waarbij mede van belang werd geacht door de rechter dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ook op andere wijze (schriftelijk via de gemeente) vragen aan het paranormaal onderzoeksteam konden stellen, van welke mogelijkheid zij geen gebruik willen maken. Zij maken misbruik van procesrecht om in een voorlopig getuigenverhoor dezelfde vraag (omtrent naam-, adres- en woonplaatsgegevens) aan de getuigen te stellen. Op dit punt zullen dan ook geen vragen mogen worden gesteld. Aangezien dit het enige punt is waarover [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vragen willen stellen aan getuige [D] , zal het verzoek tot het horen van deze getuige worden afgewezen.
3.5.
In het verlengde daarvan ligt besloten dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] wat betreft de zes personen van het onderzoeksteam niet kunnen voldoen aan het bepaalde in artikel 187 lid 3 aanhef en onder c Rv. Hier is bepaald dat verzoeker de namen en woonplaatsen dient te vermelden van de personen die hij wil horen. Nu niet bekend is wie als getuige moet worden gehoord en verzoekers geen recht hebben op deze persoonlijke gegevens, zal het verzoek ter zake de zes leden van het paranormaal onderzoeksteam worden afgewezen.
3.6.
De rechtbank wijst toe het verzoek tot het horen van de getuigen [B] en [C] en merkt daartoe het volgende op. [B] was direct betrokken bij het maken van afspraken en het geven van toestemming voor het onderzoek op 11 september 2021. [C] is als contactpersoon en medewerker van de begraafplaats per e-mail benaderd door de vertegenwoordiger van het onderzoeksteam met het verzoek om onderzoek op begraafplaats [naam 1] te doen. Zij was ook aanwezig bij het onderzoek zelf.
Wat betreft de aan hen te stellen vragen merkt de rechtbank op dat deze getuigen niets juridisch relevants kunnen verklaren over de ‘geestenwereld’. Daar kan in juridisch opzicht het getuigenverhoor, omtrent de feiten die een verzoeker tot een voorlopig getuigenverhoor wil
bewijzen, geen betrekking op hebben.
Het voorlopig getuigenverhoor van [B] en [C] dient betrekking te hebben op:
  • de vooraf gemaakte afspraken rondom het paranormaal onderzoek op 11 september 2021;
  • hoe op de naleving van deze voorwaarden voor toestemming toezicht werd gehouden;
  • wat volgens [C] op 11 september 2021 feitelijk is voorgevallen en of dit binnen de voorwaarden van de gegeven toestemming viel;
  • indien dat niet zo is, of dit is onderkend en hoe hierop is gehandeld.
Gelet op genoemde onderwerpen ligt voor de hand eerst [B] als getuige te horen en daarna [C] .
3.7.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] worden verzocht
uiterlijk twee wekenvoor de zittingsdatum aan de nader te wijzen rechter-commissaris die tot het verhoor van de getuigen zal overgaan en aan de wederpartij toe te zenden (afschriften van) de bescheiden waarvan kennisneming voor de rechter-commissaris van belang is.
3.8.
Het getuigenverhoor zal efficiënter verlopen als de getuigen worden gehoord aan de hand van door hen van tevoren op schrift gestelde verklaringen over hetgeen hen uit eigen waarneming bekend is over de te bewijzen feiten en/of omstandigheden. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] worden verzocht deze verklaringen eveneens
uiterlijk twee wekenvoor de zittingsdatum aan de rechter-commissaris (t.a.v. de zittingsplanner) en aan de wederpartij toe te sturen.
3.9.
De rechtbank gaat er ook van uit dat door de advocaat van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] bij het tijdstip van oproeping van de getuigen rekening wordt gehouden met de te verwachten duur van het verhoor per getuige en de nader te noemen beschikbare zittingstijd, waarbij als leidraad kan worden aangehouden dat het verhoor van een partijgetuige tenminste 90 minuten en van een andere getuige 60 minuten pleegt te duren.
3.10.
Nu de advocaat van de gemeente van de griffier van deze rechtbank een afschrift van deze beschikking zal ontvangen, zijn [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] niet gehouden de gemeente op de voet van artikel 188 Rv een afschrift van deze beschikking te zenden.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het verzoek af voor zover het verzoek ziet op het doen horen van de zes deelnemers aan het paranormaal onderzoek op 11 september 2021 op begraafplaats [naam 1] en de heer [D] ;
4.2.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor tot het doen horen van de getuigen [B] en [C] ;
4.3.
bepaalt dat de aan de getuigen te stellen vragen zullen worden beperkt zoals hiervoor onder r.o. 3.6 is overwogen;
4.4.
benoemt een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank tot rechter-commissaris;
4.5.
bepaalt dat het verhoor zal worden gehouden in één van de gebouwen van deze rechtbank;
4.6.
bepaalt dat de zaak wordt aangehouden tot 1 september 2023 om [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] in de gelegenheid te stellen de verhinderdata van partijen en die van de op te roepen getuigen voor de maanden september 2023 tot en met februari 2024 schriftelijk door te geven aan de griffie van deze rechtbank (t.a.v. de zittingsplanner), waarna een datum voor verhoor zal worden bepaald;
4.7.
verzoekt de advocaat van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] de getuigen voor de nader te bepalen zitting op te roepen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023.