Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.de heer [eiser sub 1] ,en2. mevrouw [eiseres sub 2] ,
GEMEENTE AMERSFOORT,
1.De procedure
- mr. Pennino, advocaat voornoemd;
- de heer [eiser sub 1] ;
- mr. Bolt, advocaat voornoemd;
- mevrouw mr. [A] , [functie] in dienst van de gemeente.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling hun standpunten nader toegelicht, (de advocaten van partijen) mede aan de hand van een pleitnotitie. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
2.Het geschil
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] namen begin oktober 2021 van het paranormaal onderzoek kennis door een bericht in de krant.
Teneinde hun rechtspositie te bepalen betreffende een mogelijk te starten gerechtelijke procedure, alsmede te voorkomen dat bewijs verloren gaat en om bewijs van feiten en omstandigheden te vergaren die in een eventuele procedure bewezen moeten worden wensen [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] de volgende personen als getuigen te horen:
- de heer [D] , burgemeester van Amersfoort;
- de heer [B] , voormalig directeur begraafplaats [naam 1] ;
- mevrouw [C] , voormalig ambtenaar en contactpersoon begraafplaats [naam 1] ;
- de zes deelnemers aan het paranormaal onderzoek van 11 september 2021;
primairtot afwijzing en indien de rechtbank toch van oordeel is dat er redenen zijn om een voorlopig getuigenverhoor toe te staan,
subsidiairdat de rechtbank een beperkt aantal getuigen toestaat, waarbij wordt bepaald over welke feiten deze getuigen moeten worden gehoord.
3.Het oordeel van de rechtbank
- één van de medewerkers van [naam 1] tijdens het onderzoek aanwezig moest zijn;- men op de paden diende te blijven en de graven met rust moest laten;- eventueel beeldmateriaal niet openbaar gemaakt mag worden en direct na analyse moet worden verwijderd;- namen op de graven een dergelijke niet in beeld mogen worden gebracht;- de directie na het onderzoek op de hoogte wordt gesteld van de bevindingen van de onderzoekers;- alleen op 11 september 2021 onderzoek op [naam 1] mocht worden gedaan.
“Bij de start van de wandeling hebben de onderzoekers zich in twee groepjes van drie opgesplitst. Een groepje liep, met de medewerker van de begraafplaats richting het [naam 2] . De drie onderzoekers en de medewerker van de begraafplaats zijn ongeveer een kwartier tot een half uur op [naam 2] geweest. De andere groep liep zonder begeleiding richting [naam 3] . De routes die zijn gelopen waren niet vooraf bedacht. (…) Na de eerste wandeling kwam de groep bijeen op de parkeerplaats. (…) Vervolgens is de gehele groep onderzoekers samen met de medewerker van de begraafplaats het hoofdpad nog op en neergelopen tot aan de ‘rotonde’. Daarna is het bezoek beëindigd.”
Daarnaast wijst de ombudsman op de tekst van een e-mail van 4 oktober 2021 met als onderwerp ‘Samenvatting Paranormaal onderzoek’ en als bijlagen twee gemaakte video-opnamen van de vertegenwoordiger van het paranormaal onderzoeksteam aan de directeur van [naam 1] en de medewerker die hen tijdens het onderzoek op 11 september had begeleid. De ombudsman concludeert op basis van deze e-mail dat de afgelegde verklaringen over wat zich op 11 september 2021 tijdens het onderzoek door het paranormaal onderzoeksteam heeft voorgedaan, niet kloppen. Anders dan verklaard, blijkt uit de filmbeelden dat de paranormaal onderzoekers niet overal op de paden zijn gebleven en zij op minstens één locatie voorwerpen, zogenaamde sensoren, op graven hebben geplaatst.
bewijzen, geen betrekking op hebben.
Het voorlopig getuigenverhoor van [B] en [C] dient betrekking te hebben op:
- de vooraf gemaakte afspraken rondom het paranormaal onderzoek op 11 september 2021;
- hoe op de naleving van deze voorwaarden voor toestemming toezicht werd gehouden;
- wat volgens [C] op 11 september 2021 feitelijk is voorgevallen en of dit binnen de voorwaarden van de gegeven toestemming viel;
- indien dat niet zo is, of dit is onderkend en hoe hierop is gehandeld.
uiterlijk twee wekenvoor de zittingsdatum aan de nader te wijzen rechter-commissaris die tot het verhoor van de getuigen zal overgaan en aan de wederpartij toe te zenden (afschriften van) de bescheiden waarvan kennisneming voor de rechter-commissaris van belang is.
uiterlijk twee wekenvoor de zittingsdatum aan de rechter-commissaris (t.a.v. de zittingsplanner) en aan de wederpartij toe te sturen.