4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de hierna opgenomen wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Aangever [slachtoffer] verklaarde als volgt
Op 2 juli 2019 heb ik afgesproken met een vrouw, die ik heb leren kennen via " [datingsite] ". Deze vrouw noemt zich op [datingsite] " [verzonnen naam] ". [verzonnen naam] heeft mij bij mijn huis opgehaald met de auto. Dit was rond 19.30 uur. Wij zijn vervolgens uit eten geweest bij de [locatie] in [plaats 1] .
Omstreeks 23.00 uur, vroeg [verzonnen naam] aan mij of ik geld wilde pinnen voor haar. Ik heb 600 euro gepind bij de Rabobank. Vervolgens zijn wij naar de woning van [verzonnen naam] gegaan. In de woning bij [verzonnen naam] waren nog meer mensen.
Op 3 juli 2019, in de ochtend zeiden de man en een andere vrouw dat zij met mij mee gingen naar mijn huis om papieren op te halen.De man kan ik omschrijven als: zwart kort haar en een baard. De vrouw heeft de papieren gepakt, namelijk bankafschrift, loonstrook en papieren van Nationale Nederlander van levensverzekering. Ik had de vrouw niet verteld waar dit lag. Zij heeft in mijn huis gezocht en gewoon gepakt. Ik gebaarde dat dit niet mocht, maar zij deed het toch.
Later op de dag, omstreeks 15.30 uur, waren wij met de auto in [plaats 3] . Ik zag dat man 1 (de man met de baard) reed. Ik zag dat wij naar de telefoonwinkel [winkel 1] gingen. Ik zag dat man 1 aan het praten was met de winkelmedewerker en een telefoon pakte. Ik kon niet verstaan waar zij het over hadden. Op enig moment moest ik bij man 1 komen en ik moest mijn handtekening zetten. Ik gebaarde dat ik dit niet wilde maar ik moest het toch doen. Hij bleef namelijk pushen dat ik moest tekenen. Ik heb toen toch maar getekend.
U laat mij papieren zien, waar ik mijn handtekening onder heb gezegd en vraagt mij of
ik dit heb getekend. U vertelde mij dat dit gaat om een scooter van ruim 7000 euro. Ik kan u vertellen dat ik die papieren wel eens eerder heb gezien en ook getekend heb. Ik weet echt niet waarvoor dit is, want ik kan dit niet lezen, maar ik weet wel dat de eerder genoemde vrouw deze van de computer heeft en ik deze moest tekenen. Ik wilde dit niet en gebaarde dit ook, maar de vrouw begon wederom te pushen dat ik moest tekenen. Ik was steeds bang dat als ik iets niet zou tekenen, dat zij mij iets aan zouden doen.
Ik ben slechtziend en doofstom. Deze aangifte is opgenomen middels het opschrijven van mijn verhaal. Ik kan namelijk wel mijn verhaal op papier duidelijk maken. Ik heb mijn aangifte doorgelezen, ik begrijp wat er staat en ik teken ook hiervoor.
Op 31 juli 2019 heeft aangever een aanvullende verklaring afgelegd met behulp van een tolk ‘Nederlandse Gebarentaal’. Aangever verklaarde als volgt
V: U heeft op dinsdag 2 juli 2019, afgesproken met [verzonnen naam] . Hoe is dit gegaan?
A: Ze kwamen bij mij thuis om mij op te halen. Ik wist niet waar naar toe. Ik ben
wezen uit eten en meer weet ik niet.
V: Dus jullie zijn met zijn drieën uiteten gegaan?
A: Ja, hun waren met z'n tweeën en ik alleen.
V: Hoe kunt u de andere vrouw omschrijven?
A: Blond haar in een knot, dik postuur, licht getint, ongeveer 1.75 meter.
V: Wat is er toen gebeurd?
A: In de avond zijn wij naar het huis van [verzonnen naam] gegaan. Dit was ergens in [plaats 4] . Daar werd mijn telefoon afgepakt. Deze zat in mijn borstzak van mijn blouse.
V: Hoe bent u naar het pinautomaat gegaan?
A: De man met de baard, welke ik eerder heb omschreven in mijn aangifte, was de bestuurder van de auto. Wij zijn met de auto naar de pinautomaat van de Rabobank
gereden. Ik weet alleen dat dit in [plaats 4] was. De man met de baard bleef toen in de auto zitten. Hier heb ik 600 euro opgenomen.
V: Wat is er met de 600 euro gebeurd?
A: Woensdag ochtend kwam er een andere vrouw. Deze begon te praten en ik moest van haar de 600 euro aan haar geven. De vrouw stak haar hand uit en hier heb ik 600 euro
opgelegd.
V: Hoe voelde u zich?
A: Vreemd en ik wilde weg. Maar de deur van de woning zat op slot. Ik ben naar de wc geweest. Ik heb toen geprobeerd of de voordeur open was. Maar de voordeur zat op
slot. Ik kreeg hem niet open.
V: Hierna bent u naar de woning van [verzonnen naam] gegaan. Wie waren daar allemaal?
A: twee vrouwen, twee mannen en drie kinderen.
V: U heeft daar geslapen. Waarom bent u blijven slapen?
A: Ik wilde terug naar huis, maar de vrouw zei dat ik daar moest blijven slapen. Ik heb gezegd dat ik naar huis wilde. De vrouw zei dat dat niet mocht en ik daar moest blijven.
V: Wat is er op woensdag 3 juli 2019 gebeurd?
A: [verzonnen naam] heeft mijn telefoon gepakt en gebeld naar mijn chef. Zij heeft mij ziek gemeld. [verzonnen naam] heeft toen mijn telefoon weer afgepakt. Ik mocht niet bellen. Vervolgens heeft de man met het korte baardje mij meegenomen naar [.] aan de [straat 5] [nummeraanduiding 3/letter] in
[plaats 3] . Ik moest hier 50 euro contant betalen en een handtekening onder een
contract zetten. Ik moest het opschrijven van de man met het baardje. Ik weet niet
waarom. Ik was bang omdat het allemaal vreemd was. Ik moest van de man met het
baardje tekenen en daarna de papieren teruggeven. Daarna zijn we weer naar het huis
van [verzonnen naam] gegaan. Daar pakte de andere vrouw de tas met de telefoon. De andere vrouw
had de tas van mij afgepakt. De andere vrouw zei helemaal niks. In de tas zat de
nieuwe telefoon van het merk iPhone 10, die ik vanuit de winkel had meegekregen.
Heeft u dit allemaal vrijwillig gedaan?
A: Nee, ik durfde ook geen nee te zeggen.
V: Heeft u iemand geprobeerd te contacten met uw telefoon?
A: Nee, mijn telefoon was afgepakt. Elke keer als ik mijn telefoon pakte, werd mijn
telefoon door [verzonnen naam] afgepakt. Waardoor ik geen contact kon opnemen met familie of
politie.
Bij de rechter-commissaris heeft aangever de volgende verklaring afgelegd
V: Hoe kwam u in contact met [verzonnen naam] ? Zocht zij contact met u of zocht u contact met haar?
A: Zij zocht contact met mij. Zij heeft mij eerst gebeld. Zij kwam eerst en ik dacht `leuk'. Toen zijn wij gaan praten en zo ging het heen en weer. ik ben daar op ingegaan.
V: Wilt u vertellen wat er gebeurd is vanaf het moment dat u het eerste contact had met één van de mensen in het dossier?
A: lk deed de deur open en daar stond een vrouw. Zij stond te praten. Ze is niet binnen geweest. Ze zei `kom naar auto'. En we zijn naar de auto gelopen. lk ben daar gaan zitten en we zijn een eind gaan rijden. Ergens naartoe, dat bleek de [locatie] te zijn. We hebben eten en drinken besteld. Toen zijn we teruggegaan naar het huis van de vrouw. Dat was onderhand al 's avonds. Die vrouw, ik zat gewoon te zitten op de bank, pakte mijn trui. Maakte die open en pakte mijn mobiel uit mijn borstzak. lk schrok daarvan, maar heb die wel gegeven, ik heb gezien dat zij daarmee bezig was maar ik kon het niet volgen.
Toen kwam de man van de vrouw naar mij toe en hij zei `kom we gaan'. lk ben toen met de man van de vrouw in een auto gestapt en naar de bank gegaan.
V: Waarom heeft u geld gepind voor die meneer?
A: lk was bang dat hij zou gaan slaan als ik het niet zou doen. ik was bang voor hem. ik durfde niet te zeggen 'mieter op'. Dat durfde ik niet, want ik dacht het is een gevaarlijke man.
V: En wat gebeurde er toen u geld had gepind?
A: Ik durfde verder niets te zeggen en toen gingen we weer terug naar het huis van die man en die vrouw.
V:Wat gebeurde daar?
A: Die dikke vrouw, niet [verzonnen naam] , zei 'en dan gaan we het nu geven. Kom maar, geef'. En toen heeft ze het geld aangepakt. ik heb het geld ook gegeven en er was verder geen gesprek.
Rechter-commissaris: dan zijn we nu bij de woensdagochtend.
V: Wat gebeurde er vervolgens?
A: Ik zat te wachten en zij zaten te praten.
De dikke vrouw, de man van [verzonnen naam] en ik zijn toen weggegaan naar de auto. Toen gingen we
naar mijn huis. Die man bleef in de auto zitten. Die dikke vrouw en ik liepen naar mijn huis. De dikke vrouw ging naar binnen. Ik heb een bureau met lades erin en zij nam alles wat in die lades zat mee in één of andere tas. Ze zei 'kom' en ze deed de deur dicht. We zijn toen teruggegaan naar de auto. Toen zijn we teruggegaan naar het huis van die man en [verzonnen naam] .
De dikke vrouw gaf die tas aan [verzonnen naam] . Toen zijn ze gaan bellen met verschillende dingen, met verzekeringen of wat dan ook.
Ik weet dat de dikke vrouw tegen de man zei `kom wij moeten met z'n drieën weer en we moeten gelijk komen'. ik ben toen met hen weer in de auto gestapt en we zijn naar de telefoonwinkel gegaan.
We moesten blijkbaar ergens anders naartoe. We zijn teruggelopen naar de auto. Ik weet niet of zij [plaats 3] hebben gebeld want ik kan maar de helft volgen van alles. De dikke vrouw en de man zijn weer teruggelopen en zij bleef maar zeggen 'ik wil die telefoon'. Toen zijn we teruggegaan naar huis want die telefoon was er niet. We hebben eerst de dikke vrouw naar
huis gebracht en toen zijn wij teruggegaan naar het huis (het huis van [verzonnen naam] en de man van [verzonnen naam] ). Toen zijn de man van [verzonnen naam] en ik weer in de auto gestapt en ik vroeg waar we naartoe gingen maar ik kreeg geen antwoord. Toen zijn we in [plaats 3] aangekomen.
Toen stond de man weer bij de telefoons en heeft hij gevraagd hoe duur de telefoons waren. Toen kreeg hij een tasje en die man riep mij en zei '50 euro, je moet die man 50 euro geven'. lk heb dat gedaan en toen kreeg hij dat tasje en zijn we weggegaan.
Proces-verbaal van bevindingen
Op 4 juli 2019 heb van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] een aangifte opgenomen ter zake fraude/oplichting. Ik zag dat [slachtoffer (voornaam)] mij zijn chatgesprek liet lezen. Ik zag dat dit chatgesprek was met " [verzonnen naam] ". Ik zag dat dit gesprek begon op maandag 1 juli 2019. Tijdens het opnemen van de aangifte schreef [slachtoffer] dat [verzonnen naam] de persoon was, wie hij had leren kennen. Ik zag dat [verzonnen naam] meerdere keren aan [slachtoffer (voornaam)] geld vroeg. Ik zag dat dit om bedragen van 1000 euro en 1500 euro ging, terwijl zij elkaar persoonlijk niet kenden. Ik zag dat [slachtoffer (voornaam)] schreef dat hij het te snel vond om geld te geven en dat zij elkaar eerst beter moeten leren kennen. Ik zag dat [verzonnen naam] direct wilde afspreken met [slachtoffer (voornaam)] . Ik zag dat [slachtoffer (voornaam)] hartjes naar [verzonnen naam] had gestuurd.
Chatgesprek aangever met [verzonnen naam]
:
Schat
Lieverd
Ik heb 1500
Honderd
Nodig Shat
[slachtoffer (voornaam)]:
100 euro
[verzonnen naam]:
Nee
Is weinig lieverd
Red ik nie schatje
(…)
[verzonnen naam] :
Kan ie me helpen Lievie
??????
[slachtoffer (voornaam)] :
Eerst kijk da ik geef 100 euro aan jou
(…)
[verzonnen naam] :
Kan nie 100 euro
Kan nie 100 euro moet 1000
(…)
[slachtoffer (voornaam)] :
Ik vind snel ik geld geven ik wil eerst elkaar zien dan als wij gaan goed dan ik geven geld
[verzonnen naam] :
Oké adres aub
Proces-verbaal van bevindingen
Op 10 oktober 2019, heb ik de telefoon Iphone, die in beslag genomen is bij verdachte [medeverdachte] , uitgelezen. Hierbij zag ik dat het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] hoorde bij deze telefoon. Ik zag dat [medeverdachte] veelvuldig contact had met " [....] ". Ik zag dat bij " [....] " het telefoonnummer [telefoonnummer 2] stond. Vervolgens heb ik onderzoek gedaan naar de WhatsApp gesprekken tussen [medeverdachte] en " [....] ". Ik zag dat [medeverdachte] " [....] ", meerdere malen [verdachte (voornaam)] noemde.Tijdens de aanhouding is het voertuig, waar de verdachten mee waren, doorzocht. Uit het proces verbaal van bevindingen kwam naar
voren dat zij een paspoort aantroffen met 3 gaten er in. Het paspoort stond op naam van:
[verdachte] , geboren [1989] te [geboorteplaats 2] . Vervolgens ben ik in ons politiesysteem gaan zoeken naar [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] 2 dochters heeft, genaamd [A] , en [B] , geboren [2019] . Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte] de ouders waren van beide kinderen.
Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte]
V: Heb je een relatie? Zo ja met wie?
A: De moeder van mijn kinderen. Dat is [verdachte] .
Proces verbaal van verhoor verdachte
V: Heb je een relatie? Zo ja met wie?
A: Ja, met [medeverdachte] .
WhtatsApp berichten tussen [medeverdachte] en “ [....] ”
[....] : [telefoonnummer 2] (de rechtbank constateert: het telefoonnummer van [verdachte] )
[.] (owner – [medeverdachte] ) [telefoonnummer 1]
2-7-2019 21.00 uur – [....]
Wil je [locatie]
2-7-2019 21.00 uur – [medeverdachte]
Waar ben je dan
2-7-2019 21.01 uur – [....]
[locatie]
2-7-2019 22.25 uur – [....]
Breng jij ze ff naar de bank 600 eraf halen
2-7-2019 22.26 uur – [medeverdachte]
Welke bank heeft die
2-7-2019: 22.27 uur – [....]
Rabo
2-7-2019 23.50 uur – [....]
Ga je ff met hem na bank
2-7-2019 23.50 uur – [medeverdachte]
Ja is goed maar daarna ga ik slapen
2-7-2019 23.52 uur – [medeverdachte]
Wil die nu gaan of straks
2-7-2019 23.52 uur – [....]
Ga maar
en
Aub
3-7-2019 16.19 uur – [medeverdachte]
Doe loonstroken gaan van jan tot april
en
Ik weet niet van wanneer ze nodig zijn
en
Wat voor e-mail adres heb je geven
en
En wachtwoord
en
Bij die scooter ding
3-7-2019 16.41 uur – [....]
[.] is hoed gekeurd
3-7-2019 16.56 uur – [....]
Kan je dat sturen
Opmerking rechtbank: op de navolgende afbeeldingen is te zien dat vervolgens afbeeldingen van de bankpas en een identiteitsbewijs op naam van [slachtoffer] worden doorgestuurd.
3-7-2019 16.56 uur – [....]
En achter kant
3-7-2019 16.57 uur – [....]
Bankpas
3-7-2019 16.57 uur – [....]
Na deze nummer
en
Als je deze kan sturen gaan hun aan vragen
3-7-2019 17.05 uur – [....]
Ken je die achter kant van pinpas mailen
3-7-2019 17.09 uur – [medeverdachte]
Wat zei je over [plaats 3]
3-7-2019 17.13 uur – [....]
[straat 5] [nummeraanduiding 3/letter]
3-7-2019 17.13 uur – [....]
Goed gekeurd
3-7-2019 17.14 uur – [medeverdachte]
Wat voor winkel is dat
3-7-2019 17.15 uur – [....]
Nee van die Turken
en
Die weten ervan
3-7-2019 17.19 uur – [medeverdachte]
Moet er bij betaald worden
en
Ik heb geen cent bij me
en
???
en
Hallo
3-7-2019 17.19 uur – [....]
Hij heb
en
Miss 50
3-7-2019 17.25 uur – [medeverdachte]
Dan ga ik nu na die adres
en
Met hem
3-7-2019 17.25 uur – [....]
Oké
3-7-2019 17.55 uur – [medeverdachte]
Hoe heet die winkel
3-7-2019 17.55 uur – [....]
[.]
3-7-2019 17.55 uur – [medeverdachte]
[.]
3-7-2019 17.57 uur – [medeverdachte]
Geen [.]
3-7-2019 18.23 uur – [medeverdachte]
Het is ook niet makkelijk met hem
3-7-2019 18.23 uur – [....]
Nee man
en
Gevaarlijk
3-7-2019 18.23 uur – [medeverdachte]
Maar hij doet wel alles
Proces-verbaal van bevindingen
Op 3 juli 2019 omstreeks 22:10 uur troffen wij op de [straat 2] te [plaats 4] een grijze Volkswagen Passat Variant TDI voorzien van het kenteken [kenteken] aan. Dit voertuig staat op naam van [........] .
Ik zag dat er in het middenconsole een boekje Overboeken binnen Nederland van de
Rabobank op naam van [slachtoffer] , [straat 3] [nummeraanduiding 2] , [postcode 2] [plaats 2] .Ik zag dat er in het vak die zich aan de achterzijde van de passagiersstoel van het voertuig bevind, een stapel papieren zat. Rekeningafschriften, salarisstroken, doorlopende machtiging, comfortlease, overeenkomst mobiele aansluiting KPN. Allen op naam van [slachtoffer] .
De navolgende schriftelijke bescheiden
- Een doorlopende machtiging Standaard Europese Incasso SEPA op naam van [slachtoffer] , [straat 3] [nummeraanduiding 2] [postcode 2] te [plaats 2] . Reden afschrijving: aflossing krediet en ondertekend door [slachtoffer] op 3 juli 2019.
- een Overeenkomst Niet-doorlopend goederenkrediet Comfort Lease ter waarde van € 7.258,32 op naam van [slachtoffer] , [straat 3] [nummeraanduiding 2] , [postcode 2] te [plaats 2] ten behoeve van ‘ [onderneming] [.] ’ en ondertekend door [slachtoffer] op 3 juli 2019.
- een Overeenkomst mobiele aansluiting KPN op naam van [slachtoffer] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] )[straat 4] [nummeraanduiding 2] [postcode 3] [plaats 5] en gedateerd 3 juli 2019. Nummer automatische incasso: [rekeningnummer] .
- een mutatieoverzicht afkomstig van de Rabobank van rekeningnummer [rekeningnummer] en/of op naam van [slachtoffer] met een afschrijving middels een geldopname op 3 juli 2019, kort na middernacht, via een geldautomaat in [plaats 4] van 600 euro.
Bewijsoverwegingen
De betrouwbaarheid van de verklaring van aangever
De rechtbank gaat uit van de verklaringen zoals afgelegd door de aangever. Aangever heeft op 4 juli 2019 en op 31 juli 2019 bij de politie verklaringen afgelegd. De verklaring op 31 juli 2019 werd met behulp van een tolk in de ‘Nederlandse Gebarentaal’ afgelegd. Daarnaast heeft aangever een uitgebreide verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris op 2 november 2021.
Aangever is slechtziend en doof. Aangever heeft dan ook aangegeven dat hij weliswaar niet alles heeft kunnen zien en verstaan, maar aangever heeft duidelijk en ondubbelzinnig verklaard over hoe het contact met de verdachte, onder het pseudoniem ‘ [verzonnen naam] ’ tot stand is gekomen, hoe hij vervolgens de medeverdachte heeft leren kennen en wat hem daarna is overkomen op 2 en 3 juli 2019. Aangever verklaart hierover consistent.
.
De door aangever beschreven gebeurtenissen met betrekking tot de diverse handelingen die van aangever verlangd werden, worden ondersteund door overige bewijsmiddelen. De rechtbank verwijst hierbij naar het volgende.
Uit de inhoud van de chatconversatie “ [datingsite] ” blijkt dat de verdachte onder de naam ‘ [verzonnen naam] ’ op 1 juli 2019 contact heeft met aangever en vrijwel onmiddellijk en dwingend om geld vraagt. Los van de vraag of deze verdachte ten tijde van het eerste contact al wist dat aangever slechtziend en doof was, blijkt uit de inhoud van deze conversatie overduidelijk dat deze verdachte niet uit was op een
datemet aangever, maar dat zij andere intenties had.
Omdat aangever niet bereid was direct geld over te maken, werd op 2 juli 2019 een afspraak gemaakt. Aangever werd rond 19.30 uur opgehaald. Aangever, verdachte en een andere vrouw zijn een stuk gaan rijden en hebben vervolgens gegeten bij de [locatie] in [plaats 1] ...
Zoals hiervoor is uitgewerkt staat vast dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] een relatie hebben. Het telefoonnummer van de verdachte stond in de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte] opgeslagen onder de noemer ‘ [....] ’. De avond van 1 juli 2019, wanneer aangever door de verdachte, die hij kent als [verzonnen naam] , en een verder onbekend gebleven derde vrouw werd meegenomen naar de [locatie] , vraagt ‘ [....] ’ (verder: verdachte) aan de medeverdachte of hij ook [locatie] wil en zegt zij dat ze in de [locatie] is.
Omdat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] aan [verdachte] toebehoort en dit nummer in de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte] is opgeslagen onder ‘ [....] ’, hij haar regelmatig [verdachte (voornaam)] noemt, en zij hem een bericht stuurt dat zij bij [locatie] is op het moment dat aangever [slachtoffer] zegt dat hij met [verzonnen naam] (en een andere vrouw) daar is, staat vast dat verdachte de persoon is die zich bij aangever heeft voorgedaan als [verzonnen naam]
Aangever verklaarde verder dat hij daarna werd meegenomen naar de woning van verdachte, waar ook de medeverdachte [medeverdachte] , door aangever in eerste instantie omschreven als ‘de man met de baard’ aanwezig was. Aangever verklaarde dat hij later die avond/nacht 600 euro moest pinnen en dat hij samen met de man met de baard (verder: de medeverdachte [medeverdachte] ) met de auto naar een pinautomaat is gereden.
Deze gebeurtenis wordt bevestigd in het WhatsApp gesprek tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] , waarin verdachte aan de medeverdachte [medeverdachte] vraagt om 600 euro van de bank te halen, zij verder aangeeft dat het de Rabobank moet zijn en, kort voor middernacht, de medeverdachte nogmaals aanspoort met ‘ga je ff met hem na bank’, waarop deze antwoordt dat dat goed is. Dat er inderdaad kort na middernacht 600 euro is gepind van de bankrekening van aangever blijkt uit het mutatieoverzicht van de Rabobank.
Aangever heeft vervolgens de nacht in de woning van verdachte moeten doorbrengen. Met betrekking tot de gebeurtenissen op 2 en 3 juli 2019 heeft aangever verklaard dat hij met de medeverdachte [medeverdachte] naar zijn woning is gereden alwaar door de onbekend gebleven vrouw diverse papieren/formulieren, waaronder rekeningafschriften en salarisstroken, uit zijn woning werden meegenomen.
Vast staat dat in de auto van deze medeverdachte diverse formulieren van aangever zijn aangetroffen, waaronder onder meer rekeningafschriften en salarisstroken. De rechtbank stelt vast dat deze uit de woning van aangever zijn meegenomen. In het WhatsApp gesprek op 3 juli 2019 om 16.19 uur spreken verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] er ook over dat zij salarisstroken nodig hebben.
Op naam en rekening van aangever is, via een internetaanvraag, een scooter aangekocht. Aangever heeft op 3 juli 2019 een daartoe strekkende goederenkrediet ondertekend. Verdachte en de medeverdachte bespraken rond 16.25 uur welke email adres en wachtwoord hierbij, ‘bij die scooterding’ moeten worden gegeven. Om 16.41 uur meldt verdachte aan de medeverdachte [medeverdachte] dat ‘ [.] is hoed gekeurd’. De rechtbank kan dit niet anders lezen en opvatten dan dat de kredietaanvraag met betrekking tot deze scooter is goedgekeurd.
Aangever heeft ook, in bijzijn van de medeverdachte [medeverdachte] , op 3 juli 2019 een telefoon moeten aanschaffen in [plaats 3] aan de [straat 5] [nummeraanduiding 3/letter] . Hier moest 50 euro contant worden betaald. Verdachte maakt op 3 juli 2019 om 17.13 uur via WhatsApp melding van dit adres en de medeverdachte [medeverdachte] meldt diezelfde dag om 17.16 uur dat er betaald moet worden en dat hij geen cent bij zich heeft. Verdachte zegt dat hij (de rechtbank begrijpt: aangever) misschien 50 heeft.
Verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] zijn voorts, zoals blijkt uit de meergenoemde WhatsApp berichten, druk doende om de pinpas en het identiteitsbewijs van aangever in te scannen en door te sturen.
Verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] merken op dat het niet gemakkelijk met hem (de aangever) is, maar dat hij wel alles doet.
De rechtbank heeft dan ook geen enkele reden om het waarheids- en betrouwbaarheidsgehalte van de verklaringen van aangever in twijfel te trekken en zal deze verklaringen dan ook gebruiken voor het bewijs
Het verweer van de raadsman, inhoudende dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte dezelfde persoon is als [verzonnen naam] , wordt op grond van bovengenoemde overwegingen verworpen.
Met betrekking tot de dwang
De rechtbank is - anders dan de raadsman- van oordeel dat de gedragingen van verdachte en haar medeverdachte jegens de aangever een zodanige druk hebben opgeleverd dat aangever hieraan geen weerstand kon bieden en zich gedwongen voelde te voldoen aan hetgeen van hem werd verlangd.
Aangever heeft immers verklaard dat hij op diverse momenten middels gebaren duidelijk heeft gemaakt dat hij niet wilde doen wat hij moest doen, maar dat er volstrekt niet naar hem geluisterd werd. Hij werd ‘gepusht’ en was bang dat hem iets zou worden aangedaan. Aangever werd in een auto meegenomen, moest bij hem onbekende mensen blijven slapen, zijn telefoon werd hem afgenomen en hij kon en mocht die woning niet verlaten. Aangever moest een flink geldbedrag pinnen en afstaan. Aangever moest maar toezien dat diverse papieren uit zijn woning werden meegenomen en moest met deze hem onbekende mensen mee en stukken ondertekenen waarvan hij de inhoud en strekking niet kende. Aangever geeft zelf ook aan dat hij bang was. Aangever was ook niet in staat om zich behoorlijk verstaanbaar te maken. Het moet verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] volstrekt duidelijk zijn geweest dat zij te maken hadden met een zeer beperkte man die onder dwang handelde.
Naast de verklaringen van de aangever blijkt ook overduidelijk uit de WhatsApp gesprekken van de intentie bij verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] om aangever in een korte tijd en zo snel mogelijk financieel uit te kleden.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat verdachte dit feit heeft gepleegd in een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte [medeverdachte] . Aangever heeft verklaard dat ‘die dikke vrouw’ de papieren in een tas deed en dat zij vervolgens teruggingen naar het huis van die man en [verzonnen naam] en dat die dikke vrouw vervolgens die tas aan [verzonnen naam] , aan verdachte, gaf. Dat verdachte niet zelf bij het wegnemen van deze stukken uit de woning van aangever aanwezig is geweest doet aan een bewezenverklaring terzake het medeplegen van deze diefstal niet af.
De verweren van de raadsman worden verworpen.
De rechtbank acht het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.