ECLI:NL:RBMNE:2023:3799

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
16.039701-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot dwang en oplichting van een kwetsbare man in de Mediamarkt te Utrecht

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die samen met anderen heeft geprobeerd een kwetsbare dove en slechtziende man te dwingen tot het afsluiten van twee telefoonabonnementen. De feiten vonden plaats tussen 1 en 3 juli 2019 in Utrecht, waar de verdachte en medeverdachten de aangever naar de Mediamarkt hebben meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de dwang bij een poging is gebleven, dankzij het alerte optreden van een medewerker van de Mediamarkt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde, namelijk poging tot dwang, is wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft daarbij geen rekening gehouden met een oud reclasseringsrapport, omdat niet is gebleken dat de kwetsbaarheid van de verdachte in deze zaak een rol heeft gespeeld. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte, die een fors strafblad heeft maar geen recidive op vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de strafmaat verdisconteerd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.039701.21

Vonnis van de meervoudige kamer van 14 juli 2023

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1978 te [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres] ,
[woonplaats] .

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F. Rethmeier en van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. C.E. Hok-A-Hin, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
in de periode van 1 juli 2019 tot en met 3 juli 2019 te Utrecht, samen met anderen, [slachtoffer] door enige andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het afsluiten van meerdere telefoonabonnementen.
Subsidiairis dit feit ten laste gelegd als een poging tot dwang.
Meer subsidiairis dit feit ten laste gelegd als een poging tot oplichting.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is van oordeel dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een voltooid delict. Ook ten aanzien van subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. De voor de dwang benodigde feitelijkheden zijn in het leven geroepen door de medeverdachten en niet door verdachte. Verdachte was er niet bij aanwezig toen aangever naar de woning van de medeverdachten werd meegenomen. Verdachte was alleen betrokken bij het (mee)rijden naar de Mediamarkt. Verdachte heeft de aangever ook niet gedwongen om bepaalde handelingen te verrichten. Dit geldt ook voor de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot oplichting; er is geen sprake geweest van een verkeerde voorstelling van zaken door verdachte. Verdachte dient dan ook integraal te worden vrijgesproken.

Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak primair (dwang)

De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, nu er geen sprake is geweest van een voltooid delict.

Bewijsmiddelen subsidiair (poging dwang)

De rechtbank gaat op grond van de hierna opgenomen wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige]
Ik ben werkzaam als verkoper Telefonie bij een winkel genaamd: Mediamarkt te Utrecht. Op 3 juli 2019 omstreeks 20.15 uur was ik werkzaam in bovengenoemde winkel.
Er liepen de twee mannen naar mijn balie toe. Ik zag dat een van de mannen doofstom was. Ik zag dat omdat deze man twee gehoorapparaten droeg waarbij beide waren verbonden met een sticker die ieder apart aan een zijde op de zijkant van zijn het hoofd was geplakt of bevestigd. Ik zag dat deze man ook een bril droeg met opvallende dikke glazen. Het is voor mij aannemelijk dat deze man (man 1) ook slechtziend was. Ik zal de andere man in mijn verklaring man 2 noemen. [2] Ik zag en hoorde dat man 2 aan mij vroeg of ik twee abonnementen voor een telefoon van het merk: Apple, type Iphone X wilde aansluiten voor man 1. Ik hoorde dat man 2 tegen mij vertelde dat een 1 abonnement voor man 1 was. En het andere abonnement voor de dochter van man 1. Ik had ook de gegevens nodig van man 1. Ik zag en hoorde dat man 2 de dochter belde van man 1 om het emailadres van man 1 door te geven. Ik zag dat man 2 zijn telefoon aan mij gaf en hoorde een vrouwenstem. Ik hoorde dat de vrouw zich voorstelde als [A] . Ik vertelde [A] dat het een emailadres moest zijn op naam van de aanvrager dus man 1. Ik hoorde de vrouw een emailadres noemen: [emailadres] .
Ik hoorde man 2 tegen mij zeggen dat hij twee nieuwe nummers wilde. Ik ben naar achteren gelopen naar het magazijn waar ook de beveiliging aanwezig is. Ik vertelde de beveiliger dat ik het vermoeden had dat man 1 onder dwang van man 2 de abonnementen moest afsluiten. Ik kreeg ook de indruk dat man 1 niet begreep wat er gebeurde. De beveiliger heeft toen de politie gebeld. [3] Ik kan man 2 als volgt omschrijven: Haardracht: lang haar in een staart. [4]
Een proces-verbaal van bevindingen
Op 3 juli 2019 omstreeks 20.19 uur kregen wij de opdracht om te gaan naar de Mediamarkt te Utrecht, alwaar twee mannen in de winkel waren die twee telefoons wilden kopen met dure telefoon abonnementen. Een (l) van deze mannen zou doofstom zijn. De medewerkers van de Mediamarkt zouden het gevoel krijgen dat de doofstomme man opgelicht werd door die andere man.
Wij hoorde dat de latere getuige [getuige] ons vertelde: "Ik zag dat deze mannen bij mij kwam en staan en ik hoorde dat de man met lang haar mij vertelde dat hij voor de andere man twee telefoons wilde afsluiten en daarbij twee abonnementen. Ik hoorde tevens dat deze man met lang haar vertelde dat hij de ander man kwam helpen in verband met zijn handicap.
Ik hoorde toen dat de man met lang haar mij vertelde dat de telefoons waren voor de doofstomme man en zijn dochter [A] ".
Ik, verbalisant, heb hierop de getuige [getuige] gevraagd weer terug te lopen naar de
twee mannen en te vragen of hij die dochter [A] ter controle mocht bellen. Tevens
vertelde ik, [verbalisant] dat hij net moest doen alsof zijn printer kapot was. Hierdoor kon hij met de te kopiëren legitimatiebewijs naar mij toe komen zodat ik deze doofstomme man kon natrekken in het politiesysteem.
Hierop kon ik het identiteitskaart van de doofstomme man controleren. [5] Ik zag dat deze doofstomme man betrof.: [slachtoffer] geboren [geboortedatum 2] -1964 te [geboorteplaats 2] . Na onderzoek identiteitsgegevens van [slachtoffer] zag ik dat hij geen kinderen op naam had. Hierop heb ik contact gezocht met een broer van [slachtoffer] . Ik hoorde toen dat broer [B] mij vertelde: "Mijn broer [slachtoffer] heeft geen kinderen”. Hierop zijn wij, verbalisanten naar de later aangever [slachtoffer] en de later verdachte [verdachte] gelopen. Ik, verbalisant [verbalisant] deelde gelijk de cautie mede aan [verdachte] . Hierop vroeg ik hem waar hij [slachtoffer] van kende. Ik hoorde dat hij mij vertelde: "Ik ken hem van de straat. Ik moest van hem twee telefoons kopen en heb hem daarbij geholpen." Ik vroeg hierop aan [verdachte] wie en waar de dochter van [slachtoffer] was. Ik hoorde dat [verdachte] mij toen vertelde:"' Ik snap niet wat je bedoelt. Er is geen zus ik moest gewoon twee telefoons kopen voor hem". Hierop hebben wij de verdachte [verdachte] aangehouden voor poging oplichting. Later bleek deze [verdachte] te zijn: [verdachte] geboren [geboortedatum 1] -1978 te [geboorteplaats 1] . [6]
Aangever [slachtoffer] verklaarde als volgt
V: Wat is er op 3 juli 2019 gebeurd?
A: [pseudoniemnaam medeverdachte] heeft mijn telefoon gepakt en gebeld naar mijn chef. Zij heeft mij ziek gemeld. [pseudoniemnaam medeverdachte] heeft toen mijn telefoon weer afgepakt. Ik mocht niet bellen. Ongeveer om 19.00
uur waren we in Utrecht bij de Mediamarkt. De man met staartje, de man met het baardje en [pseudoniemnaam medeverdachte] hadden mij meegenomen naar de Mediamarkt. De man met het staartje is met mij mee de mediamarkt ingelopen. [pseudoniemnaam medeverdachte] en de man met het baardje hebben in de auto gewacht.
V: Heeft u dit allemaal vrijwillig gedaan?
A: Nee, ik durfde ook geen nee te zeggen. [7]
Bij de rechter-commissaris heeft aangever de volgende verklaring afgelegd
V: U vertelt over man 2, die vriend. Hoeveel tijd zat er tussen het aankomen van man 2 bij de woning en het vertrek naar de Mediamarkt?
A: Om 19.00 uur zijn we bij de Mediamarkt geweest. Die man kwam in de avond. Woensdagavond.
V: Wanneer kwam die meneer in het huis?
A: Om 16.00, 17.00 uur denk ik. Ik was er nog niet want wij reden van Amersfoort terug naar Utrecht, naar het huis van [pseudoniemnaam medeverdachte] en haar man. Toen was die vriend er al. Ik heb hem niet zien aankomen. Ik zag hem opeens in het gesprek. Die vriend zei toen 'kom, kom' en
toen zijn we naar de auto gegaan. [8]
V: Rechter-commissaris: ik wil u vragen om te vertellen wie er waren toen u de Mediamarkt in ging.
A: [pseudoniemnaam medeverdachte] en haar man bleven in de auto zitten. We stonden geparkeerd en samen met die vriend, man 2, ben ik naar binnen gegaan. Zij bleven daar geparkeerd staan. Man 2 zei tegen mij `kom we gaan lopen'. Ik liep met die vriend naar de Mediamarkt. Wij zijn daar ingegaan en die vriend praatte. Ik praatte niet.
V: U was in de Mediamarkt met man 2. En dan?
A: Wij gingen vrij gericht de Mediamarkt binnen. Ik wist niet waar ik naartoe moest. Ik heb weer gewacht want er werd niet gesproken met mij. De vriend deed met een man op de computer ook weer het woord. [9]
De politie heeft eerst die vriend meegenomen en er was een andere politie en die heeft mij geholpen. Toen was het eindelijk klaar en kon ik naar mijn eigen huis. Gelukkig hoefde ik niet nog meer dingen te doen. [10]
Een proces-verbaal van bevindingen
Nadat ik de telefoon van de verdachte [verdachte] Nokia TA 1010 aan het onderzoeken was,
las ik een conversatie met " [contactnaam] " met telefoonnummer [telefoonnummer] (de rechtbank stelt vast: het telefoonnummer van [medeverdachte 1] , bij aangever bekend als [pseudoniemnaam medeverdachte] ).
Deze conversatie werd gedaan op 03-07-2019 vanaf
03.32.24 uur oftewel de juiste tijd 15.46.61 uur.
( Hieronder moet je dus elke keer 12.14.37 uur bij optellen om de juiste tijd te
weergegeven)
O = Ontvangen bericht
S = Verzonden bericht
0 03.32.24 uur = [verdachte] wil je wat verdienen
S 05.25.23 uur = Is goedt
S 05.25.56 uur = Wat moet gebeuren?
S 05.26.20 uur = Wat ga je mij geven?
S 05.27.04 uur = Ik zie je zo
O 08.21.32 uur = Doet die moeilijk ofso
S 08.22.28 uur = Ja beetje wel kijke vragen komt goedt [11]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 3 juli 2019 in de middag werd benaderd door [medeverdachte 1] met de vraag of hij wat wilde verdienen. Verdachte ging daar op in en ontmoette de aangever kort daarna in de woning van [medeverdachte 1] . Vervolgens zijn verdachte, [medeverdachte 1] en haar man [medeverdachte 2] , met de auto en samen met aangever richting de Mediamarkt gereden. Verdachte en aangever zijn vervolgens de Mediamarkt binnengegaan.
In de Mediamarkt voerde verdachte het woord en verklaarde hij dat aangever twee abonnementen wilde afsluiten, waaronder een abonnement voor zijn dochter. Om geloofwaardig over te komen belde verdachte zelfs met een zogenaamde dochter van aangever en gaf vervolgens de telefoon aan een medewerker van de mediamarkt, om een en ander te kunnen verifiëren.
Als de politie verdachte later naar de zogenaamde dochter van aangever vraagt, weet verdachte van niets en verklaart hij dat er geen zus is, dat hij aangever kent van de straat en dat dat hij twee telefoons moest kopen voor hem.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Vast staat dat verdachte vrijwel direct inging op het aanbod van [medeverdachte 1] om wat te verdienen en ook vraagt “wat ga je mij geven”. Zeer kort daarna ontmoette verdachte de aangever bij [medeverdachte 1] thuis. Vervolgens werden verdachte en de aangever afgezet in de omgeving van de Mediamarkt en zegt verdachte tegen aangever dat hij met hem moet meekomen. In de Mediamarkt is het verdachte die het woord voert en namens aangever, zogenaamd namens aangever en zijn dochter, telefoonabonnementen probeert af te sluiten. Intussen, in de Mediamarkt, heeft verdachte nog contact met [medeverdachte 1] en zegt verdachte, op de vraag van [medeverdachte 1] of aangever moeilijk doet, dat dat inderdaad ‘een beetje’ het geval is, maar dat het goed komt.
Gezien alle hiervoor uitgewerkte bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan dan dat verdachte wel degelijk wist dat aangever een kwetsbare man was die, zowel door [medeverdachte 1] als door verdachte, werd ingezet voor eigen gewin. Verdachte heeft hierbij ook zelf een actieve rol gespeeld en heeft zich, tezamen en in vereniging met anderen, schuldig gemaakt aan poging tot dwang jegens de aangever door middel van de hierboven uitgewerkte feitelijkheden. Dat verdachte, naar de raadsvrouw stelt, mogelijk zelf ook een kwetsbaar persoon is, doet hier niets aan af. Verdachte is willens en wetens op het aanbod van [medeverdachte 1] om geld te verdienen ingegaan en heeft een eigen, actieve rol gespeeld in het geheel.
De verweren worden dan ook verworpen.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
op 3 juli 2019 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, een ander, te weten [slachtoffer] , door enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten
- het afsluiten van meer telefoonabonnementen en
- het afgeven meer telefoons,
door, terwijl die [slachtoffer] een kwetsbare man is die doofstom, slechtziend en gemakkelijk te beïnvloeden,
- die [slachtoffer] in een auto mee te nemen naar de Mediamarkt en
- in de Mediamarkt het woord te voeren en voor te doen dat die [slachtoffer] meer telefoonabonnementen wilde afsluiten voor zichzelf en voor familieleden
onder welke omstandigheden er voor die [slachtoffer] een afhankelijkheidssituatie was ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken en tengevolge waarvan die [slachtoffer] geen weerstand aan verdachte kon bieden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Poging tot een ander door een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk te dwingen iets te doen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen hechtenis.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat bij een strafoplegging rekening moet worden gehouden met de forse overschrijding van de redelijke termijn. Dit tijdsverloop is niet aan verdachte te wijten en hiermee zal in strafmatigende zin rekening mee moeten worden gehouden. Daarnaast merkt de verdediging op dat rekening moet worden gehouden met het gegeven dat verdachte ook een kwetsbaar persoon is en dat hij in feite niet meer was dan de loopjongen; er kan makkelijk misbruik worden gemaakt van verdachte. In dit verband heeft de verdediging gewezen op een reclasseringsrapport van 20 juli 2018 dat voor een oudere zaak was opgesteld. De verdediging heeft dit rapport ter zitting overgelegd. De verdediging wijst er voorts op dat verdachte na dit feit niet meer in aanraking is gekomen met politie en/of justitie. De verdediging verzoekt de rechtbank dan ook om te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot het dwingen van [slachtoffer] tot het afsluiten van een tweetal telefoonabonnementen. Dit dwingen is gebeurd door ‘een andere feitelijkheid’ waartegen de aangever geen weerstand heeft kunnen bieden. Dat deze dwang bij een poging is gebleven, is uitsluitend te danken aan het alerte optreden van een medewerker van de Mediamarkt.
Aangever was een kwetsbare man, slechtziend en doof, had geen idee van wat hem overkwam en kon en durfde zich niet adequaat te verzetten tegen hetgeen hem overkwam.
Het gedrag en handelen van verdachte en de medeverdachten is beneden alle peil. Het is stuitend om te zien hoe deze personen, kennelijk zonder enige gewetensbezwaren, een dergelijk kwetsbare man onbeschaamd hebben misbruikt ten behoeve van alleen maar eigen financieel gewin.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden meteen uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 24 mei 2023. Daaruit blijkt dat verdachte een fors strafblad heeft, maar geen recidive op feiten als in deze zaak ten laste gelegd. De rechtbank zal dit in strafmatigende noch verhogende zin meewegen. Hoewel uit het ouder reclasseringsrapport waar de verdediging naar verwijst blijkt dat verdachte werd gezien als kwetsbaar en beïnvloedbaar, is de rechtbank ter terechtzitting, mede door afwezigheid van verdachte, niet gebleken dat die gestelde kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid nog speelt en/of in deze zaak een rol van betekenis heeft gespeeld.
Strafoplegging
De rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 24 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. Verdachte is in de onderhavige zaak op 3 juli 2019 door de politie gehoord (de termijn is toen aangevangen), terwijl het vonnis op 14 juli 2023 wordt gewezen. Dat betekent dus dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van ongeveer twee jaar. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding zal moeten worden verdisconteerd in de op te leggen straf.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uren passend en geboden. Gelet op het tijdsverloop zal de rechtbank verdachte een taakstraf van 150 uren opleggen.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 45, 47 en 284 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart het primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mrs. O. Böhmer en A. Scheper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Gardenier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juli 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 3 juli 2019 te Utrecht, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
- het afgeven van 600 euro, en/of
- het afsluiten van een of meer telefoonabonnementen
- het afgeven van een of meer telefoons, en/of
- het afsluiten van een of meer verzekeringen en/of
- het ondertekenen van een of meer (machtigings)formulieren en/of (krediet)aanvragen en/of (krediet)overeenkomsten,
door, terwijl die [slachtoffer] een (kwetsbare) man is die doofstom, slechtziend en verstandelijk en geestelijk beperkt en/of gemakkelijk te beïnvloeden,
- die [slachtoffer] , te benaderen via een datingsite
- zich in het daaropvolgende contact met die [slachtoffer] voor te doen als ' [pseudoniemnaam medeverdachte] ' en/of als potentiële relatie
- een afspraak te maken met die [slachtoffer]
- die [slachtoffer] op te halen met een auto
- de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en/of te beletten dat die [slachtoffer] zijn telefoon kon gebruiken
- die [slachtoffer] niet thuis te brengen en/of mee te nemen naar een andere woning
- te voorkomen dat die [slachtoffer] die woning kon verlaten
- die [slachtoffer] ziek te melden bij zijn werkgever
- die [slachtoffer] in een auto mee te nemen naar een bankautomaat, telefoonwinkels en/of de Mediamarkt
- in die telefoonwinkels en/of de Mediamarkt het woord te voeren en/of voor te doen dat die [slachtoffer] een of meer telefoonabonnementen wilde afsluiten voor zichzelf en/of voor familieleden
- ( terwijl die [slachtoffer] zich in een andere woning en/of winkel bevond) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij zijn handtekening moest zetten onder documenten
onder welke feiten en/of omstandigheden er voor die [slachtoffer] een (afhankelijkheids)situatie was ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken en/of tengevolge waarvan die [slachtoffer] geen weerstand aan verdachte en/of zijn mededaders kon bieden;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 3 juli 2019 te Utrecht, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
- het afgeven van 600 euro, en/of
- het afsluiten van een of meer telefoonabonnementen
- het afgeven van een of meer telefoons, en/of
- het afsluiten van een of meer verzekeringen en/of
- het ondertekenen van een of meer (machtigings)formulieren en/of (krediet)aanvragen en/of (krediet)overeenkomsten,
door, terwijl die [slachtoffer] een (kwetsbare) man is die doofstom, slechtziend en verstandelijk en geestelijk beperkt en/of gemakkelijk te beïnvloeden,
- die [slachtoffer] , te benaderen via een datingsite
- zich in het daaropvolgende contact met die [slachtoffer] voor te doen als ' [pseudoniemnaam medeverdachte] ' en/of als potentiële relatie
- een afspraak te maken met die [slachtoffer]
- die [slachtoffer] op te halen met een auto
- de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en/of te beletten dat die [slachtoffer] zijn telefoon kon gebruiken
- die [slachtoffer] niet thuis te brengen en/of mee te nemen naar een andere woning
- te voorkomen dat die [slachtoffer] die woning kon verlaten
- die [slachtoffer] ziek te melden bij zijn werkgever
- die [slachtoffer] in een auto mee te nemen naar een bankautomaat, telefoonwinkels en/of de Mediamarkt
- in die telefoonwinkels en/of de Mediamarkt het woord te voeren en/of voor te doen dat die [slachtoffer] een of meer telefoonabonnementen wilde afsluiten voor zichzelf en/of voor familieleden
- ( terwijl die [slachtoffer] zich in een andere woning en/of winkel bevond) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij zijn handtekening moest zetten onder documenten
onder welke feiten en/of omstandigheden er voor die [slachtoffer] een (afhankelijkheids)situatie was ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken en/of tengevolge waarvan die [slachtoffer] geen weerstand aan verdachte en/of zijn mededaders kon bieden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op omstreeks 3 juli 2019 te Utrecht, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer] en/of de Mediamarkt te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
- het aangaan een of meerdere telefoonabonnementen en/of de afgifte van een of meer telefoons immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededaders,
- die [slachtoffer] in een auto meegenomen naar de Mediamarkt
- in die Mediamarkt het woord gevoerd en/of voorgedaan dat die [slachtoffer] een of meerdere (telefoon)abonnementen wilde afsluiten voor zichzelf en/of zijn dochter
- iemand gebeld die zich uitgaf voor de dochter van die [slachtoffer]
- de indruk gewekt dat het ging om (een) lening(en), die terugbetaald zou(den) worden, en/of zich jegens die [slachtoffer] voor te doen als bonafide schuldenaar, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal bevinden, te weten een proces-verbaal van 9 november 2019, met registratienummer PL0900-2019197029 volgens de in dit dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pag. 22 (proces-verbaal van verhoor getuige)
3.Pag. 23 (proces-verbaal van verhoor getuige)
4.Pag. 24 (proces-verbaal van verhoor getuige)
5.Pag. 27 (proces-verbaal van bevindingen)
6.Pag. 28 (proces-verbaal van bevindingen)
7.Pag. 20 (proces-verbaal van verhoor aangever
8.Pag. 10 (proces-verbaal verhoor van getuige)
9.Pag. 11 (proces-verbaal verhoor van getuige)
10.Pag. 12 (proces-verbaal verhoor van getuige)
11.Pag. 138 (proces-verbaal van bevindingen)