ECLI:NL:RBMNE:2023:3751

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
16-073918-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling door een minderjarige

Op 11 juli 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige, die op 14 maart 2023 in Leerdam geprobeerd heeft een slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank heeft de zaak achter gesloten deuren behandeld, aangezien de verdachte minderjarig was. Tijdens de zitting op 27 juni 2023 waren de verdachte, zijn raadsvrouw, de officier van justitie, en de ouders van het slachtoffer aanwezig. De officier van justitie beschuldigde de minderjarige van poging tot zware mishandeling, waarbij het slachtoffer meermalen tegen het hoofd is geslagen en geschopt. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder aangiften en camerabeelden, zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de minderjarige wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de minderjarige strafbaar was en legde een jeugddetentie op van 90 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die materiële en immateriële schadevergoeding eiste, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en de impact op het slachtoffer, en besloot dat de minderjarige nog een kans moest krijgen om zijn behandeling voort te zetten, ondanks zijn eerdere veroordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/073918-23; 16-174453-22 (vord. tul) en 16-213591-22 (vord. tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 juli 2023
in de strafzaak tegen
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: [minderjarige] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 juni 2023. [minderjarige] was bij deze zitting aanwezig, daarom is sprake van een vonnis op tegenspraak. Omdat [minderjarige] ten tijde van de tenlastegelegde feiten minderjarig was, heeft de rechtbank de zaak achter gesloten deuren behandeld.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [minderjarige] , zijn raadsvrouw mr. D. Schaddelee, advocaat te Breukelen, en de officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers. Daarnaast waren aanwezig de moeder van [minderjarige] en S. Hafsi, jeugdreclasseringswerker. Ook waren aanwezig de ouders van de benadeelde partij [slachtoffer] , bijgestaan door mr. R.H. Bouwman, advocaat te Amsterdam.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [minderjarige] ervan dat hij:
op 14 maart 2023 te Leerdam heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk toe te brengen (
primair), dan wel dat hij op 14 maart 2023 te Leerdam [slachtoffer] heeft mishandeld (
subsidiair).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [minderjarige] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. [minderjarige] heeft aangever tegen het hoofd geslagen en met geschoeide voet tegen het hoofd geschopt. Dat dit met kracht gebeurd is, volgt uit het letsel. Het hoofd is een kwetsbaar en vitaal onderdeel van het lichaam. Door hier met kracht tegen te slaan en te schoppen is de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanwezig. [minderjarige] heeft het risico hierop op de koop toegenomen en had hier aldus voorwaardelijk opzet op.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Uit de aangifte [slachtoffer] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende: [2]
Op 14 maart 2023 omstreeks 21:00 uur zat ik op de bankjes op het [locatie] te Leerdam. Ik zag dat jongen 1 snel op mij af kwam lopen. Ik voelde dat hij mij gelijk bij mijn hals greep en naar achteren duwde. Toen ik op mijn rug op de grond lag zag ik dat de jongen over mij heen ging staan op zijn hurken. Ik zag dat hij met zijn rechtervuist hard naar mijn gezicht sloeg en voelde dat hij mij meermaals met zijn rechtervuist hard op mijn neus sloeg. Ik voelde gelijk pijn in mijn neus. Ik hoorde dat hij daarna zei: "Vind je dat normaal" en voelde dat hij mij steeds tussendoor hard op mijn gezicht sloeg met zijn rechtervuist. Ik zag dat hij rechtop ging staan en zag dat hij zijn rechtervoet omhoog haalde en dat hij mij daarmee overdwars op mijn gezicht stampte. Hij deed dit tweemaal. Ik voelde pijn vanwege dit stampen.
Op de zitting van 27 juni 2023 heeft [minderjarige] - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard: [3]
Ik heb aangever in zijn gezicht geslagen en een trappende beweging richting hem gemaakt.
Uit een proces-verbaal bevindingen, inhoudende het bekijken van de camerabeelden, blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende: [4]
Ik zag dat de verdachte opstond en een stampende en trappende beweging maakte richting het slachtoffer, welke op zijn rug in het plantsoen lag. Ik zag dat de verdachte recht boven het slachtoffer stond. Ik zag dat de stamp ter hoogte van het hoofd was.
Bewijsmotivering
De rechtbank is door de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen ervan overtuigd dat [minderjarige] heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [minderjarige] :
op 14 maart 2023 te Leerdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermalen (met kracht) tegen het hoofd heeft geslagen en geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [minderjarige] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [minderjarige] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Primair: poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [minderjarige] uitsluit. [minderjarige] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [minderjarige] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van drie maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en daarnaast een contactverbod met het slachtoffer.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht [minderjarige] een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie. De verdediging is akkoord met de voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad en het contactverbod met het slachtoffer. Dit geldt ook voor het verzoek de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [minderjarige] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
[minderjarige] heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Het slachtoffer zat buiten op een bankje met twee vrienden toen [minderjarige] langsliep. Volgens [minderjarige] keek het slachtoffer hem aan wat voor [minderjarige] aanleiding was om het slachtoffer meermalen te slaan en te schoppen tegen het hoofd en het gezicht. De rechtbank vindt het geweld dat [minderjarige] heeft gepleegd uiterst kwalijk. Dergelijk geweld maakt inbreuk op de lichamelijke integriteit en zorgt voor gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer. Dat deze gevoelens nog langere tijd kunnen blijven bestaan blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring van het slachtoffer die ter zitting is voorgelezen. Waar [minderjarige] verder lijkt te kunnen gaan met zijn leven, heeft aangever nog elke dag last van de mishandeling en beperkt het hem in zijn leven. Daarnaast veroorzaken dit soort strafbare feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Op het plein waren naast het slachtoffer ook anderen aanwezig. Ook voor hen is dit een nare ervaring geweest.
De rechtbank vindt het zorgelijk dat dit feit is gepleegd kort nadat [minderjarige] is veroordeeld door de kinderrechter en hij in twee proeftijden liep. Uit het strafblad van [minderjarige] blijkt dat hij nog geen twee maanden voor dit feit door de kinderrechter is veroordeeld. [minderjarige] heeft voor dit feit onder andere een voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd gekregen met een proeftijd van 2 jaar. Blijkbaar hebben deze veroordeling, de andere veroordeling en de proeftijden waar [minderjarige] nog in liep tijdens het plegen van onderhavig feit geen indruk op hem gemaakt. Dat vindt de rechtbank kwalijk. Daar staat tegenover dat de rechtbank het positief vindt dat [minderjarige] ter zitting openheid van zaken heeft gegeven.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van [minderjarige] van 22 mei 2023, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van de Raad van 26 juni 2023. De Raad acht het belangrijk dat de inmiddels ingezette intensieve begeleiding en het strenge toezicht, opgelegd bij de schorsing van de voorlopige hechtenis, langere tijd blijven voortduren om de kans op recidive te verminderen. De begeleiding door de jeugdreclasseerder verloopt goed en te zien is dat [minderjarige] een positieve ontwikkeling doormaakt. Zo komt hij afspraken na, heeft hij school weer opgepakt, houdt hij zich aan de regels, is actief op zoek naar een adequate dagbesteding en is hij aangemeld bij de Waag voor behandeling. Het is belangrijk dat deze positieve lijn voortgezet wordt. De Raad adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met de bijzondere voorwaarden dat [minderjarige] :
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig Midden Nederland en de intensieve begeleiding aanvaardt in het kader van ITB Harde Kern;
  • zijn medewerking verleent aan elektronische monitoring/enkelband zolang de jeugdreclasseerder dit nodig acht;
  • zijn medewerking verleent aan aanvullende behandeling bij de Waag of soortgelijke instelling zolang dit nodig wordt geacht;
  • zijn medewerking verleent aan begeleiding van Nieuwe Perspectieven;
  • naar school en/of stage en/of werk en/of dagbesteding gaat volgens afspraak met de jeugdreclasseerder en zich houdt aan de regels en afspraken die daar gelden.
8.3.3.
Conclusie
Gelet op de ernst van het feit, kan niet met een andere strafmodaliteit worden volstaan dan een vrijheidsbenemende straf. Het is zorgwekkend dat [minderjarige] zich op zo’n jonge leeftijd wederom schuldig heeft gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Het is bovendien niet de eerste keer dat [minderjarige] is veroordeeld voor een ernstig strafbaar feit. De rechtbank vindt daarom dat [minderjarige] eigenlijk jeugddetentie moet ondergaan, maar ziet reden om [minderjarige] nog één laatste kans te geven dat te voorkomen. De rechtbank vindt het namelijk belangrijk dat [minderjarige] door blijft gaan met de behandeling en begeleiding die hij nu krijgt. Dat kan worden doorkruist als [minderjarige] vast komt te zitten. [minderjarige] heeft bovendien in deze zaak al 31 dagen vastgezeten. De rechtbank zal daarom geen onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die langer duurt dan het voorarrest en zal verder een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de volgende straf passend en geboden is: een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die [minderjarige] in voorarrest heeft doorgebracht (namelijk 31 dagen), met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke jeugddetentie de door de Raad voorgestelde bijzondere voorwaarden verbinden. Daarnaast zal de rechtbank een contactverbod opleggen met aangever [slachtoffer] . De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren, nu er gelet op de inhoud van het rapport ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [minderjarige] opnieuw een strafbaar feit zal plegen als hij niet binnen een strak kader begeleid wordt.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 5.671,18. Dit bedrag bestaat uit € 671,18 materiële schade en € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan [minderjarige] ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de materiële kostenposten geen verweer gevoerd. Ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade is verzocht het bedrag te matigen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, de gevorderde materiële schadevergoeding niet is betwist en deze de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
Immateriële schade
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de door de benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding vast dat hij, als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde, lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat de benadeelde partij daarnaast ook anderszins in zijn persoon is aangetast door het psychische leed dat hij heeft overgehouden aan de mishandeling door [minderjarige] , ligt gelet op de hiervoor (onder 8.3.1. onder het kopje "ernst van de feiten") beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand. Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,- kan worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 2.171,18, bestaande uit € 671,18 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 maart 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[minderjarige] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan [minderjarige] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.171,18 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 maart 2023 tot de dag van volledige betaling. Gelet op de toepasselijkheid van het jeugdstrafrecht zal de rechtbank bepalen dat er geen gijzeling kan plaatsvinden voor het geval [minderjarige] niet tot (algehele) betaling overgaat.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij de stukken bevindt zich ook de vordering van de officier van justitie in de zaak met parketnummer 16-174453-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis op tegenspraak van 15 september 2022 van de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, waarbij [minderjarige] is veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met bevel dat het voorwaardelijke gedeelte van deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bij de stukken bevindt zich ook de vordering van de officier van justitie in de zaak met parketnummer 16-213591-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis op tegenspraak van 23 januari 2023 van de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, waarbij [minderjarige] is veroordeeld tot (onder andere) een jeugddetentie van twee maanden voorwaardelijk, met bevel dat het voorwaardelijke gedeelte van deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen ten uitvoer gelegd dienen te worden.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-213591-22 voor de helft om te zetten naar een werkstraf en voor de overige helft (1 maand jeugddetentie) de proeftijd te verlengen. De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-174453-22 geen standpunt ingenomen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-174453-22 moet worden toegewezen. [minderjarige] heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf, te weten 20 uur werkstraf, alsnog ten uitvoer gelegd worden.
De rechtbank is van oordeel dat ook de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-213591-22 moet worden toegewezen. [minderjarige] heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.
De rechtbank zal daarbij bepalen dat de opgelegde jeugddetentie van 2 maanden zal worden omgezet in een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren.
De rechtbank herhaalt in dit verband dat het belangrijk is dat [minderjarige] de ingezette hulpverlening en de positieve weg die hij heeft ingeslagen kan doorzetten. Hoewel er gelet op de ernst van het nu bewezen verklaarde feit alle reden is om de twee maanden jeugddetentie ten uitvoer te leggen, zal de rechtbank deze voorwaardelijke straf om die reden omzetten in een werkstraf.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
90 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten
31 dagen, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
in minderingzal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
59 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- stelt als
algemene voorwaardendat veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig Midden Nederland en de intensieve begeleiding aanvaardt in het kader van ITB Harde Kern;
  • zijn medewerking verleent aan Elektronische Monitoring (enkelband) zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • zijn medewerking verleent aan aanvullende behandeling bij de Waag of soortgelijke instelling zolang dit nodig wordt geacht;
  • zijn medewerking verleent aan begeleiding van Nieuwe Perspectieven;
  • dagbesteding heeft in de vorm van school en/of stage en/of werk volgens afspraak met de jeugdreclassering en zich houdt aan de regels en afspraken die daar gelden;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2006);
- waarbij aan Samen-Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven als bedoeld in
artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.171,18, bestaande voor een bedrag van € 671,18 uit materiële schade en voor een bedrag van € 1.500,- uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2023, tot de dag van volledige betaling;
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 2.171,18 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2023, tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze verplichting aangevuld met 0 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd
als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op dit moment begroot op nihil, alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst toe de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16-174453-22;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 15 september 2022 voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 20 uren;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst toe de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16-213591-22;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 23 januari 2023 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 maanden;
- bepaalt dat [minderjarige] in plaats van de jeugddetentie een taakstraf in de vorm van een werkstraf dient te verrichten voor de duur van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval [minderjarige] de werkstraf niet of niet naar behoren verricht, de werkstraf wordt vervangen door 60 dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma, kinderrechter, en mr. S.D. Groen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2023.
De oudste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 maart 2023 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 maart 2023 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te schoppen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 maart 2023 genummerd 2023076344 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 73. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van 14 maart 2023, opgesteld door [verbalisant 1] , p. 8-9
3.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 27 juni 2023.
4.Proces-verbaal bevindingen van 15 maart 2022, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 38-43.