ECLI:NL:RBMNE:2023:3746

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
10576042 \ UV EXPL 23-152
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over onvoldoende verwarming en huurprijsvermindering in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, heeft eiseres, een huurder, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, de verhuurder, met als doel de terugplaatsing van radiatoren en een huurprijsvermindering van 60% te vorderen. Eiseres stelt dat de vervangende elektrische kachels die zij van gedaagde heeft ontvangen, onvoldoende zijn om de woning adequaat te verwarmen. De procedure begon met een dagvaarding op 3 juli 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 13 juli 2023. Tijdens de behandeling heeft eiseres haar vorderingen toegelicht, terwijl gedaagde deze heeft betwist.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een gebrek in de woning. De radiatoren waren op 13 december 2022 verwijderd, maar eiseres heeft niet uitgelegd waarom zij niet eerder actie heeft ondernomen, vooral gezien de winterse omstandigheden. Gedaagde heeft wel degelijk alternatieven geboden in de vorm van elektrische kachels, waarvan eiseres zelf de keuze heeft gemaakt. De rechter concludeert dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de elektrische kachels niet voldoen en dat er geen gebrek is aan verwarming.

Daarom heeft de kantonrechter de vorderingen van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, vastgesteld op € 793,00. De beslissing is op 27 juli 2023 openbaar uitgesproken door mr. I.L. Rijnbout.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10576042 \ UV EXPL 23-152
Vonnis in kort geding van 27 juli 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: M.A.E. van Ginneken (DAS),
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R. Reumkens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 juli 2023,
- de akte met producties van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 13 juli 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Hierna is bepaald dat het vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiseres] huurt van [gedaagde] de eerste verdieping van de woning aan het adres [adres] in [woonplaats] . Op 13 december 2022 zijn de radiatoren in de woning weggehaald. Ter vervanging hiervan heeft [eiseres] (in ieder geval) twee elektrische kachels van [gedaagde] gekregen.
2.2.
Volgens [eiseres] zijn de twee elektrische kachels niet voldoende om de woning te verwarmen en is er daardoor sprake van een gebrek. Daarom vordert [eiseres] in deze kort geding procedure dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot het terugplaatsen van de radiatoren, op straffe van een dwangsom. Daarnaast vordert [eiseres] dat een huurprijsvermindering van 60% wordt vastgesteld en eist zij betaling van de (vanwege de huurprijsvermindering) te veel betaalde huur vanaf 13 december 2022.
2.3.
[gedaagde] is het hier niet mee eens en betwist – kort gezegd – dat er sprake is van een gebrek.

3.De beoordeling

3.1.
In dit kort geding moet, op basis van de processtukken en dat wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, worden beoordeeld of het in deze zaak aannemelijk is dat de vorderingen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat, vooruitlopend daarop, toewijzing van de vorderingen is gerechtvaardigd. De eisende partij moet er een spoedeisend belang bij hebben dat op het oordeel in de bodemprocedure vooruit wordt gelopen. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in een kort geding procedure geen plaats is voor bewijslevering.
3.2.
In de eerste plaats kunnen er vraagtekens worden geplaatst bij het spoedeisend belang van de vorderingen van [eiseres] . De radiatoren zijn namelijk op 13 december 2022 al weggehaald. Het is niet duidelijk geworden waarom [eiseres] destijds niet een kort geding procedure gestart, terwijl het op dat moment winter was en verwarming dan meer noodzakelijk is dan nu in de zomer.
3.3.
Daarnaast is het, nog los van de vraag of [eiseres] wel een spoedeisend belang heeft, onvoldoende aannemelijk geworden dat de vorderingen van [eiseres] in een eventuele bodemprocedure zullen worden toegewezen. [eiseres] heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een gebrek. De radiatoren zijn weliswaar weggehaald, maar niet is gebleken dat [eiseres] hier niet van op de hoogte was. Bovendien staat vast dat [gedaagde] voor een alternatief heeft gezorgd, namelijk elektrische kachels. Deze elektrische kachels mocht [eiseres] zelf uitzoeken en [gedaagde] heeft daarvoor betaald. Hoewel deze elektrische kachels volgens [eiseres] niet voldoende zijn om de gehele woning te verwarmen, heeft zij dat niet onderbouwd. Eén van de kachels zou na twee weken stuk zijn gegaan, maar dat blijkt niet uit de stukken. Bovendien heeft [gedaagde] [eiseres] de mogelijkheid geboden om de (vermeende) defecte elektrische kachel retour te verzenden zodat zij een nieuwe zou kunnen ontvangen. Daar heeft [eiseres] geen gebruik van gemaakt. Ook heeft [gedaagde] op 4 februari 2023 een derde elektrische kachel aan [eiseres] geleverd, maar deze heeft [eiseres] zonder goede reden geweigerd. Uit dit handelen van [eiseres] blijkt dan ook niet dat de kachels zodanig slecht werkte, dat zij de woning niet voldoende kan verwarmen. Het ligt voor de hand dat zij anders pro-actiever had gehandeld, en bijvoorbeeld deze derde kachel wel had aangenomen. [eiseres] heeft tot slot nog aangevoerd dat de meterkast onvoldoende capaciteit heeft voor alle elektrische kachels van zowel haarzelf als haar onderbuurvrouw, waarmee zij (kennelijk) wil aangeven dat de elektrische kachels geen goed alternatief zijn. Zij stelt dat de stoppen meerdere keren per dag doorslaan, maar ook die stelling heeft [eiseres] niet onderbouwd en leidt dus niet tot een ander oordeel.
3.4.
Omdat het niet aannemelijk is geworden dat de woning onvoldoende verwarmd kan worden en er dus geen sprake is van een gebrek, hoeft [gedaagde] de radiatoren niet terug te plaatsen. Ook is er geen plaats voor huurprijsvermindering. Daarvoor is immers vereist dat er sprake is van een gebrek. De vorderingen van [eiseres] worden daarom afgewezen.
3.5.
[eiseres] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 793,00 (vast tarief kort geding gemiddelde zaak) aan salaris gemachtigde.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 793,00,
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2023.