ECLI:NL:RBMNE:2023:3743

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
16/241918-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld, poging tot afpersing en brandstichting met gevangenisstraf en TBS als gevolg

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 5 juli 2023, is de verdachte beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder diefstal met geweld, poging tot afpersing en brandstichting. De feiten vonden plaats in Utrecht op 18 en 19 september 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 september 2022 een autosleutel heeft gestolen van het slachtoffer, terwijl hij geweld gebruikte. Dit gebeurde toen de verdachte de auto van het slachtoffer klem reed en met een brandblusser het raam van de auto verbrak. De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen om zijn telefoon af te geven, maar deze poging is niet voltooid. Op 19 september 2022 heeft de verdachte vervolgens de auto van de moeder van het slachtoffer in brand gestoken, wat leidde tot gemeen gevaar voor andere voertuigen.

De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de aangifte van het slachtoffer betrouwbaar was, ondersteund door getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De verdachte werd geconfronteerd met zijn eerdere veroordelingen en het recidivegevaar werd als hoog ingeschat. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 18 maanden en een TBS-maatregel met verpleging van overheidswege geëist, gezien de ernst van de feiten en het risico op herhaling. De verdediging pleitte voor een minder zware maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormde.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en werd hij ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/241918-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1996 te [geboortedatum 2] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 januari 2023, 29 maart 2023 en 21 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Nieli en van hetgeen mr. P.H.W. Spoelstra, advocaat te Gouda, namens verdachte, alsmede hetgeen de heer [gemachtigde] , namens de benadeelde partijen [slachtoffer] en [benadeelde] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 18 september 2022 te Utrecht een autosleutel heeft gestolen van [slachtoffer] terwijl deze diefstal is vergezeld met geweld;
feit 2
op 18 september 2022 te Utrecht gepoogd heeft om [slachtoffer] af te persen;
feit 3
op 19 september 2022 te Utrecht opzettelijk brand heeft gesticht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Voor zover relevant worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken onder het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wegens gebrek aan bewijs moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde. Daartoe overweegt de raadsman dat alleen uit de aangifte blijkt dat verdachte de autosleutel heeft weggenomen en dat verdachte heeft geprobeerd om de telefoon af te pakken.
Voorts heeft de raadsman bepleit dat verdachte van het onder feit 3 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, nu niet vast staat dat het verdachte is geweest die de auto in brand heeft gestoken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
T.a.v. feit 1 en 2
Uit de aangifte van [slachtoffer] van 18 september 2022, blijkt het volgende [2] :
Mijn ex-vriend is [verdachte] . Op 18 september 2022 reed ik op de Brailledreef in Utrecht. Toen ik bijna stilstond voor een rood verkeerslicht, zag ik dat een voertuig mij inhaalde en mij vervolgens klem reed. Ik kon niet meer vooruit en niet meer opzij. Ik zag dat mijn ex-vriend [verdachte] uit het voertuig stapte. Ik zag dat hij in zijn rechterhand een roodkleurige brandblusser had. Ik zag dat hij met twee handen de brandblusser vastpakte en dat hij de brandblusser met een slingerworp tegen het raam aan de bestuurderskant sloeg. Ik zag dat hierdoor het glas van het raam brak. Ik voelde dat er glasscherven op mij terecht kwamen. Ik zag dat [verdachte] met zijn hoofd en bovenlichaam door de opening van het raam ging. Hij drukte zijn bovenlichaam tegen mijn lichaam en hij zei: “geef je telefoon nu!”. Hij riep naar mij: “niet bellen”. Ik voelde dat hij mijn lichaam naar achteren bleef drukken, zodat hij bij mijn autosleutel kon komen. Vervolgens zag ik dat hij mijn autosleutel in zijn hand had en zich terugtrok door het raam naar buiten. Ik zag dat hij terug in zijn voertuig stapte en wegreed. Ik voelde mij erg bang.
Uit de getuigenverklaring van [getuige 1] van 18 september 2022, blijkt het volgende [3] :
Op 18 september 2022 fietste ik op de Brailledreef in Utrecht. Ik zag een busje ter hoogte van de verkeerslichten. Ik zag dat hierachter een personenauto, Seat Ibiza, stond. Ik zag dat er een man bij de personenauto stond. Ik zag dat de man door het raam van de bestuurder van de personenauto ging. Ik zag niet precies wat hij aan het doen was, maar het wekte bij mij de indruk dat er ruzie was of dat er gevochten werd. Ik zag dat de man de personenauto weer uitkwam en dat hij naar de bus toe liep. Ik ben naar de personenauto gegaan en zag dat er een brandblusser naast de personenauto lag. Ik zag dat het bestuurdersraam volledig kapot was.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 21 september 2022, blijkt het volgende [4] :
Op zondag 18 september 2022, omstreeks 20:45 uur, kwamen wij ter plaatse op de Brailledreef te Utrecht. Wij zagen dat er een auto, een Seat Ibiza met het kenteken [kenteken 1] , stil stond voor het verkeerslicht bij de kruising van de Brailledreef met de Loevenhoutsedijk en de Taagdreef te Utrecht. Wij zagen de brandblusser aan de linkerzijde van het voertuig liggen. Ik, [verbalisant 1] , ging in gesprek met [slachtoffer] en zag dat zij hevig geëmotioneerd was.
Uit het verhoor van getuige [getuige 2] van 19 september 2022, blijkt het volgende [5] :
V: je zegt net dat [verdachte] de autosleutel had weggegooid. Hebben jullie de autosleutel nog gevonden?
A: ja, een meisje heeft twee dagen na de brand op Facebook een post geplaatst met de vraag of iemand een sleutel kwijt was. Wij zijn de sleutel bij haar gaan ophalen. Ze vertelde dat ze de sleutel had gevonden in de bocht bij cafetaria [naam] .
Bewijsoverweging
De rechtbank verwerpt het betoog van de raadsman dat verdachte wegens gebrek aan bewijs moet worden vrijgesproken. De rechtbank acht de aangifte van het slachtoffer betrouwbaar. De aangifte wordt ondersteund door de getuigenverklaring van de heer [getuige 1] , door de verklaring van de verbalisanten die het slachtoffer ter plaatse in hevig geëmotioneerde toestand hebben aangetroffen, en door het feit dat de autosleutel van het slachtoffer later in de omgeving is teruggevonden.
T.a.v. feit 3
Uit de aangifte van [benadeelde] van 19 september 2022, blijkt het volgende [6] :
Op 19 september, omstreeks 00.35 uur, was ik in mijn woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats 1] . Ik hoorde een enorme knal. Ik ben samen met mijn zoon naar buiten gegaan en zag dat mijn auto, een grijze Mercedes, in brand stond.
Uit de aangifte van [aangever] van 19 september 2022, blijkt het volgende [7] :
Op 19 augustus was ik aanwezig in mijn woning gelegen aan de [adres 3] in [plaats 1] . Ik hoorde een enorme knal. Ik keek naar buiten en zag dat de auto die naast mijn auto stond geparkeerd, in brand stond. Ik zag vervolgens dat mijn auto ook in brand vloog.
Uit de getuigenverklaring van [getuige 2] van 19 september 2022, blijkt het volgende [8] :
Op 19 september, omstreeks 00.35 uur, hoorde ik een harde knal vanuit mijn woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats 1] . Ik zag dat de auto van mijn moeder in brand stond. Ik zag een grijze bus de straat uitrijden. Ik zag dat dit de bus van [verdachte] was. Ik herken deze bus aan het rondje op de achterdeur.
Uit het forensisch onderzoek aan voertuigen van 29 september 2022, blijkt het volgende [9] :
Wij zagen twee voertuigen staan die onderhevig zijn geweest aan brand.
Voertuig: Personenauto
Merk/type” Mercedes-Benz C 180
Voertuig: Personenauto
Merk/type: Nissan Kubistar 1.5 Dc
Uit het rapport incident-operationeel van de brandweer van 19 september 2022, blijkt het volgende [10] :
Classificatie 1: brand
Soort VVMD brandstof: benzine
Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 30 november 2022, blijkt het volgende [11] :
0: Aan verdachte wordt een afbeelding getoond van een persoon die op 18 september 2022 tussen 23:48 uur en 23:54 uur uit de Opel Combo kenteken [kenteken 2] stapt bij de benzinepomp van het benzinestation " [A] " te [vestigingsplaats] .
A: Ja dat ben ik. Ik zat als passagier en [verdachte] als bestuurder.
0: Aan verdachte wordt een afbeelding getoond van een persoon die op 18 september 2022 tussen 23:48 uur en 23:54 uur de shop van het benzinestation " [A] " te [vestigingsplaats] binnen loopt.
V: Wie is deze persoon?
A: Dat is [verdachte] . [12]
A: Op een gegeven moment waren we in Utrecht. Hij parkeerde de auto op een plek die ik niet kende. Ik heb gewacht. Toen hij terugkwam was hij aan het hijgen. [13]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 6 december 2022, blijkt het volgende [14] :
In de woning aan de [adres 4] in [plaats 2] (
de rechtbank begrijpt: de woonplaats van ouders van verdachte). Tijdens de doorzoeking is tussen de kleding en dekens gezocht en werd een autosleutel aangetroffen. De autosleutel lag ingevouwen in een deken. Dit betrof de autosleutel behorende bij de inbeslaggenomen Opel Combo voorzien van het kenteken [kenteken 2] .
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 27 september 2022, blijkt het volgende [15] :
In de loggings zag ik dat de bestelbus met kenteken [kenteken 2] op zondag 19 september 2022 de volgende ritten heeft afgelegd:
  • 23:21uur – 23:49 uur: Den haag – Shell A12 [A] te [vestigingsplaats] ;
  • 23:53 uur – 00:17 uur: Shell A12 [A] te [vestigingsplaats] – [adres 5] te [plaats 1] ;
  • 00:28 uur – 00:30 uur: [adres 5] te [plaats 1] – [adres 6] te [plaats 1] ;
  • 00:36 uur – 00:37 uur: [adres 6] te [plaats 1] ;
  • 00:37 uur – 01:23 uur: [adres 6] te [plaats 1] - Den Haag.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 26 september 2022, blijkt het volgende [16] :
lk zag dat de beelden van 18 september 2022 tussen 23:48:28 uur en 23:54:42 uur waren. De
beelden komen overeen met de daadwerkelijke datum en tijd. Ik zag dat er twee mannen uit het grijze busje stapten. Ik zag dat het busje langs de camera reed en dat het kenteken [kenteken 2] betrof.
signalement bestuurder:
  • Spijkerbroek met opvallende scheuren/verkleuringen;
  • witte North Face-jas met capuchon eraan en logo op de borst;
  • witte pet op zijn hoofd met een klein donkerkleurig logo erop.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 28 september 2022, blijkt het volgende [17] :
Op 26 september 2022 werden camerabeelden van tankstation Shell, gevestigd op de [adres 7] te [vestigingsplaats] bekeken door politieambtenaar [verbalisant 2] . [verbalisant 2] verzocht mij naar een printscreen van deze camerabeelden te kijken en vroeg of ik de personen hierop herkende. Ik herken de jongen met de witte pet als [verdachte] .
Bewijsoverweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de nacht van 19 september 2022 de auto van aangeefster [benadeelde] in brand heeft gestoken. Mevrouw [benadeelde] is de moeder van de ex-vriendin van verdachte.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte eerder op de avond samen met getuige [medeverdachte] vanuit Den Haag naar Utrecht is gereden in een bestelbus met kenteken [kenteken 2] . Uit de trackingsgegevens van de bestelbus blijkt dat de bestelbus onderweg is gestopt bij het Shell tankstation in [vestigingsplaats] . Op de camerabeelden van het Shell tankstation is te zien dat er twee mannen uit de bestelbus stappen. Na het uitlezen van de camerabeelden wordt verdachte door twee verbalisanten herkend als bestuurder van de bestelbus.
Uit de trackingsgegevens van de bestelbus blijkt voorts dat de bestelbus vervolgens is doorgereden naar Utrecht en op het moment van de brandstichting aanwezig was in de directe omgeving van de auto van aangeefster [benadeelde] . Ook uit de getuigenverklaring van [getuige 2] blijkt dat de bestelbus op dat moment op de plaats van de brandstichting aanwezig was. Getuige [medeverdachte] heeft tot slot verklaard dat verdachte de auto heeft geparkeerd, dat verdachte is uitgestapt en dat verdachte even later al hijgend terugkwam.
Tegen deze achtergrond verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman dat uit de bewijsmiddelen niet zou blijken dat het verdachte is geweest die de auto in brand heeft gestoken. Verdachte heeft geen enkele verklaring gegeven waarom hij midden in de nacht, nadat hij eerder op de avond zijn ex-vriendin had klemgereden, aanwezig was bij het huis en de auto van zijn ex-schoonmoeder. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte de brand heeft aangestoken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 18 september 2022 te Utrecht een autosleutel (behorende bij een Seat Ibiza) die geheel aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- de auto waarin die [slachtoffer] reed klem te rijden en tot stoppen te dwingen en
- met een brandblusser te slaan door de ruit van het bestuurdersportier van die auto en in te slaan, en
- ( vervolgens) via de kapotgeslagen ruit met zijn bovenlichaam naar binnen te gaan in die auto en die [slachtoffer] naar achteren in de bestuurdersstoel van die auto te drukken en tegen die [slachtoffer] te zeggen: "niet bellen en
- de autosleutel uit het contactslot van die auto te trekken;
feit 2
op 18 september 2022 te Utrecht op de openbare weg Brailledreef en/of Taagdreef en/of de Loevenhoutsedijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich te bevoordelen door geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een telefoon die geheel aan die [slachtoffer] toebehoorde
- de auto waarin die [slachtoffer] klem heeft gereden en tot stoppen te dwingen
- met een brandblusser heeft geslagen op/en door de ruit van het bestuurdersportier van die auto en
-(vervolgens) via die kapotgeslagen ruit met zijn bovenlichaam naar binnen is gegaan in die auto en die [slachtoffer] naar achteren in de bestuurdersstoel van die auto heeft gedrukt en tegen die [slachtoffer] te zeggen: "niet bellen" en
- tegen die [slachtoffer] heeft geroepen, althans gezegd: “Geef je telefoon nu”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
op 19 september 2022 te Utrecht opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, ten gevolge waarvan een personenauto, Mercedes C180, geheel of gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor een of meer andere auto’s
waaronder een Nissan Kubistar, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 2: poging tot afpersing;
feit 3: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest;
- te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege;
- een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoel in artikel 38z Wetboek van Strafrecht,
subsidiair een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoel in artikel 38v Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie is van mening dat het gaat om zeer ernstige feiten. Deze feiten zouden bovendien in het licht van de voorgaande veroordeling gezien moeten worden. Verdachte heeft al vastgezeten, een enkelband gehad en een contact- en locatieverbod gehad. Dit heeft hem er niet van weerhouden om mevrouw [slachtoffer] en haar familie opnieuw in de persoonlijke levenssfeer aan te tasten.
Uit de Rapportage Pro Justitia maakt de officier van justitie op dat er aanwijzingen zijn voor een verhoogd risico op nieuw stalkingsgedrag en het gebruik van geweld. De officier van justitie vindt het van belang dat het recidivegevaar wordt ingedamd. De deskundigen bieden een opening tot de oplegging van een tbs-maatregel. Een voorwaardelijk kader zou volgens deskundigen niet haalbaar zijn, gelet op eerdere behandelpogingen en interventies die niet succesvol zijn gebleken. Deze opening tezamen met de constatering dat gesproken kan worden van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogen, die ook aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde, maakt dat de officier van justitie verzoekt om een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege op te leggen. De officier van justitie verzoekt de tbs-maatregel ongemaximeerd op te leggen, omdat de misdrijven die zijn gepleegd de onaantastbaarheid van het lichaam van mevrouw [slachtoffer] hebben aangetast.
De gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel vordert de officier van justitie op te leggen, omdat zij dit noodzakelijk acht om het recidiverisico in de toekomst terug te kunnen dringen, dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter zitting aangevoerd dat in het geval verdachte wordt veroordeeld, een tbs-maatregel niet voor de hand ligt. Uit het rapport kan niet worden opgemaakt dat de deskundigen aansturen op een tbs-maatregel. Eventuele hulp aan verdachte zou ook geboden kunnen worden in het kader van een voorwaardelijke straf, dan wel door middel van een zorgmachtiging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft op 18 september 2022 mevrouw [slachtoffer] bestolen en heeft hierbij gebruik gemaakt van geweld. Tevens heeft hij haar proberen af te persen. Vervolgens heeft verdachte op 19 september 2022 de auto van de moeder van verdachte in brand gestoken. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat verdachte deze ernstige feiten heeft gepleegd. Door aangeefster klem te rijden, is op dat moment haar vrijheid afgenomen en is zij in een zeer beangstigende situatie terecht gekomen. Uit de poging om de telefoon van aangeefster af te pakken, maakt de rechtbank op dat verdachte invloed wilde uitoefenen op het leven van aangeefster. In de nacht heeft verdachte vervolgens doelbewust de woning van moeder bezocht en haar auto in brand gestoken, waardoor ook de auto die daarnaast stond vlam heeft gevat. Dit zijn zeer bedreigende situaties. Dat [slachtoffer] eerder is lastig gevallen door verdachte, maakt deze feiten nog beangstigender voor haar en haar familie. Kort nadat verdachte uit detentie kwam, beging hij deze feiten. Sindsdien zit hij opnieuw vast. Dit kan [slachtoffer] en haar familie het gevoel geven dat zij niet veilig zijn wanneer verdachte op vrije voeten loopt. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 13 juni 2022. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Wel is verdachte eerder veroordeeld wegens het plegen van delicten jegens aangeefster. De rechtbank neemt het verdachte dan ook ten zeerste kwalijk dat hij nogmaals feiten jegens aangeefster heeft gepleegd, terwijl hij een gewaarschuwd mens was.
Verdachte is gedurende zes weken opgenomen geweest en onderzocht in het Pieter Baan Centrum. De rechtbank heeft kennisgenomen van de hierover opgemaakte Rapportage Pro Justitia van 17 mei 2022, ondertekend door psychiater L.J.H. Kuipers en GZ-psycholoog M.C.F. Hoes.
Hoewel verdachte beperkt heeft meegewerkt aan het onderzoek hebben de deskundigen kunnen vaststellen dat er sprake is van een duidelijk patroon van probleemgedrag en een verstoorde agressieregulatie en langdurig disfunctioneren op diverse levensgebieden, dat nimmer langdurig gekeerd lijkt te zijn geweest. Gesteld kan worden dat de levensloop van betrokkene al vanaf de jeugd dermate verstoord is verlopen en het heeft er thans alle schijn van dat de vastgestelde normoverschrijdende gedragsstoornis zich heeft geconsolideerd tot een antisociale persoonlijkheidsstoornis met mogelijk ook narcistische trekken. Vanwege de beperkingen van het onderzoek kunnen onderzoekers een persoonlijkheidsstoornis in termen van de DSM-5 formeel met onvoldoende zekerheid vaststellen, maar wel kan gesproken worden van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Deze gebrekkige ontwikkeling was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
Deskundigen hebben aangegeven dat er diverse aanwijzingen zijn voor een verhoogd risico op nieuw stalkingsgedrag richting mevrouw [slachtoffer] en het gebruik van geweld. Hierbij wordt de kanttekening gemaakt dat, ondanks dat de deskundigen de risicofactoren zorgelijk vinden, er over het risico op mogelijk toekomstig geweld, vanwege de beperkingen van het huidige onderzoek, geen betrouwbare uitspraak kan worden gedaan.
De deskundigen concluderen dat indien de rechtbank oordeelt dat bescherming van de maatschappij aangewezen is en betrokkene behandeling behoeft, deze behandeling enkel binnen een gedwongen kader in een beveiligde setting kan plaatsvinden. Een voorwaardelijk kader wordt door de deskundigen niet haalbaar geacht nu eerdere behandelpogingen en interventies niet hebben geresulteerd in een bestendige gedragsverandering. Daarnaast heeft betrokkene zich eerder onttrokken aan opgelegde voorwaarden en heeft hij het opgelegde contactverbod (ten aanzien van huidige aangeefster) overtreden.
De rechtbank stelt op grond van de Rapportage Pro Justitia vast dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Deze gebrekkige ontwikkeling was ook aanwezig ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten. Gezien de overwegingen van de deskundigen acht de rechtbank het aannemelijk dat de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens het handelen van verdachte zodanig beïnvloedde, dat de feiten hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Uit de rapportage komt verder duidelijk naar voren dat er diverse aanwijzingen zijn voor een hoog recidiverisico. Gelet op het recidiverisico en het gebrek aan ziekte-inzicht bij verdachte acht de rechtbank het van belang dat verdachte langdurig, in een gestructureerde en beveiligde setting, wordt behandeld.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan alle wettelijke eisen van artikel 37a Sr om tot oplegging van de maatregel van tbs te komen. De bewezen verklaarde diefstal met geweld, afpersing en brandstichting zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog en een ander kader om de maatschappij afdoende te beschermen tegen de gedragingen van de verdachte als gevolg van zijn gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ontbreekt. De algemene veiligheid van personen en goederen, vereist dan ook terbeschikkingstelling.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden niet toereikend is om de bij verdachte bestaande problematiek te behandelen. Het ontbreekt verdachte aan ziekte-inzicht en bereidheid zich te laten behandelen waardoor hij niet in staat wordt geacht om zich aan voorwaarden te houden.
Alles overwegend zal de rechtbank bevelen dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De rechtbank acht een zorgmachtiging geen passende oplossing voor verdachte. De beveiligde setting waarin hij langdurig moet worden behandeld, kan in dat kader niet plaats vinden.
De totale duur van de maatregel is niet gemaximeerd nu verdachte wordt veroordeeld voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van artikel 38e lid 1 Sr.
Straf
De rechtbank acht, naast oplegging van genoemde maatregel, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd. Rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel
De officier van justitie heeft bij haar verzoek tot oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking geen recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies van een reclasseringsinstelling overgelegd, als voorgeschreven in artikel 38z, tweede lid, Sr. Zij heeft de rechtbank in overweging gegeven deze maatregel desondanks ambtshalve op te leggen.
De rechtbank ziet hiertoe geen aanleiding. Aan verdachte wordt de tbs-maatregel opgelegd die, vanwege de aard van het misdrijf, ongemaximeerd is. Dat impliceert dat beëindiging van de maatregel pas aan de orde is als het recidiverisico laag is. Daarnaast kunnen er in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging ook allerlei voorwaarden gesteld worden die een eventueel resterend recidive risico verder inperken. In dit geval is de rechtbank er niet op voorhand van overtuigd dat een verdere inperking van de bewegingsvrijheid van verdachte ook na beëindiging van de tbs-maatregel noodzakelijk is.
De officier van justitie heeft subsidiair verzocht om een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoel in artikel 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen, in de vorm van een contact- en locatieverbod. In lijn met hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een dergelijke maatregel.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt om de simkaart terug te geven aan verdachte. Ten aanzien van de telefoons en de usb-stick vraagt de officier van justitie om deze goederen verbeurd te verklaren. Het is namelijk mogelijk dat fotomateriaal van het slachtoffer [slachtoffer] en/of haar familie is verzameld op deze gegevensdragers. Dit zou verdachte later kunnen gebruiken om [slachtoffer] en/of familie wederom lastig te vallen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vraagt om teruggave van de onder verdachte in beslag genomen goederen. Indien hier belastend materiaal op staat, kunnen deze gegevens voor teruggave worden gewist.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen die aan verdachte toebehoren, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.BENADEELDE PARTIJ

Benadeelde partij [slachtoffer]
Mevrouw [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.915,-. Dit bedrag bestaat uit € 415,- materiële schade en € 2.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feit.
Benadeelde partij [benadeelde]
Mevrouw [benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 400,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde feit.
Benadeelde partij [aangever]
De heer [aangever] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.000,-. Dit bedrag bestaat uit € 3.750,- materiële schade en € 250,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
Benadeelde partij [slachtoffer]
De officier van justitie is van mening dat de materiële schade, bestaande uit de schade aan de ruit en het verplichte eigen risico, voldoende is onderbouwd. Ook acht de officier van justitie een direct verband aanwezig tussen hetgeen ten laste is gelegd onder de feiten 1 en 2 en de immateriële schade. Mevrouw heeft fysiek letsel en psychische schade door angst, stress en gevoelens van onveiligheid. De officier van justitie verzoek dan ook om de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
Benadeelde partij [benadeelde]
De officier van justitie is van mening dat de immateriële schade in direct verband staat met het strafbare feit. Door verdachte is ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van benadeelde en haar familie. De officier van justitie vindt dat benadeelde de psychische klachten die zij daardoor heeft ondervonden, voldoende heeft gemotiveerd. Hoewel het psychische letsel niet door een arts is vastgesteld, is de officier van justitie van mening dat in deze casus voldoende kan worden vastgesteld dat sprake is van een aantasting van de persoon. De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
Benadeelde partij [aangever]
De officier van justitie acht het gevorderde bedrag van € 3.750,- aan materiele schade toewijsbaar. Een vervangende auto zal meer kosten in verband met de prijsstijgingen, waardoor zijn schade groot is. De immateriële schade acht de officier van justitie niet toewijsbaar, nu zij van mening is dat deze onvoldoende is gemotiveerd. Ze verzoekt dan ook om dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Eventuele psychische schade kan dan later worden aangetoond. De officier van justitie verzoekt om de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen, tot een bedrag van € 3.750.-, het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Benadeelde partij [slachtoffer]
De raadsman is van mening dat de immateriële schade gematigd moet worden, aangezien uit het dossier niet blijkt dat er meer dan zes psychologische behandelingen hebben plaatsgevonden. Om die reden is de raadsman van mening dat aangesloten moeten worden bij categorie 1, een bedrag van € 1.000,-, in plaats van categorie 2, zoals omschreven door het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Voor het overige refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
Benadeelde partij [benadeelde]
De raadsman refereert zich ten aanzien van deze vordering van de benadeelde partij aan het oordeel van de rechtbank.
Benadeelde partij [aangever]
De raadsman is van oordeel dat de materiële schade gematigd moet worden tot een bedrag van € 3.000.-. De auto is een aantal jaren geleden gekocht en om die reden dient rekening te worden gehouden met een realistische afschrijving, aldus de raadsman. Evenals de officier van justitie stelt de raadsman zich op het standpunt dat de geestelijke schade niet verder is onderbouwd en de immateriële schade om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde materiele schade is voldoende onderbouwd. De psychische klachten, waarvoor immateriële schade is gevorderd, zijn met het intakeadvies van de GZ-psycholoog voldoende onderbouwd. De rechtbank waardeert de immateriële schade op een bedrag van EUR 2.500. De rechtbank zal het totaal gevorderde bedrag van EUR 2.915 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.915,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 september 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 39 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 3 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Hoewel de psychische klachten niet met een verklaring van een deskundige zijn onderbouwd, is de rechtbank van oordeel dat de psychische klachten gelet op de aard en ernst van de normschending kan worden aangenomen. Verdachte heeft de benadeelde partij bewust willen treffen door haar auto, vlakbij haar huis, in de nachtelijke uren, in brand te stelen. Mede gelet op de incidenten die in het verleden hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte dermate bedreigend is geweest voor de benadeelde partij, dat de psychische klachten ook zonder nadere onderbouwing kunnen worden aangenomen. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van EUR 400 alleszins redelijk en zal dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 400,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 september 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [aangever]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 3 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost van de vergoeding van de auto komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal dit bedrag echter matigen tot een bedrag € 3.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.000,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 september 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 157, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege wordt verpleegd;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • GSM (Omschrijving: PL0900-MD4R022108_736623 IMEI: [IMEI nummer 1] , Wit, merk: Apple);
  • Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: PL0900-MD4R022108_757932 Simkaart IMEI [IMEI nummer 2] , Lyca);
  • GSM (Omschrijving: PL0900-MD4R022108_736634 Huawei met zwarte ducktape en op de achterkant een st, Huawei);
  • USB-stick (Omschrijving: PL0900-MD4R022108_736633 SERIENUMMER [serienummer] , Kingston);
  • GSM (Omschrijving: PL0900-MD4R022108_736621, Samsung).
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.915,-.
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2.915,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 39 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Benadeelde partij [benadeelde]
  • wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 400,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 400,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangever]
  • wijst de vordering van [aangever] toe tot een bedrag van € 3000,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [aangever] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever] aan de Staat € 3.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 40 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en mr. B. Vis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. M.E.J. van de Mortel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juli 2023.
zijnde mr. Quak buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 18 september 2022 te Utrecht een autosleutel (behorende bij
een Seat Ibiza), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de auto waarin die [slachtoffer] reed klem te rijden en/of tot stoppen te dwingen
en/of
- met een brandblusser, althans een hard voorwerp, te slaan door de ruit van het
bestuurdersportier van die auto en/of in te slaan, althans slaande bewegingen te
maken in de richting van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) via de kapotgeslagen ruit met zijn bovenlichaam naar binnen te gaan
in die auto en die [slachtoffer] naar achteren in de bestuurdersstoel van die auto te
drukken en/of tegen die [slachtoffer] te zeggen: "niet bellen", althans woorden van
gelijke aard of strekking en/of
- de autosleutel uit het contactslot van die auto te trekken en/of te pakken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
feit 2
hij op of omstreeks 18 september 2022 te Utrecht op de openbare weg Brailledreef
en/of Taagdreef en/of de Loevenhoutsedijk ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot
de afgifte van een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die
[slachtoffer] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n)
- de auto waarin die [slachtoffer] klem heeft gereden en/of tot stoppen heeft
gedwongen en/of
- met een brandblusser, althans een hard voorwerp, heeft geslagen op/en door de
ruit van het bestuurdersportier van die auto en/of heeft geslagen, althans slaande
bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer] en/of
-(vervolgens) via die kapotgeslagen ruit met zijn bovenlichaam naar binnen is
gegaan in die auto en die [slachtoffer] naar achteren in de bestuurdersstoel van die
auto heeft gedrukt en/of en/of tegen die [slachtoffer] te zeggen: "niet bellen", althans
woorden van gelijke aard of strekking
- tegen die [slachtoffer] heeft geroepen, althans gezegd: “Geef je telefoon nu”, althans
woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
feit 3
hij op of omstreeks 19 september 2022 te Utrecht opzettelijk brand heeft gesticht
door open vuur in aanraking te brengen met benzine, althans een vluchtige en/of
brandbare stof welke benzine op, althans nabij, een personenauto, Mercedes C180,
(geparkeerd op of naabij de Santa Cruzdreef) was uitgegoten, althans aangebracht,
ten gevolge waarvan een personenauto, Mercedes C180, geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor een of meer andere auto’s
waaronder een Nissan Kubistar, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te
duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 januari 2023, genummerd 221205.1600.5882, genaamd 31Schuim22 / MD4R022108, opgemaakt door de districtsrecherche Stad-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 417. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Een proces-verbaal van aangifte van 18 september 2022, p. 22-24.
3.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 18 september 2022, p. 37-38.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 september 2022, p. 18.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 19 september 2022, p. 91-94.
6.Een proces-verbaal van aangifte van 19 september 2022, p. 83-84.
7.Een proces-verbaal van aangifte van 19 september 2022, p. 85-86.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 19 september 2022, p. 87-88.
9.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek voertuigen (Merced-Benz [kenteken 3] , Nissan [kenteken 4] ) van 29 september 2022, p. 96-97.
10.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid en onder 5, Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport incident-operationeel van de brandweer van 19 september 2022, p. 98-99.
11.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 30 november 2022, p. 255-263.
12.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 30 november 2022, p. 260
13.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 30 november 2022, p. 259
14.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 december 2022, p. 306.
15.Een proces-verbaal van bevindingen van 27 september 2022, p. 134-148.
16.Een proces-verbaal van bevindingen van 26 september 2022, p. 162-167.
17.Een proces-verbaal van bevindingen van 28 september 2022, p. 172-173.