In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is er een geschil ontstaan tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde] over de kwalificatie van betalingen die door [eiseres] aan [gedaagde] zijn gedaan. [eiseres] stelt dat het gaat om een lening die terugbetaald moet worden, terwijl [gedaagde] betoogt dat het om voorschotten gaat voor kosten die hij heeft gemaakt in het kader van een gezamenlijk project. De zaak is behandeld op 9 juni 2023, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een geldlening, maar van voorschotten die moeten worden afgerekend. De rechter heeft vastgesteld dat beide partijen hun administratie niet op orde hadden, wat heeft geleid tot de conclusie dat [gedaagde] de helft van de voorschotten, zijnde € 5.999,00, moet terugbetalen aan [eiseres]. Daarnaast heeft de rechter de wettelijke handelsrente afgewezen, omdat er geen lening is vastgesteld, maar wel toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. Ook zijn de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar beperkt tot het wettelijk tarief. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.
Het vonnis is op 12 juli 2023 uitgesproken door mr. H.A.M. Pinckaers, waarbij de rechter heeft bepaald dat [gedaagde] € 6.673,95 aan [eiseres] moet betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.