ECLI:NL:RBMNE:2023:3742

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
10340889 \ UC EXPL 23-1136
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de kwalificatie van voorschotten en de terugbetaling daarvan in een civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is er een geschil ontstaan tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde] over de kwalificatie van betalingen die door [eiseres] aan [gedaagde] zijn gedaan. [eiseres] stelt dat het gaat om een lening die terugbetaald moet worden, terwijl [gedaagde] betoogt dat het om voorschotten gaat voor kosten die hij heeft gemaakt in het kader van een gezamenlijk project. De zaak is behandeld op 9 juni 2023, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een geldlening, maar van voorschotten die moeten worden afgerekend. De rechter heeft vastgesteld dat beide partijen hun administratie niet op orde hadden, wat heeft geleid tot de conclusie dat [gedaagde] de helft van de voorschotten, zijnde € 5.999,00, moet terugbetalen aan [eiseres]. Daarnaast heeft de rechter de wettelijke handelsrente afgewezen, omdat er geen lening is vastgesteld, maar wel toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. Ook zijn de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar beperkt tot het wettelijk tarief. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Het vonnis is op 12 juli 2023 uitgesproken door mr. H.A.M. Pinckaers, waarbij de rechter heeft bepaald dat [gedaagde] € 6.673,95 aan [eiseres] moet betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10340889 \ UC EXPL 23-1136
Vonnis van 12 juli 2023
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. C.G. de Moor,
tegen
[gedaagde] , tevens handelend onder de naam [handelsnaam],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.K. den Haan.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de brief van 19 april 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 9 juni 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De heer [naam indirect DGA] (hierna: [naam indirect DGA] ) was in zijn hoedanigheid van indirect directeur-grootaandeelhouder aanwezig namens [eiseres] , samen met zijn gemachtigde. Ook [gedaagde] was aanwezig, samen met de heer [A] (hierna: [A] ) en zijn gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
Hierna is bepaald dat het vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagde] heeft op 3 maart 2022, 4 maart 2022 en 9 maart 2022 een factuur gestuurd aan [eiseres] . [eiseres] heeft deze drie facturen, waarop staat ‘voorschot’, betaald. In totaal gaat het om een bedrag van € 11.998,00.
2.2.
Volgens [eiseres] ging het om een lening aan [gedaagde] en moet [gedaagde] het door [eiseres] betaalde bedrag terugbetalen. Omdat [gedaagde] dit na meerdere aanmaningen niet heeft gedaan, vordert [eiseres] in deze procedure betaling van € 11.998,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke kosten.
2.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Volgens [gedaagde] was er geen sprake van een lening, maar van een voorschot voor de door hem gemaakte (opstart)kosten voor het project [projectnaam] (hierna: het project). Dit project was een samenwerking tussen [gedaagde] , [naam indirect DGA] en [A] . Zij waren voornemens om hydratatiepoeder te ontwikkelen en te verkopen. [naam indirect DGA] zou verantwoordelijk zijn voor de marketing en financiering in de aanloopfase, [A] voor de formulering en menginstructie van het product en [gedaagde] voor de logistiek en de verpakking van het product. Het project is uiteindelijk niet met succes van de grond gekomen. Bij wijze van afrekening van het project, heeft [gedaagde] op 25 augustus 2022 een factuur aan [eiseres] gestuurd met de kosten die hij stelt te hebben gemaakt. Het bedrag op die factuur is hoger dan het bedrag dat [eiseres] aan [gedaagde] heeft betaald, waardoor [gedaagde] stelt dat hij niks verschuldigd is aan [eiseres] .
2.4.
Een andere kwestie die tussen [eiseres] en [gedaagde] speelde, was dat [gedaagde] een aantal zaken van [eiseres] in zijn opslag had. [gedaagde] heeft aangeboden dat [eiseres] deze zaken kosteloos kon komen ophalen. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat partijen hiervoor een afspraak zullen maken en partijen hebben ter zitting bevestigd dat het punt van de opgeslagen zaken dan ook geen onderdeel meer is van het geschil.

3.De beoordeling

Geen geldlening
3.1.
Tussen partijen bestaat discussie of er sprake is geweest van een lening van [eiseres] aan [gedaagde] . Volgens [eiseres] is dat het geval. Zij baseert zich op een WhatsApp-gesprek van 15 februari 2022 tussen [eiseres] en [gedaagde] :
“ [gedaagde] :
(…) Ik ben nu echt door al mijn geld heen en moet ergens geld vandaan halen om niet zo zwaar in de shit te raken dat ik failliet ga. Daarom hoop ik echt dat het je lukt om mij een voorschot te kunnen geven voor donderdag. (…)
(…)
[eiseres] :
Hoeveel heb je concreet nodig
(…)
[gedaagde] :
Om zonder gezeik alles op te kunnen lossen heb ik eigenlijk 10.000 nodig. Maar weet niet of dat haalbaar is. Ik kan vanaf week 10 weer in rap tempo terug betalen. (…)
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat dit WhatsApp-gesprek onvoldoende is om aan te nemen dat er een geldlening is afgesproken. Hoewel [gedaagde] heeft erkend dat dit WhatsApp-gesprek ging om een lening, betwist hij dat het uiteindelijk tot een lening is gekomen. Dat blijkt ook niet uit het WhatsApp-gesprek. [eiseres] en [gedaagde] hebben via WhatsApp geen verdere details besproken. Op de facturen staat ook niet dat het gaat om een lening, maar om een voorschot. [eiseres] heeft de drie facturen ook allemaal onmiddellijk voldaan, zonder enig voorbehoud te maken en zonder bij de overschrijving op de bankrekening van [gedaagde] te vermelden dat er sprake was van een lening en niet van een voorschot. Zowel [gedaagde] als [eiseres] hebben tijdens de zitting medegedeeld dat in de omschrijving van de overboekingen alleen het factuurnummer staat genoemd. Bovendien zit er tijdsverloop tussen het WhatsApp-gesprek van 15 februari 2022 en de facturen die [gedaagde] begin maart 2022 aan [eiseres] heeft verstuurd. Als op 15 februari 2022 een lening zou zijn afgesproken vanwege (kennelijk) acute financiële problemen, dan ligt het voor de hand dat [gedaagde] de betalingen hiervan zo snel mogelijk (voor donderdag) wilde ontvangen. Wat er in de periode tussen het WhatsApp-gesprek en de verzending en betaling van de facturen is gebeurd en is besproken over het al dan niet afsluiten van een lening, is niet duidelijk geworden. Gezien al deze feiten en omstandigheden zijn er onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat er sprake is geweest van een geldlening. Uit de tekst van de facturen volgt dat het gaat om voorschotten. De kantonrechter neemt aan dat die tekst de gemaakte afspraken weergeeft.
Afrekening voorschotten
3.3.
Wanneer er voorschotten worden betaald, dan moeten deze uiteindelijk ook worden afgerekend. Volgens [gedaagde] waren dit voorschotten voor de kosten die hij zou maken voor het project. [eiseres] stelt dat zij niet betrokken was bij het project. Volgens haar handelde haar indirect DGA [naam indirect DGA] namelijk in persoon als het om het project ging. Deze stelling kan haar echter niet baten, omdat [eiseres] de voorschotten aan [gedaagde] heeft betaald. [eiseres] is dan ook degene met wie de voorschotten moeten worden afgerekend. [gedaagde] heeft dat gedaan door middel van de factuur van 25 augustus 2022. [eiseres] betwist (de hoogte van) deze factuur.
3.4.
Het ligt op de weg van degene die de voorschotten ontvangt, in dit geval dus [gedaagde] , om voor een goede administratie te zorgen en om aan de hand daarvan de gemaakte kosten en gewerkte uren te verantwoorden. Niet is gebleken dat [gedaagde] zijn administratie goed heeft bijgehouden. De factuur van 25 augustus 2022 is immers niet onderbouwd. Zo wordt er bijvoorbeeld een groot bedrag in rekening gebracht voor de gewerkte uren, zonder een specificatie van die uren. Hoewel de administratie en daarmee de onderbouwing van de afrekeningsfactuur te wensen overlaat, is het wel aannemelijk dat [gedaagde] kosten heeft gemaakt voor het project. [gedaagde] heeft immers de verpakking ontwikkeld en heeft zich bezig gehouden met de logistiek. Dat heeft [eiseres] niet betwist. Partijen hebben ten aanzien van het project de afspraken onderling niet, althans onvoldoende, vastgelegd, ook niet de afspraken over (de begroting van) de te maken kosten. [eiseres] heeft wel zonder meer de facturen waarop staat ‘voorschot’ betaald, maar heeft gedurende het project niet gevraagd naar duidelijkheid over de te maken of gemaakte kosten door [gedaagde] . Daarmee heeft [eiseres] kennelijk de administratie hiervan aan [gedaagde] overgelaten. Dan mag zij ook geen hoge eisen stellen aan de onderbouwing van de kosten op het moment dat er moet worden afgerekend. Omdat wel aannemelijk is dat [gedaagde] kosten heeft gemaakt, maar gebleken is dat beide partijen hun administratie met betrekking tot het project niet op orde hadden, worden de kosten naar redelijkheid en billijkheid begroot op de helft van de voorschotten. Dat betekent dat [gedaagde] de helft van de voorschotten moet terug betalen, namelijk een bedrag van € 5.999,00.
Wettelijke rente
3.5.
[eiseres] vordert de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de datum van opeisbaarheid van de lening. De wettelijke handelsrente is dus berekend op basis van de lening. Omdat hiervoor is geoordeeld dat een lening niet kan worden aangenomen, wordt deze datum van verzuim niet gevolgd. Het gevorderde bedrag aan wettelijke handelsrente wordt daarom afgewezen. De wettelijke handelsrente wordt wel toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.6.
[eiseres] maakt aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De vordering van € 894,98 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 674,95 bij € 5.999,00‬ in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 674,95 toe.
Proceskosten
3.7.
Omdat [eiseres] en [gedaagde] over en weer (on)gelijk hebben gekregen, worden de proceskosten gecompenseerd. Elke partij draagt dus de eigen kosten.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 6.673,95, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over € 5.999,00 vanaf 9 februari 2023 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.