4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank begrijpt de tenlastelegging van feit 1 aldus dat bedoeld is om verdachte onder feit 1 te vervolgen voor medeplegen in de handel in cocaïne. Op basis van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken acht de rechtbank niet wettig en overtuigd bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan handelen in cocaïne gedurende de periode 1 januari 2022 tot en met 18 november 2022 hetgeen ten laste gelegd is onder feit 1.
De rechtbank acht daarbij van belang dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte niet op de hoogte was van het feit dat medeverdachte [medeverdachte 1] handelde in cocaïne. Medeverdachte [medeverdachte 1] (bij de politie) en getuige [getuige] (ter terechtzitting) hebben verklaard dat verdachte in ieder geval eenmaal een envelop heeft overhandigd aan [getuige] , maar dat zij niet zou weten wat er in deze envelop zat. Hoewel er ook enkele observaties bij de woning van verdachte hebben plaatsgevonden, waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat verdachte een aantal keren [getuige] heeft bevoorraad, is de rechtbank van oordeel dat de enkele constatering dat ‘een blanke vrouw met blond haar contact maakt met de bestuurder van de Citroen C1’ onvoldoende is om te constateren dat verdachte betrokken was bij de cocaïnehandel.
Partiële vrijspraak feit 2
Ook zal de rechtbank verdachte vrijspreken van – kort gezegd - het opzettelijk samen met een ander aanwezig hebben van 188,2 gram cocaïne zoals ten laste is gelegd onder feit 2.
De rechtbank overweegt dat het gaat om cocaïne die is aangetroffen onder in de prullenbak in de keuken onder de vuilniszak in de woning van verdachte. Dat verdachte woonachtig was in de woning is onvoldoende om te concluderen dat zij wetenschap had van de onder de vuilniszak aangetroffen cocaïne. Verdachte heeft ontkend dat zij dit wist. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft eveneens verklaard dat verdachte niets wist van de aanwezigheid van cocaïne. De rechtbank komt tot het oordeel dat overtuigend bewijs ontbreekt waaruit volgt dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne onder de vuilniszak in de prullenbak in de keuken. Daarom zal de rechtbank haar hiervan vrijspreken.
Bewezenverklaring feit 2 (aanwezig hebben van 24 gram cocaïne)
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het opzettelijk aanwezig hebben van 24 gram cocaïne op 18 november 2022 zoals ten laste gelegd onder feit 2.
De rechtbank zal hierna uiteenzetten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank heeft voor de bewezenverklaring de volgende wettige bewijsmiddelen gebruikt:
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 18 november 2022 betrad ik, verbalisant [verbalisant 1] , de woning aan de [adres] te [plaats] , ter aanhouding van verdachte [verdachte] . Op het politiebureau fouilleerde ik haar voor het insluiten in haar cel. Ik voelde een portemonneetje in haar broek, voorbij haar schaamstreek. Ik haalde dit portemonneetje uit haar broek en keek hierin. Ik
zag dat hier meerdere ponypacks in zaten. Ik sommeerde de verdachte haar broek uit te doen, zodat ik alles goed kon nakijken. Ik pakte de broek van de verdachte van de grond en voelde in haar broek, bij haar broekspijp onderaan, nog een portemonneetje. Ik keek hierin en zag nog meer ponypacks zitten.Ik heb de ponypacks in de portemonneetjes geteld, dit betroffen:
- grijze portemonneetje: 40 ponypacks;
- roze portemonneetje: 13 ponypacks.
Ik heb de portemonneetjes aangeboden bij het onderzoeksteam ter inbeslagname.
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd in een aanvullend proces-verbaal:
Ik heb vanaf het moment van aanhouding tot na de fouillering zicht op de verdachte gehad. De fouilleringen van verdachte [medeverdachte 2] en verdachte [verdachte] vonden in dezelfde ruimte plaats. Ik kan met zekerheid zeggen dat de ruimte op het oog schoon was, dus de fouilleringen kunnen niet door elkaar zijn geraakt. Verdachte [verdachte] werkte mee, maar deed niets teveel. Ik vroeg haar naar het geld in haar broek en ze pakte het eruit. Ze liet hierbij de portemonneetjes zitten. Ik zag dat ze redelijk voorzichtig haar broek uit deed, zodat het portemonneetje in haar broekspijp bleef zitten. Daardoor had ik wel het gevoel alsof ze het probeerde te verbergen.Toen ik de portemonneetjes aantrof, kreeg ik nauwelijks reactie. Ik vond haar passief meewerkend.
In een kennisgeving in beslagneming staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Plaats: [adres] , [woonplaats]
Datum en tijd: 19 november 2022 te 01:00 uur
Omstandigheden: 53 ponypacks met vermoedelijk cocaïne is in de kleding aangetroffen bij de insluitingsfouillering bij de verdachte
Goednummer: PL0900-2022318463-3078253
Betreft verdovende middelen (cocaïne).
Verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 21 en 22 november vond onderzoek plaats aan een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen. De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
Goednummer: PL0900-2022318463-3078253
SIN: AAPU6635NL
Relatie met SIN: AAPZ2972NL
Omschrijving: 53 ponypacks afgesloten verpakt op de man aangetroffen stickers met daarin wit poeder/brokjes
Nettogewicht: 24 gram.
In een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Onderzoeksmateriaal: poeder en brokjes, wit, uit 24 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: drie
Kenmerk: AAPZ2972NL
Conclusie: bevat cocaïne.
Aanwezig hebben cocaïne
De rechtbank acht de verklaring van verbalisant [verbalisant 1] over het aantreffen van de ponypacks in de portemonneetjes in de broek van verdachte betrouwbaar en daarom bruikbaar voor het bewijs. Door de verbalisant wordt op ambtseed beschreven waar zij de portemonneetjes met daarin ponypacks bij verdachte heeft aangetroffen in haar broek, voorbij haar schaamstreek en onderaan bij haar broekspijp. De wijze waarop verdachte de portemonneetjes met daarin ponypacks heeft verstopt, maakt dat rechtbank de overtuiging heeft dat verdachte wist dat zij cocaïne bij zich droeg. De rechtbank is dan ook van oordeel wettig en overtuigen is bewezen dat verdachte 24 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
Niet is komen vast te staan dat verdachte bij aanwezig hebben van de cocaïne nauw en bewust heeft samengewerkt met één of meer ander(en). Om die reden spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onderdeel medeplegen.