ECLI:NL:RBMNE:2023:3741

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
16/302098-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak cocaïnehandel en veroordeling voor bezit van cocaïne met taakstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juni 2023, stond de verdachte terecht voor de tenlastelegging van cocaïnehandel en het bezit van cocaïne. De rechtbank heeft op basis van het openbaar gehouden onderzoek op 14 juni 2023 de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van cocaïnehandel in de periode van 1 januari 2022 tot en met 18 november 2022, en van het opzettelijk aanwezig hebben van 212,2 gram cocaïne op 18 november 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen. Voor feit 1, de cocaïnehandel, heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de handel in cocaïne. Zowel de verdachte als een medeverdachte verklaarden dat de verdachte niet op de hoogte was van de cocaïnehandel. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de observaties niet voldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de handel te bevestigen, wat leidde tot een vrijspraak voor dit feit.

Voor feit 2, het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte 24 gram cocaïne bij zich had op het moment van haar aanhouding. De rechtbank heeft de verklaringen van de verbalisanten als betrouwbaar beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de verdachte wist dat zij cocaïne bij zich droeg. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zorg voor vier kinderen, bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/302098-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] (Iran),
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het in het openbaar gehouden onderzoek ter terechtzitting op 14 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. B. Nitrauw, en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. W.F.J. Kramer, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 1 januari 2022 tot en met 18 november 2022 te Nieuwegein samen met een ander heeft gehandeld in cocaïne;
feit 2
op 18 november 2022 te Nieuwegein opzettelijk samen met een ander 212,2 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feiten 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feiten 1 en 2 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank begrijpt de tenlastelegging van feit 1 aldus dat bedoeld is om verdachte onder feit 1 te vervolgen voor medeplegen in de handel in cocaïne. Op basis van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken acht de rechtbank niet wettig en overtuigd bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan handelen in cocaïne gedurende de periode 1 januari 2022 tot en met 18 november 2022 hetgeen ten laste gelegd is onder feit 1.
De rechtbank acht daarbij van belang dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte niet op de hoogte was van het feit dat medeverdachte [medeverdachte 1] handelde in cocaïne. Medeverdachte [medeverdachte 1] (bij de politie) en getuige [getuige] (ter terechtzitting) hebben verklaard dat verdachte in ieder geval eenmaal een envelop heeft overhandigd aan [getuige] , maar dat zij niet zou weten wat er in deze envelop zat. Hoewel er ook enkele observaties bij de woning van verdachte hebben plaatsgevonden, waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat verdachte een aantal keren [getuige] heeft bevoorraad, is de rechtbank van oordeel dat de enkele constatering dat ‘een blanke vrouw met blond haar contact maakt met de bestuurder van de Citroen C1’ onvoldoende is om te constateren dat verdachte betrokken was bij de cocaïnehandel.
Partiële vrijspraak feit 2
Ook zal de rechtbank verdachte vrijspreken van – kort gezegd - het opzettelijk samen met een ander aanwezig hebben van 188,2 gram cocaïne zoals ten laste is gelegd onder feit 2.
De rechtbank overweegt dat het gaat om cocaïne die is aangetroffen onder in de prullenbak in de keuken onder de vuilniszak in de woning van verdachte. Dat verdachte woonachtig was in de woning is onvoldoende om te concluderen dat zij wetenschap had van de onder de vuilniszak aangetroffen cocaïne. Verdachte heeft ontkend dat zij dit wist. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft eveneens verklaard dat verdachte niets wist van de aanwezigheid van cocaïne. De rechtbank komt tot het oordeel dat overtuigend bewijs ontbreekt waaruit volgt dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne onder de vuilniszak in de prullenbak in de keuken. Daarom zal de rechtbank haar hiervan vrijspreken.
Bewezenverklaring feit 2 (aanwezig hebben van 24 gram cocaïne)
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het opzettelijk aanwezig hebben van 24 gram cocaïne op 18 november 2022 zoals ten laste gelegd onder feit 2.
De rechtbank zal hierna uiteenzetten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank heeft voor de bewezenverklaring de volgende wettige bewijsmiddelen gebruikt [1] :
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 18 november 2022 betrad ik, verbalisant [verbalisant 1] , de woning aan de [adres] te [plaats] , ter aanhouding van verdachte [verdachte] . Op het politiebureau fouilleerde ik haar voor het insluiten in haar cel. Ik voelde een portemonneetje in haar broek, voorbij haar schaamstreek. Ik haalde dit portemonneetje uit haar broek en keek hierin. Ik
zag dat hier meerdere ponypacks in zaten. Ik sommeerde de verdachte haar broek uit te doen, zodat ik alles goed kon nakijken. Ik pakte de broek van de verdachte van de grond en voelde in haar broek, bij haar broekspijp onderaan, nog een portemonneetje. Ik keek hierin en zag nog meer ponypacks zitten. [2] Ik heb de ponypacks in de portemonneetjes geteld, dit betroffen:
- grijze portemonneetje: 40 ponypacks;
- roze portemonneetje: 13 ponypacks.
Ik heb de portemonneetjes aangeboden bij het onderzoeksteam ter inbeslagname. [3]
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd in een aanvullend proces-verbaal:
Ik heb vanaf het moment van aanhouding tot na de fouillering zicht op de verdachte gehad. De fouilleringen van verdachte [medeverdachte 2] en verdachte [verdachte] vonden in dezelfde ruimte plaats. Ik kan met zekerheid zeggen dat de ruimte op het oog schoon was, dus de fouilleringen kunnen niet door elkaar zijn geraakt. Verdachte [verdachte] werkte mee, maar deed niets teveel. Ik vroeg haar naar het geld in haar broek en ze pakte het eruit. Ze liet hierbij de portemonneetjes zitten. Ik zag dat ze redelijk voorzichtig haar broek uit deed, zodat het portemonneetje in haar broekspijp bleef zitten. Daardoor had ik wel het gevoel alsof ze het probeerde te verbergen. [4] Toen ik de portemonneetjes aantrof, kreeg ik nauwelijks reactie. Ik vond haar passief meewerkend. [5]
In een kennisgeving in beslagneming staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Plaats: [adres] , [woonplaats]
Datum en tijd: 19 november 2022 te 01:00 uur
Omstandigheden: 53 ponypacks met vermoedelijk cocaïne is in de kleding aangetroffen bij de insluitingsfouillering bij de verdachte
Goednummer: PL0900-2022318463-3078253
Betreft verdovende middelen (cocaïne). [6]
Verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 21 en 22 november vond onderzoek plaats aan een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen. De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit [7] :
Goednummer: PL0900-2022318463-3078253
SIN: AAPU6635NL
Relatie met SIN: AAPZ2972NL
Omschrijving: 53 ponypacks afgesloten verpakt op de man aangetroffen stickers met daarin wit poeder/brokjes
Nettogewicht: 24 gram. [8]
In een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Onderzoeksmateriaal: poeder en brokjes, wit, uit 24 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: drie
Kenmerk: AAPZ2972NL
Conclusie: bevat cocaïne. [9]
Bewijsoverwegingen
Aanwezig hebben cocaïne
De rechtbank acht de verklaring van verbalisant [verbalisant 1] over het aantreffen van de ponypacks in de portemonneetjes in de broek van verdachte betrouwbaar en daarom bruikbaar voor het bewijs. Door de verbalisant wordt op ambtseed beschreven waar zij de portemonneetjes met daarin ponypacks bij verdachte heeft aangetroffen in haar broek, voorbij haar schaamstreek en onderaan bij haar broekspijp. De wijze waarop verdachte de portemonneetjes met daarin ponypacks heeft verstopt, maakt dat rechtbank de overtuiging heeft dat verdachte wist dat zij cocaïne bij zich droeg. De rechtbank is dan ook van oordeel wettig en overtuigen is bewezen dat verdachte 24 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
Niet is komen vast te staan dat verdachte bij aanwezig hebben van de cocaïne nauw en bewust heeft samengewerkt met één of meer ander(en). Om die reden spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onderdeel medeplegen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2
op 18 november 2022 te Nieuwegein opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 24 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
t.a.v. feit 1:
- een taakstraf van 60 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis.
t.a.v. feit 2:
- een gevangenisstraf van 6 weken, met aftrek van het voorarrest;
8.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzoekt de raadsman om bij de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsman heeft een beroep gedaan op een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Hiertoe heeft hij bepleit dat verdachte een onmenselijke behandeling heeft gekregen in het cellencomplex in Houten. Verdachte zou een miskraam hebben gekregen in haar cel. Toen zij het cellencomplex mocht verlaten moest zij bebloed en onder de urine terug naar haar huis. Zij is volgens de raadsman onvoldoende geholpen door de politie. De raadsman vraagt dan ook om strafvermindering.
Omdat verdachte moeder is van vier kinderen, waarvoor zij de zorg draagt, is een gevangenisstraf zeer onwenselijk.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Vormverzuim
De rechtbank is, evenals de officier van justitie, van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verdachte op de door de raadsman beschreven wijze is behandeld in het cellencomplex in Houten, zodat geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Om die reden verwerpt de rechtbank derhalve het verweer.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een hoeveelheid cocaïne.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen, harddrugs in het bijzonder, gevaar oplevert voor de volksgezondheid en dat dit direct en indirect een oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Verdachte heeft dit, met het aanwezig hebben van verdovende middelen, mede in stand gehouden, en dit neemt de rechtbank haar kwalijk.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Over de persoonlijke omstandigheden van verdachte is bekend dat zij de zorg draagt voor haar vier kinderen. Dit was ook de aanleiding om verdachte na haar inverzekeringstelling heen te zenden.
Straf
Gelet op de vrijspraak van feit 1, de geringe hoeveelheid zoals die onder feit 2 is bewezen verklaard en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 40 uur passend.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het tenlastegelegde onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 vermeld;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 uren;
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Reijnierse, voorzitter, mr. P.C. Quak en
mr. A.M.M. Lemmen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. M.E.J. van de Mortel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juni 2023,
zijnde mr. Quak buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en
met 18 november 2022 te Nieuwegein, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk
heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
feit 2
hij op of omstreeks 18 november 2022 te Nieuwegein, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 24 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne ( [straat] , Nieuwegein), en/of
ongeveer 188,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne ( [straat] , Nieuwegein),
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de door de politie, Eenheid Midden-Nederland, opgemaakte en doorgenummerde proces-verbaal met dossiernummer PL0900-2022344872 d.d. 21 november 2022 (pagina’s 1 t/m 254) en het aanvullend dossier met nummer PL0900-2022318463-95 d.d. 1 juni 2023. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 18 november 2022, pag. 253.
3.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 18 november 2022, pag. 254.
4.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 1 juni 2023, pag. 1.
5.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 1 juni 2023, pag. 2.
6.Een schriftelijk bescheid te weten een kennisgeving van inbeslagneming,L0900-2022318463-40.
7.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] d.d. 24 november 2022, p. 695.
8.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] d.d. 24 november 2022, p. 699.
9.Een deskundigenverslag als bedoeld in artikel 344, eerste lid en onder 4, Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport van het NFI d.d. 21 november 2022, pag. 704.