3.2.Tussen partijen bestaat discussie over de vraag of [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] de huurovereenkomst met [gedaagde] mochten ontbinden. De huurder is op grond van artikel 7:279 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bevoegd om de huurovereenkomst te ontbinden, indien het deel van gehuurde woonruimte dat voor de huurder en zijn gezin voor bewoning noodzakelijk is, door een gebrek onbewoonbaar is. Een gebrek is een staat of eigenschap van een zaak of een andere niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid, waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak (artikel 7:204 lid 2 BW). Beoordeeld moet worden of er sprake is van een (niet aan de huurder toe te rekenen) gebrek, en zo ja, of een voor bewoning noodzakelijk deel van de woning hierdoor onbewoonbaar is geworden.
3.2.1.De kantonrechter begrijpt de stelling van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] zo, dat zowel de lekkage als de vermeende constructiefout in de warmwaterleiding waardoor de lekkage zou zijn ontstaan, aan te merken zijn als een gebrek. Volgens [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] zou de warmwaterleiding zijn gesprongen door het gebruik van onjuiste materialen.
3.2.2.Wat betreft de warmwaterleiding kan niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een constructiefout, en dus van een gebrek. De loodgieter die [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] op 9 maart 2022 hebben ingeschakeld, heeft verklaard dat de leidingen met knelkoppelingen aan elkaar zijn gekoppeld, in plaats van met perskoppelingen. Kennelijk is het tegenwoordig gebruikelijk (want veiliger) om leidingen in de muur met perskoppelingen aan elkaar te maken, maar dat betekent niet dat er door het gebruik van knelkoppelingen zonder meer sprake is van een constructiefout of gebruik van onjuist materiaal. De woning, en daarmee het leidingenstelsel, is immers al 45 jaar oud. Gezien de ouderdom van de woning is het dus denkbaar dat destijds gebruik is gemaakt van deze (tegenwoordig kennelijk verouderde maar toen nog gebruikelijke) methode om de leidingen aan elkaar vast te maken. Dat maakt echter niet dat er sprake is van een constructiefout of dat er onjuist materiaal is gebruikt. Ook is niet gebleken dat de woning en/of de leidingen slecht zijn onderhouden. De warmwaterleiding kan dan ook niet aangemerkt worden als gebrek.
3.2.3.De lekkage is daarentegen wel aan te merken als een gebrek. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de lekkage ernstig was. Bij het aangaan van de huurovereenkomst mochten [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] verwachten dat zij de woning konden gebruiken zonder last te hebben van een dergelijk ernstige lekkage. Bovendien zijn [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] door de lekkage ernstig in hun huurgenot beperkt. De gevolgen van de lekkage waren immers groot. Op de foto’s is ook te zien dat de lekkage veel schade heeft aangericht. Zo is het plafond in de keuken naar beneden gekomen, en was de keuken onbruikbaar.
3.2.4.Volgens [gedaagde] is de lekkage, althans de ernstige gevolgen daarvan, een omstandigheid die aan [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] is toe te rekenen. [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] hebben volgens [gedaagde] te lang gewacht met het dichtdraaien van de hoofdkraan, terwijl zij als huurders een schadebeperkingsplicht hebben. Daardoor kan er volgens haar geen sprake zijn van een gebrek. De kantonrechter volgt deze stelling niet. [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat toen de lekkage begon, zij, nadat bleek dat het gezin veilig was, direct op zoek zijn gegaan naar de hoofdkraan. Deze bevond zich in de meterkast op de gang. De hoofdkraan was echter moeilijk te zien, omdat deze niet naar de deur van de meterkast was geplaatst, maar omgekeerd richting de muur was geplaatst. Bovendien was er niet alleen een kraan waaraan gedraaid kon worden, maar ook een hendel. Zij wisten niet welke van de twee zij moesten gebruiken. Het lukte [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] dan ook niet om de kraan dicht te krijgen. De dochter van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] was ondertussen bezig met het vinden van een loodgieter. Toen de loodgieter onderweg was, hebben [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] de loodgieter ook nog via videobellen gesproken. De loodgieter heeft via deze weg geprobeerd [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] te helpen bij het dichtdraaien van de kraan, maar dat lukte niet. Uiteindelijk is het de loodgieter geweest die de hoofdkraan heeft dichtgedraaid, waardoor de lekkage is gestopt.
3.2.5.[gedaagde] twijfelt weliswaar aan deze verklaring van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] , maar het ligt zeer voor de hand dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] de hoofdkraan onmiddellijk dicht hadden gedraaid als zij dat konden. Het uitstellen van het afsluiten van de hoofdkraan zorgt niet alleen voor veel schade aan hun spullen, maar dat is ook nog eens onveilig. [gedaagde] heeft ook geen uitleg kunnen geven waarom [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] dit uitgesteld zouden hebben. Bovendien is het aannemelijk dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] niet wisten hoe de hoofdkraan werkte. Zij woonden op het moment van de lekkage immers nog geen maand in de woning. Ook hebben [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] meteen, nadat zij de makelaar en [gedaagde] niet konden bereiken, een loodgieter ingeschakeld. De conclusie is dan ook dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] zich voldoende hebben ingespannen om te proberen de lekkage zo snel mogelijk te stoppen. De lekkage (en de gevolgen daarvan) is dan ook niet een omstandigheid die aan [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] is toe te rekenen.
3.2.6.De lekkage heeft erg veel (water)schade veroorzaakt. Het plafond van de keuken is naar beneden gekomen en de keuken is mede daardoor onbruikbaar geworden. Ook in de slaapkamer waar de warmwaterleiding is gesprongen, is veel schade. De vraag is of de woning hierdoor onbewoonbaar is geworden. Vooropgesteld wordt dat voor een ontbinding van de huurovereenkomst op grond van artikel 7:279 lid 1 BW niet is vereist dat de
helewoning onbewoonbaar is. Het gaat erom dat een voor bewoning noodzakelijk deel van de woning door het gebrek onbewoonbaar is.
3.2.7.Tussen partijen staat vast dat de keuken niet meer gebruikt kon worden. Dat blijkt ook wel uit het feit dat de keuken volledig vervangen moest worden en uiteindelijk pas maanden later na herstel is opgeleverd. De keuken is een voor de bewoning noodzakelijk deel van de woning. Door de lekkage kon de keuken niet gebruikt worden. Daarmee is de woning, althans de keuken die noodzakelijk is voor bewoning, onbewoonbaar door het gebrek.
3.2.8.Omdat er sprake was van een gebrek waardoor een deel van de woning onbewoonbaar is geworden, hadden [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] het recht om de huurovereenkomst te ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring. Dat hebben zij op 22 maart 2022 gedaan. De huurovereenkomst is met deze verklaring dan ook terecht ontbonden.
3.2.9.Anders dan [gedaagde] stelt, is verzuim niet vereist. In het feit dat de woning onbewoonbaar is, ligt immers al besloten dat nakoming van de verplichting tot genotsverschaffing van de verhuurder onmogelijk is vanaf 9 maart 2022.