In deze zaak vorderen [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] huurprijsvermindering van 30% vanwege een lekkage in de badkamer van hun huurwoning, die zij sinds 18 juni 2019 huren van [gedaagde]. De huurprijs bedraagt na indexering € 815,83 per maand, exclusief servicekosten. De lekkage is sinds 18 november 2019 aan de orde en is pas op 16 november 2022 verholpen. De eisers hebben in de procedure een verklaring voor recht gevraagd dat de huurprijs met 30% wordt verlaagd van 18 november 2019 tot 1 december 2022, en vorderen terugbetaling van te veel betaalde huur. De gedaagde betwist dat de lekkage een gebrek is dat huurprijsvermindering rechtvaardigt en stelt dat er sprake is van overmacht.
De kantonrechter oordeelt dat de lekkage een gebrek is in de zin van artikel 7:204 BW, waardoor het huurgenot aanzienlijk is verminderd. De rechter stelt vast dat de huurprijs voor de periode van 18 november 2019 tot 1 juli 2021 met 10% en voor de periode van 1 juli 2021 tot 1 december 2022 met 30% moet worden verlaagd. De totale toegewezen huurprijsvermindering bedraagt € 5.551,22. De gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn vastgesteld op € 1.033,74. De vordering tot terugbetaling van de te veel betaalde huur wordt toegewezen, maar de gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen omdat daar geen zelfstandig belang bij is.