ECLI:NL:RBMNE:2023:3730

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
10417098 UE VERZ 23-83
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende informatie over opzegging arbeidsovereenkomst leidt tot loondoorbetaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en Fletcher Hotel Exploitaties B.V. [verzoekster] had op 1 november 2022 een e-mail gestuurd naar haar werkgever waarin zij aangaf haar werkzaamheden te willen beëindigen vanwege gezondheidsredenen. Fletcher interpreteerde deze e-mail als een ondubbelzinnige opzegging van de arbeidsovereenkomst, die volgens hen per 1 november 2022 was geëindigd. [verzoekster] betwistte echter dat zij haar arbeidsovereenkomst had opgezegd en verzocht om een verklaring voor recht dat de opzegging niet rechtsgeldig was, alsook om betaling van haar loon van november 2022 tot en met maart 2023.

De kantonrechter oordeelde dat Fletcher niet voldoende had voldaan aan haar informatieplicht jegens [verzoekster]. De rechter stelde vast dat de e-mail van [verzoekster] niet als een duidelijke en ondubbelzinnige opzegging kon worden beschouwd, vooral gezien de emotionele toestand van [verzoekster] en het feit dat zij niet adequaat was geïnformeerd over de gevolgen van haar opzegging. De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst niet per 1 november 2022 was geëindigd en dat Fletcher verplicht was om het loon van [verzoekster] door te betalen voor de maanden november 2022 tot en met februari 2023. De rechter wees ook de verzoeken van [verzoekster] om een aanvulling op haar loon af, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden van de cao voor loondoorbetaling tijdens ziekte. Fletcher werd veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10417098 UE VERZ 23-83 CMR/51145
Beschikking van 10 mei 2023
inzake
[verzoekster],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [verzoekster] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. R.R. Surquin,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Fletcher Hotel Exploitaties B.V.,
gevestigd in Nieuwegein,
verder ook te noemen: Fletcher,
verwerende partij,
gemachtigde: L. Oortwijn.

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft op 27 maart 2023 een verzoekschrift ingediend. Fletcher heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Op 25 april 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [verzoekster] was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens Fletcher waren de heer [A] , hotelmanager (hierna: [A] ), en haar gemachtigde aanwezig. Tijdens deze mondelinge behandeling is ook het kort geding met zaaknummer 10410603 UV EXPL 23-80 behandeld. [verzoekster] en Fletcher hebben hun standpunten aan de hand van een pleitnota toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
Hierna is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan in zowel deze zaak als in het kort geding.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[verzoekster] is op 15 februari 2022 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij Fletcher in de functie bediening medewerker. Deze arbeidsovereenkomst is op 31 mei 2022 beëindigd. Daarna is [verzoekster] op 13 juni 2022 weer in dienst getreden bij Fletcher in dezelfde functie, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot en met 28 februari 2023. Gemiddeld bedraagt het loon € 687,40 bruto per maand, inclusief vakantiebijslag en vakantiedagen. De cao horeca (hierna: de cao) is op de arbeidsovereenkomst van toepassing.
2.2.
Tijdens het dienstverband heeft [verzoekster] te horen gekregen dat zij (ernstig) ziek is. [verzoekster] is wel blijven werken.
2.3.
Op 1 november 2022 heeft [verzoekster] een e-mail gestuurd aan [A] , waarin zij het volgende schrijft:

(…) Morgen was de bedoeling dat we elkaar even zouden spreken. Ik vind dit heel vervelend om het nu zo via mail te moeten mededelen
want een persoonlijk gesprek heeft absoluut mijn voorkeur.
Het gaat om het volgende:
Ik merk aan mijzelf dat het mij niet meer lukt om de werkzaamheden te vervullen die van mij gevraagd worden en die ik nog steeds ook heel graag zou willen invullen. Vanochtend ben ik weer na twee uur werken naar huis gegaan omdat het gewoon niet meer gaat.
In het gesprek morgen had ik willen aangeven dat ik m.i.v 01-12-2022 mijn werkzaamheden wil beëindigen puur op basis van lichamelijke gezondheid. Dit wil ik nu helaas doen met onmiddellijke ingang. Dit spijt mij echt heel erg ,maar het is wat het is.
Ik zou graag met je een afspraak willen maken volgende week om één en ander af te ronden en dag te zeggen. (…)
2.4.
Op 10 november 2022 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] en [A] .
2.5.
Op 23 november 2022 heeft Fletcher aan [verzoekster] een brief gestuurd, waarin Fletcher bevestigt dat [verzoekster] haar arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en dat haar dienstverband per 1 november 2022 is beëindigd. Die brief heeft [verzoekster] diezelfde dag ontvangen.
2.6.
[verzoekster] heeft op 1 december 2022 de volgende e-mail gestuurd naar [A] :

Zoals je weet heb ik je op 1 november 2022 een mail gestuurd. In de mail heb ik aangegeven dat ik ziek ben. In mijn onwetendheid heb ik ook aangegeven dat ik de arbeidsovereenkomst beëindig. Ik wist niet welke gevolgen dit voor mij had. De gevolgen zijn mij nu wat duidelijker. Ik krijg kennelijk geen uitkering en dat wist ik niet. Ik zit nu zonder inkomen, terwijl ik forse gezondheidsklachten heb.
De opzegging heb ik gedaan toen ik hevig geëmotioneerd was. Ik ben in een molen van onderzoeken over mijn gezondheid terechtgekomen. Ik heb alleen maar nagedacht over mijn gezondheid. Ik heb niet nagedacht over de gevolgen van een eventuele opzegging.
Hierbij wil ik melden dat ik van mening ben dat ik niet aan mijn opzegging kan worden gehouden. Ik wil je dan ook verzoeken om mijn dienstverband te herstellen en om de wettelijke re-integratieactiviteiten in te zetten. (…)
2.7.
[verzoekster] stelt dat zij met de e-mail van 1 november 2022 niet haar arbeidsovereenkomst heeft willen opzeggen, maar dat zij zich ziek heeft willen melden. Fletcher vindt daarentegen dat de e-mail een ondubbelzinnige opzegging is. Fletcher gaat er daarom vanuit dat het dienstverband per 1 november 2022 is beëindigd en heeft sindsdien geen loon meer aan [verzoekster] betaald. [verzoekster] verzoekt daarom in deze procedure een verklaring voor recht dat [verzoekster] haar arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd, of, indien vast komst te staan dat zij haar arbeidsovereenkomst wel heeft opgezegd, dat aan die opzegging geen rechtsgevolg wordt toegekend. Daarnaast verzoekt [verzoekster] om betaling van het loon van november 2022 tot en met maart 2023 ter hoogte van € 3.437,02 bruto, en het toekomstige loon tot en met de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.

3.De beoordeling

Duidelijke en ondubbelzinnige opzegging: Fletcher heeft niet voldaan aan haar onderzoeks- en informatieplicht
3.1.
De vraag die beantwoord moet worden is of [verzoekster] met haar e-mail van 1 november 2022 de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Wanneer een werknemer de arbeidsovereenkomst opzegt, vereist dat een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring, die gericht is op beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Vanwege de ernstige (financiële) gevolgen mag een werkgever niet snel aannemen dat een verklaring van de werknemer gericht is op vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werkgever heeft een onderzoeksplicht, en moet nagaan of de werknemer daadwerkelijk wilde opzeggen. Ook moet de werkgever de werknemer voorlichten over de gevolgen van de opzegging.
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat Fletcher [verzoekster] onvoldoende heeft geïnformeerd over de financiële gevolgen van een opzegging van de arbeidsovereenkomst. Fletcher had er daarom niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat de verklaring van [verzoekster] dat zij haar werkzaamheden wilde beëindigen overeenstemde met haar wil. Hierna wordt toegelicht waarom.
3.3.
Nadat [verzoekster] de e-mail van 1 november 2022 heeft gestuurd, heeft er op 10 november 2022 een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] en [A] . Tijdens dit gesprek heeft [A] weliswaar gevraagd of [verzoekster] zeker wist dat ze wilde opzeggen, en heeft [A] genoemd dat [verzoekster] zich ook ziek kon melden, maar niet is gebleken dat [verzoekster] ook is gewezen op de (vergaande) financiële consequenties van een opzegging. Fletcher heeft aangevoerd dat [verzoekster] hier wel van op de hoogte was, omdat zij tijdens het gesprek heeft opgemerkt dat zij nu “voor het eerst in haar leven haar hand moet ophouden bij haar man”. Deze opmerking alleen is voor die conclusie echter niet voldoende. [A] heeft daarop namelijk niet doorgevraagd naar haar financiële situatie, terwijl hij, zoals hij tijdens de mondelinge behandeling zelf heeft verklaard, ermee bekend was dat [verzoekster] problemen had rondom de financiering van haar nieuwe huis. Het had op de weg van [A] gelegen om verder te informeren naar haar inkomenspositie, zeker nu tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de man van [verzoekster] geen ruim inkomen (meer) ontvangt, maar een ziektewetuitkering. Dat was ook al het geval ten tijde van het gesprek, maar dat is tijdens het gesprek niet besproken.
3.4.
Bovendien is tijdens de mondelinge behandeling door beide partijen erkend dat het gesprek op 10 november 2022 een emotioneel gesprek was. [verzoekster] heeft verklaard dat zij vanuit die emoties zich niet heel bewust is geweest van de consequenties van wat zij deed. Het is aannemelijk geworden dat [verzoekster] zowel vóór als na de e-mail van 1 november 2022 en tijdens het gesprek op 10 november 2022 voornamelijk bezig was met haar gezondheid en het ontlasten van haar lichaam. [A] wist van de gezondheidssituatie van [verzoekster] , en hij had dan ook meer expliciet moeten nagaan of [verzoekster] gezien deze omstandigheid wel overzag wat de consequenties waren van haar abrupte besluit. Dat had hij kunnen doen door met haar de gevolgen te bespreken, die op schrift te stellen en haar expliciet de kans te geven op haar besluit terug te komen zodra de emoties over haar fysieke gesteldheid wat waren bedaard en zij de consequenties van haar besluit beter kon overzien. Dat heeft [A] niet op 10 november gedaan. Pas op 23 november heeft Fletcher [verzoekster] een brief gestuurd waarin duidelijk op de consequenties van haar beslissing is gewezen.
3.5.
Kort daarna, op 1 december 2022, heeft [verzoekster] aangegeven dat het niet haar bedoeling is geweest om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat het aannemelijk is dat [verzoekster] , bij goede voorlichting over de gevolgen van haar besluit, na beraad op haar besluit zou zijn teruggekomen, zoals ze inmiddels ook heeft gedaan en dat dus haar wil niet aan heeft gesloten bij haar verklaring van 1 november 2022.
3.6.
Gezien het bovenstaande, had Fletcher er niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat [verzoekster] met haar e-mail daadwerkelijk haar arbeidsovereenkomst wilde opzeggen. Naar het oordeel van de kantonrechter is de arbeidsovereenkomst niet per 1 november 2022 geëindigd en is Fletcher dus gehouden het loon van [verzoekster] vanaf 1 november 2022 te betalen. Ook de verklaring voor recht dat [verzoekster] haar arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd kan daarom worden toegewezen.
De arbeidsovereenkomst is op 28 februari 2023 geëindigd
3.7.
De arbeidsovereenkomst van [verzoekster] is aangegaan voor bepaalde tijd, en liep af op 28 februari 2023. Volgens [verzoekster] is de arbeidsovereenkomst stilzwijgend verlengd, omdat Fletcher de arbeidsovereenkomst niet heeft aangezegd of opgezegd. Daarom verzoekt [verzoekster] ook om betaling van het (toekomstige) loon vanaf maart 2023. Aangezien Fletcher zich op het standpunt heeft gesteld dat [verzoekster] de overeenkomst heeft opgezegd per 1 november 2022, kan het Fletcher onder deze omstandigheden niet verweten worden dat zij de overeenkomst niet heeft aangezegd of opgezegd. Zij was immers al in de veronderstelling dat de overeenkomst geëindigd was. Niet is gebleken dat Fletcher de arbeidsovereenkomst anders niet zou hebben beëindigd. Deze zaak is bepaald geen duidelijke zaak waarin van Fletcher had mogen worden verwacht dat zij voor de zekerheid het einde van de in haar ogen door [verzoekster] opgezegde overeenkomst aan moest zeggen. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat de arbeidsovereenkomst per 28 februari 2023 is geëindigd. Het loon over de maand maart 2023 en over de toekomstige termijnen wordt daarom afgewezen.
Loon
3.8.
[verzoekster] heeft geen loon ontvangen over de maanden november 2022 tot en met februari 2023. Fletcher heeft geen verweer gevoerd tegen het door [verzoekster] berekende gemiddelde bruto maandloon. In totaal gaat het dus om € 2.749,60 bruto. Omdat [verzoekster] ziek is, heeft zij op grond van artikel 7.2 van de cao recht op loondoorbetaling van 70%, en heeft zij de eerste 52 weken van haar ziekte, als zij aan de voorwaarden uit artikel 7.3 van de cao voldoet, recht op een aanvulling tot 95% van het maandloon. [verzoekster] stelt dat zij recht heeft op 95% van haar loon.
3.9.
In artikel 7.3 van de cao staat onder andere dat een werknemer zich moet houden aan de spelregels tijdens ziekte en dat een werknemer moet meewerken aan re-integratie. Fletcher heeft [verzoekster] echter niet kunnen aanmelden bij een bedrijfsarts en daarmee niet aan haar re-integratieverplichtingen kunnen voldoen. Daardoor heeft [verzoekster] ook niet voldaan, althans niet kunnen voldoen, aan de voorwaarden uit artikel 7.3 van de cao, maar dat is mede door haar eigen toedoen. [verzoekster] heeft zich immers niet meteen ziekgemeld. Dat valt Fletcher niet te verwijten, ook gezien het begrijpelijke en verdedigbare standpunt dat zij heeft ingenomen in deze procedure, namelijk dat [verzoekster] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Gezien de omstandigheden is in deze uitzonderlijke situatie toch in het voordeel van [verzoekster] beslist, maar het kan Fletcher niet worden verweten dat zij gedurende deze procedure niet aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan. [verzoekster] voldoet dus niet aan de voorwaarden zoals die zijn gesteld in artikel 7.3 van de cao. Daarom heeft zij geen recht op de aanvulling tot 95% van het maandloon, en sluit de kantonrechter aan bij 70% van het loon. Dat betekent dat Fletcher voor de periode november 2022 tot en met februari 2023 in totaal een bedrag van € 1.924,72 bruto aan [verzoekster] is verschuldigd.
Wettelijke verhoging en wettelijke rente
3.10.
[verzoekster] verzoekt ook om een veroordeling van Fletcher tot het betalen van de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW. Als het loon te laat wordt betaald, heeft de werknemer in principe recht op een wettelijke verhoging van maximaal 50%. De kantonrechter ziet in dit geval aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot nihil. Hoewel Fletcher zich onvoldoende heeft ingezet om [verzoekster] op de financiële consequenties van een opzegging te wijzen, kan het niet aan Fletcher worden toegerekend dat zij het loon van [verzoekster] niet heeft betaald. Fletcher ging immers uit van een opzegging door [verzoekster] .
3.11.
De verzochte wettelijke rente over het loon wordt toegewezen.
3.12.
De kantonrechter merkt op dat in het lichaam van het verzoekschrift wordt gesproken over de buitengerechtelijke incassokosten, maar dat in het petitum niet wordt verzocht om betaling hiervan. Gelet op artikel 23 Rv worden deze kosten daarom niet verder besproken.
Proceskosten
3.13.
Fletcher heeft grotendeels ongelijk gekregen. Zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verzoekster] worden begroot op:
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde €
793,00(vast tarief gemiddelde zaak)
Totaal € 1.037,00
3.14.
In de beslissing staat hoe de wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
3.15.
De nakosten worden onder 4.4 in de beslissing begroot.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart voor recht dat [verzoekster] haar arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd;
4.2.
veroordeelt Fletcher om aan [verzoekster] te betalen het loon van november 2022 tot en met februari 2023 van € 1.924,72 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt Fletcher tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.037,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.4.
veroordeelt Fletcher, onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [verzoekster] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
4.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.