In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en Fletcher Hotel Exploitaties B.V. [verzoekster] had op 1 november 2022 een e-mail gestuurd naar haar werkgever waarin zij aangaf haar werkzaamheden te willen beëindigen vanwege gezondheidsredenen. Fletcher interpreteerde deze e-mail als een ondubbelzinnige opzegging van de arbeidsovereenkomst, die volgens hen per 1 november 2022 was geëindigd. [verzoekster] betwistte echter dat zij haar arbeidsovereenkomst had opgezegd en verzocht om een verklaring voor recht dat de opzegging niet rechtsgeldig was, alsook om betaling van haar loon van november 2022 tot en met maart 2023.
De kantonrechter oordeelde dat Fletcher niet voldoende had voldaan aan haar informatieplicht jegens [verzoekster]. De rechter stelde vast dat de e-mail van [verzoekster] niet als een duidelijke en ondubbelzinnige opzegging kon worden beschouwd, vooral gezien de emotionele toestand van [verzoekster] en het feit dat zij niet adequaat was geïnformeerd over de gevolgen van haar opzegging. De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst niet per 1 november 2022 was geëindigd en dat Fletcher verplicht was om het loon van [verzoekster] door te betalen voor de maanden november 2022 tot en met februari 2023. De rechter wees ook de verzoeken van [verzoekster] om een aanvulling op haar loon af, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden van de cao voor loondoorbetaling tijdens ziekte. Fletcher werd veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon en de proceskosten.