ECLI:NL:RBMNE:2023:3726

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
559437 / HA RK 23-136
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 21 juli 2023 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Makhloufi. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. G.L.M. Urbanus, de behandelend rechter in een civiele procedure. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was omdat zij een zitting op 6 juli 2023 niet wilde uitstellen, terwijl verzoeker wegens een operatie niet aanwezig kon zijn. Tevens had de wederpartij nieuwe stukken ingediend, die verzoeker niet had kunnen bespreken met zijn advocaat.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat een rechter gewraakt kan worden op grond van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de zitting niet uit te stellen een procesbeslissing is en geen grond voor wraking kan opleveren. De rechter had geprobeerd de zitting te verplaatsen, maar verzoeker en zijn advocaat waren gedurende drie weken na indiening van het verzoekschrift verhinderd.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen voor partijdigheid waren en dat de vrees voor partijdigheid niet gerechtvaardigd was. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 559437 / HA RK 23-136
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 21 juli 2023
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen verzoeker),
advocaat mr. S. Makhloufi, te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de zitting van 6 juli 2023 met daarin opgenomen het wrakingsverzoek van verzoeker gericht tegen mr. G.L.M. Urbanus;
  • de reactie van de rechter van 7 juli 2023;
  • de brief van de advocaat van verzoeker van 17 juli 2023.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 18 juli 2023 met gesloten deuren behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling zijn verzoeker en zijn advocaat verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. G.L.M. Urbanus als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer C/16/558247 / FA RK 23-1117.
2.2.
Verzoeker heeft aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter partijdig is omdat zij de zitting van 6 juli 2023 niet wilde uitstellen, terwijl verzoeker vanwege een operatie niet bij de zitting aanwezig kon zijn. Daarnaast heeft de wederpartij in de hoofdzaak een dag voor de zitting nieuwe stukken ingediend. Deze stukken heeft de advocaat niet meer met verzoeker kunnen bespreken. Verzoeker had de kans moeten krijgen zichzelf te verdedigen op zitting.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich in de eerste plaats op het standpunt dat de beslissing op het uitstelverzoek een procesbeslissing betreft die in beginsel geen grond voor wraking van een rechter kan opleveren. In de tweede plaats stelt zij dat in de beslissing geen aanwijzing voor partijdigheid kan worden gezien. In de wet staat dat de mondelinge behandeling van een verzoek zoals in de hoofdzaak (een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening) niet later aanvangt dan in de derde week volgend op die waarin de voorziening is gevraagd. De rechtbank heeft haar best gedaan om de zitting te verplaatsen om verzoeker en zijn advocaat tegemoet te komen. Er zijn tijdstippen buiten het gewone zittingsrooster op 3 of 4 juli 2023 aangeboden. Verzoeker en zijn advocaat bleken echter gedurende drie weken na indiening van het verzoekschrift verhinderd te zijn. Nu verplaatsen geen resultaat had en sprake was van ordemaatregelen die met enige spoed moeten worden genomen, is beslist dat de zitting op 6 juli 2023 moest doorgaan.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De beslissing van de rechter tot afwijzing van het verzoek om uitstel van een zitting is een procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden. Dat is hier niet het geval. Uit de stukken blijkt dat de rechter heeft geprobeerd de zaak na het uitstelverzoek op een andere dag in te plannen. Aan partijen is voorgesteld de zaak te behandelen op 3 of 4 juli 2023, maar verzoeker en zijn advocaat gaven aan dan ook verhinderd te zijn. Dat de rechter vervolgens heeft beslist dat de zaak vanwege de spoedeisendheid van de ordemaatregelen toch op 6 juli 2023 moest worden behandeld, geeft geen blijk van (de schijn van) vooringenomenheid. De stelling van de advocaat van verzoeker dat zij de nieuwe stukken niet met verzoeker heeft kunnen bespreken, maakt dit niet anders. De rechter heeft geen oordeel over die stukken laten blijken.
3.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter tegen wie het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/558247 / FA RK 23-1117 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J.M. Mol, voorzitter, en mr. M.E. Heinemann en
mr. A.M. Crouwel als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. J. Broere, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.