ECLI:NL:RBMNE:2023:3714

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
UTR 21/5170, UTR 21/5175, UTR 22/45, UTR 22/51 en UTR 22/57
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging omgevingsvergunning voor speelbos Sijsjesberg in Huizen wegens onvoldoende motivering en onderzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 21 juli 2023, hebben omwonenden beroep ingesteld tegen een omgevingsvergunning die was verleend aan Stichting Goois Natuurreservaat (GNR) voor de realisatie van een speelbos op de Sijsjesberg in Huizen. De rechtbank oordeelt dat de omgevingsvergunning niet in stand kan blijven. Het college van burgemeester en wethouders heeft niet voldoende gemotiveerd waarom de alternatieve locaties die door de eisers zijn aangedragen, niet gelijkwaardig zijn aan de gekozen locatie. Daarnaast heeft het college onvoldoende onderzoek gedaan naar de parkeerbehoefte van bezoekers en de geluidsimpact van het speelbos.

De rechtbank stelt vast dat de locatie van het speelbos binnen een natuurgebied valt en dat de omgevingsvergunning in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank vernietigt het besluit van het college en draagt hen op om opnieuw te beslissen op de aanvraag van GNR, waarbij zij de motivering omtrent de alternatieve locaties, parkeerbehoefte en geluidsbelasting moeten heroverwegen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en het motiveringsbeginsel in het bestuursrecht.

De rechtbank concludeert dat de gebreken in de besluitvorming fundamenteel zijn en dat het college niet de gelegenheid krijgt om deze gebreken te herstellen via een bestuurlijke lus. De eisers krijgen hun griffierecht en proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 21/5170, UTR 21/5175, UTR 22/45, UTR 22/51 en UTR 22/57

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 juli 2023 in de zaak tussen

UTR 21/5170

1. [eiser sub 1] , en

2. Stichting behoud Sijsjesberg

(gemachtigde: mr. L. Haver Droeze)
UTR 21/5175

3. [eiser sub 3]

(gemachtigde: mr. R.T.M. Lagerweij)
UTR 22/45

4. [eiser sub 4]

(gemachtigde: mr. M.A. de Boer)
UTR 22/51

5. [eiser sub 5]

(gemachtigde: mr. M.A. de Boer)
UTR 22/57

6. [eiser sub 6]

(gemachtigde: mr. P.R. Botman)
samen eisers, allen uit [woonplaats] ,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, verweerder

(gemachtigde: N.C. van der Laan).
Als derde-partij heeft
Stichting Goois Natuurreservaataan dit geding deelgenomen.
Partijen worden hierna eisers, het college en GNR genoemd.

De uitspraak

Deze uitspraak gaat over de omgevingsvergunning die het college heeft verleend aan Stichting Goois Natuurreservaat (GNR) voor het realiseren van een speelbos op de Sijsjesberg in Huizen. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de verleende omgevingsvergunning niet in stand kan blijven. Het college heeft niet goed gemotiveerd waarom de locaties die volgens eisers geschikt zijn voor het speelbos niet op z’n minst gelijkwaardig zijn en/of tot meer bezwaren leiden. Verder heeft het college niet goed onderbouwd dat in de parkeerbehoefte van bezoekers van het speelbos kan worden voorzien en dat het geluid dat wordt veroorzaakt door (de bezoekers van) het speelbos van een aanvaardbaar niveau is. De rechtbank zal dat hierna verder uitleggen, bij de bespreking van de beroepsgronden van eisers. In de conclusie bespreekt de rechtbank welke gevolgen deze uitspraak heeft voor de verleende omgevingsvergunning en hoe het verder moet.

Inleiding

1. In 2016 heeft de gemeenteraad besloten het natuurgebied Sijsjesberg in Huizen in eigendom over te dragen aan GNR. De gemeenteraad heeft besloten een speelbos te realiseren in een deel van het gebied, voor de aanleg waarvan een bedrag is betaald en gesaldeerd met de verkoopprijs. Het natuurgebied Sijsjesberg is ongeveer 12 hectare. In een gedeelte van ongeveer 0,5 hectare van het gebied wil GNR het speelbos realiseren voor kinderen in de lagere groepen van de basisschool en voor buitenschoolse opvangorganisaties in Huizen. Het speelbos moet aan de rand van het natuurgebied komen, net ten noorden van het zwembad Sijsjesberg. De ingang van het speelbos ligt aan een pad dat vanaf de openbare parkeerplaats aan de Ericaweg langs het zwembad loopt.
2. Op 12 mei 2021 heeft GNR bij het college een aanvraag ingediend voor de aanleg en ingebruikname van speelbos Sijsjesberg. Het college heeft op 3 september 2021 het ontwerpbesluit bekend gemaakt. Tegen het ontwerpbesluit hebben omwonenden zienswijzen ingediend. De ingediende zienswijzen hebben niet geleid tot wijzigingen in het ontwerpbesluit. Met het besluit van 25 november 2021 heeft het college aan GNR een omgevingsvergunning verleend voor handelen in strijd met het bestemmingsplan en voor het uitvoeren van werkzaamheden.
3. Eisers wonen in de omgeving van natuurgebied Sijsjesberg, dicht bij de voorgenomen locatie van het speelbos. Zij zijn het niet eens met de verleende omgevingsvergunning en vrezen voor de nadelige gevolgen van dit plan voor hun woon- en leefomgeving. Eisers hebben daarom bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4. Het beroep van eisers is behandeld op de zitting van 30 maart 2023. Eiser 1 was bij de zitting aanwezig, ook namens Stichting behoud Sijsjesberg, bijgestaan door zijn gemachtigde. Eisers 3, 5 en 6 waren ook bij de zitting aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door T. Zundert. Namens GNR waren [A] en [B] bij de zitting aanwezig.
5. De rechtbank heeft de beroepen van eisers tegelijk op een zitting behandeld. De rechtbank doet nu één uitspraak in alle beroepen.

De besluitvorming

6. De voorgenomen locatie van het speelbos ligt in het natuurgebied Sijsjesberg en valt binnen het bestemmingsplan ‘Natuurgebieden’. Op grond van dit bestemmingsplan heeft de voorgenomen locatie van het speelbos de bestemmingen ‘natuurgebied’, ‘grondwaterbeschermingsgebied’ en ‘bodembeschermingsgebied’. De aanduiding ‘dagrecreatief medegebruik’ ontbreekt op de voorgenomen locatie van het speelbos. Deze aanduiding is op sommige andere locaties binnen het bestemmingsplan ‘Natuurgebieden’ wel aanwezig. Voor het realiseren van het speelbos is de bestemming ‘dagrecreatief medegebruik’ wel nodig. Om de omgevingsvergunning te kunnen verlenen moet daarom worden afgeweken van het bestemmingsplan. Daarnaast ziet de omgevingsvergunning op het uitvoeren van werkzaamheden. [1]
7. Het college wijkt af van het bestemmingsplan met een ruimtelijke onderbouwing. [2] Aan de verleende omgevingsvergunning ligt de ruimtelijke onderbouwing ‘Speelbos Sijsjesberg’ van 17 augustus 2021 ten grondslag die namens GNR is opgesteld.
8. In artikel 2.12 van de Wabo is bepaald dat het college alleen een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik van het bestemmingsplan kan verlenen als de activiteit niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Bij de keuze om wel of geen omgevingsvergunning te verlenen maakt het college een afweging van de bij de aanvraag betrokken belangen. Het college heeft daarbij beleidsruimte. De rechtbank toetst of het college in redelijkheid tot zijn besluit is gekomen en of daarbij alle betrokken belangen zijn meegewogen.

Beoordeling door de rechtbank

9. Eisers hebben gronden gericht tegen de omgevingsvergunning die is verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan en voor het uitvoeren van werkzaamheden. De rechtbank zal hierna aan de hand van de beroepsgronden van eisers uitleggen waarom zij vindt dat de omgevingsvergunning, voor zover die ziet op het afwijken van het bestemmingsplan, niet in stand kan blijven.
De locatie
10. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of de Sijsjesberg de meest geschikte locatie is voor het speelbos en of er alternatieve locaties zijn. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat het bestaan van alternatieven er alleen toe kan leiden dat het college niet meewerkt aan het verlenen van een omgevingsvergunning, als op voorhand duidelijk is dat door het verwezenlijken van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. [3]
11. Het college stelt zich op het standpunt dat er geen gelijkwaardige alternatieven zijn voor de locatie Sijsjesberg die tot minder bezwaren leiden. Het college verwijst daarvoor naar het locatieonderzoek dat GNR samen met de gemeente Huizen heeft uitgevoerd (hierna: het locatieonderzoek van GNR) en dat is opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing die aan de omgevingsvergunning ten grondslag ligt. In dit onderzoek worden zes verschillende locaties beoordeeld op inrichtingsvereisten, inpassing en faciliteiten en overlast en impact op de omgeving. Volgens dit locatieonderzoek is de Sijsjesberg de beste locatie voor het realiseren van het speelbos.
12. Eisers 1, 2 en 6 vinden dat in het locatieonderzoek van GNR de totstandkoming van de scores en de gebruikte criteria onduidelijk zijn en voert aan dat er binnen de gemeente meer geschikte locaties zijn voor het realiseren van een speelbos dan de Sijsjesberg en dat die locaties tot minder bezwaren leiden. Ter onderbouwing van dit standpunt is namens eiser 2 een contra-locatie onderzoek opgesteld door [onderzoeksbureau] van 23 juni 2022. Eisers 1, 2 en 6 hebben dit locatieonderzoek ingebracht in de procedure. In het locatieonderzoek van [onderzoeksbureau] worden dezelfde locaties onderzocht als in het locatieonderzoek van GNR. [onderzoeksbureau] gebruikt ook dezelfde beoordelingscriteria. Anders dan in het locatieonderzoek van GNR, is in het onderzoek van [onderzoeksbureau] wel uitgebreid en inzichtelijk toegelicht wanneer en om welke redenen aan een bepaald beoordelingscriterium is voldaan en wat het betekent als een locatie op een bepaald criterium geschikt of ongeschikt wordt bevonden. De conclusie van het onderzoek is dat de locatie aan de Langerhuizenweg in deelgebied Bikbergen (11 punten) en de locatie tussen de Crailoseweg en de Oude Naarderweg in deelgebied Tafelbergheid (12 punten) het meest geschikt zijn. De huidige locatie op de Sijsjesberg scoort in dit onderzoek maar 9 punten. In de conclusie is toegelicht welke verschillen er zijn tussen de geschiktheid van deze locaties. Daarnaast zijn er nog twee andere locaties die volgens dit onderzoek wat minder geschikt zijn, maar waaraan meer punten zijn toegekend dan aan de locatie Sijsjesberg.
13. De rechtbank oordeelt dat het college niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de andere locaties die zijn onderzocht in het locatieonderzoek niet op zijn minst gelijkwaardig zijn en/of tot meer bezwaren leiden dan de locatie Sijsjesberg. Het locatieonderzoek van GNR bestaat uit (alleen) een schema waarin per locatie voor verschillende beoordelingscriteria een plus of een min wordt toegekend. Eisers voeren terecht aan dat de totstandkoming van de scores en de gebruikte criteria onduidelijk zijn. In het locatieonderzoek van GNR en in de ruimtelijke onderbouwing is niet toegelicht waarom voor deze beoordelingscriteria is gekozen en wanneer al dan niet aan een van de criteria is voldaan. Daarnaast is in het locatieonderzoek van GNR niet toegelicht of inzichtelijk waarom locaties op bepaalde criteria positief of negatief scoren. Het locatieonderzoek van GNR maakt dus niet inzichtelijk waarom de andere onderzochte locaties niet op zijn minst gelijkwaardig zijn en/of tot minder bezwaren leiden.
14. Op de zitting heeft GNR toegelicht hoe zij de beoordelingscriteria voor het locatieonderzoek heeft gekozen en waarom deze criteria voor haar belangrijk zijn. Het college moet echter een eigen afweging maken en zelf beoordelen of de andere locaties op zijn minst gelijkwaardig zijn gelet op alle belangen en of deze tot minder bezwaren van de omwonenden leiden. Uit de enkele verwijzing naar het locatieonderzoek van GNR blijkt niet dat het college dat heeft gedaan.
15. In het locatieonderzoek van [onderzoeksbureau] is, anders dan in het locatieonderzoek van GNR, wél inzichtelijk gemaakt hoe de scores tot stand zijn gekomen. [onderzoeksbureau] komt tot de conclusie dat er wel alternatieven zijn die op zijn minst gelijkwaardig zijn en tot minder bezwaren leiden. Als het college desondanks wil vasthouden aan de voorgenomen locatie, dan ligt het op de weg van het college om gemotiveerd toe te lichten dat de conclusies uit het locatieonderzoek van [onderzoeksbureau] niet juist zijn. Het college heeft echter in het geheel niet inhoudelijk gereageerd op het locatieonderzoek van [onderzoeksbureau] en slechts verwezen naar de uitkomst van het locatieonderzoek van GNR. Daarmee kleeft aan het bestreden besluit een gebrek.
16. Het college heeft verzocht om alsnog inhoudelijk te mogen reageren op het locatieonderzoek van [onderzoeksbureau] , maar de rechtbank ziet daar in dit stadium van de procedure geen aanleiding toe. Het locatieonderzoek is van 23 juni 2022 en is met aanvullende toelichting op 7 juli 2022 naar de rechtbank verzonden. De behandeling van het beroep heeft vervolgens pas op 30 maart 2023 plaatsgevonden. In de tussenliggende periode is het college ruimschoots in de gelegenheid geweest om kennis te nemen van het locatieonderzoek en daar inhoudelijk op te reageren of, zo nodig, een eigen deskundige in te schakelen om nader te rapporteren. Het college heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Parkeren
17. Uit de omgevingsvergunning en de ruimtelijke onderbouwing volgt dat bezoekers die met de auto naar het speelbos komen, gebruik kunnen maken van het openbare parkeerterrein aan de Ericaweg. Dit parkeerterrein wordt ook gebruikt door bezoekers van het zwembad en natuurgebied Sijsjesberg. Tussen partijen is niet in geschil dat op dit openbare parkeerterrein plek is voor ongeveer 60 auto’s.
18. Alle eisers voeren aan dat het college verkeerde uitgangspunten hanteert om de parkeerbehoefte voor het speelbos vast te stellen. Daarnaast is het aantal beschikbare parkeerplaatsen op het openbare parkeerterrein ontoereikend om in de parkeerbehoefte van het speelbos te kunnen voorzien. Eisers hebben toegelicht dat omwonenden al in grote mate parkeeroverlast ervaren, met name in de periode dat het zwembad open is en het mooi weer is. Door het realiseren van een speelbos neemt de parkeerdruk in de wijk alleen maar toe en ontstaat een onhoudbare situatie. Om de parkeerdruk niet verder te laten toenemen, moeten de benodigde parkeerplaatsen voor het speelbos binnen de planlocatie worden gerealiseerd. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser 2 een verkeerskundige beoordeling laten uitvoeren door [onderzoeksbureau] . Uit dit rapport volgt dat het college onvoldoende inzicht heeft gegeven in de aannames en berekeningen die leiden tot de vastgestelde parkeerdruk voor het speelbos, en dat het college de huidige parkeersituatie op drukke momenten onvoldoende in beeld heeft gebracht. Volgens eisers is de conclusie dat het college niet heeft onderbouwd dat het plan voorziet in voldoende parkeergelegenheid voor de bezoekers van het speelbos.
19. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college bij het verlenen van de omgevingsvergunning ondeugdelijk gemotiveerd dat er voor de bezoekers van het speelbos voldoende parkeergelegenheid zal zijn. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
20. Om te kunnen beoordelen of voor het speelbos voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is, moet het college eerst de parkeerbehoefte vaststellen. In de omgevingsvergunning gaat het college volledig uit van de parkeerbehoefte die GNR in de ruimtelijke onderbouwing heeft vastgesteld. Daar wordt voor een drukke dag in het speelbos uitgegaan van tien auto’s in de dagperiode en twee auto’s in de avondperiode. Deze inschatting is gebaseerd op ervaringscijfers van een vergelijkbaar speelbos in de omgeving: speelbos ’t Laer. Daarnaast zijn deze cijfers gebaseerd op de verwachting dat veel bezoekers van het speelbos met de fiets of lopend naar het speelbos komen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de ruimtelijke onderbouwing op dit punt niet zonder nadere toelichting aan de omgevingsvergunning ten grondslag kunnen leggen. In de ruimtelijke onderbouwing is geen toelichting gegeven op de ervaringscijfers van speelbos ’t Laer en in welke mate deze cijfers al dan niet afwijken voor de verwachtingen van het gewenste speelbos op de Sijsjesberg. Ook de verwachting dat veel bezoekers van het speelbos lopend of met de fiets naar de locatie zullen komen, is niet onderbouwd.
21. Daar komt bij dat in het besluit om de omgevingsvergunning te verlenen en in de ruimtelijke onderbouwing niet is ingegaan op de parkeerdruk van het zwembad. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat een nieuwe ontwikkeling geen oplossing hoeft te bieden voor een eventueel bestaand parkeertekort [4] , maar dat neemt niet weg dat het college moet onderbouwen dat de bestaande parkeerdruk niet toeneemt door de komst van het speelbos. Daarvoor is de huidige parkeerdruk van het openluchtzwembad van belang. Als de openbare parkeerplaats immers voldoende ruimte biedt aan bezoekers van het zwembad én het speelbos, dan is duidelijk dat de parkeerdruk in het gebied niet toeneemt.
22. De rechtbank is het met eisers eens dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat dit het geval zal zijn. Eiser 6 heeft in zijn beroepschrift een toelichting gegeven op de parkeerdruk van het zwembad. Hij gaat daarbij uit van de kencijfers voor een openluchtzwembad uit de publicatie ‘Toekomstbestendig parkeren – Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’ van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-, en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (hierna: het CROW) uit 2018. Deze kencijfers leiden in combinatie met de oppervlakte van de zwembaden tot een parkeerbehoefte voor het zwembad van ongeveer 300 tot 400 parkeerplaatsen. De rechtbank kan niet met zekerheid vaststellen dat deze inschatting van eiser 6 de werkelijke parkeerdruk van het zwembad weergeeft. Hiervoor ontbreken exacte gegevens over de oppervlakte van het zwembad en de ligging van het gebied. Echter, ook als wordt uitgegaan van de situatie waarin de minste parkeerplekken nodig zijn, is het duidelijk dat de parkeerbehoefte van het openluchtzwembad groter is dan de aanwezige parkeergelegenheid. Het is voor de rechtbank daarom duidelijk dat de openbare parkeerplaats met 60 plekken in ieder geval niet voorziet in de parkeerbehoefte van het zwembad. Dit betekent dat op de openbare parkeerplaats onvoldoende parkeerplekken beschikbaar zijn om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte van het speelbos, in ieder geval in de maanden dat het openluchtzwembad geopend is. Op de zitting heeft het college nog toegelicht dat mogelijk in de openbare ruimte rondom het plangebied wel voldoende parkeergelegenheid is. Het college heeft dit standpunt niet onderbouwd met bijvoorbeeld een parkeerdruk onderzoek. Gelet op de hiervoor beschreven parkeertekorten, acht de rechtbank dit standpunt zonder nadere onderbouwing niet aannemelijk. De beroepsgrond slaagt.
Overlast hangjongeren
23. Eisers 1 en 2 hebben aangevoerd dat zij vrezen voor overlast van hangjongeren in het speelbos.
24. Naar het oordeel van de rechtbank hebben het college en GNR voldoende overtuigend gemotiveerd dat eventuele overlast van hangjongeren in ieder geval niet zal toenemen door het speelbos. Als omwonenden overlast ervaren, dan kunnen zij dit bij de politie melden. De beroepsgrond slaagt niet.
Geluid
25. Eisers 1, 2, 4 , 5 en 6 voeren aan dat zij op drukke dagen geluidoverlast van het zwembad ervaren. Het college heeft volgens hen ten onrechte niet onderzocht wat het cumulerend effect is van de toename van geluid door het realiseren van een speelbos. Op de zitting hebben eisers aangevoerd dat het geluidsonderzoek bij de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende betrouwbaar is. In het akoestisch onderzoek wordt voor de meting uitgegaan van de aanwezigheid van 35 kinderen overdag. Dit is gebaseerd op de bezoekersaantallen van speelbos ’t Laer. Volgens eisers zijn deze aantallen niet representatief voor een speelbos op de Sijsjesberg en zijn deze aantallen ook niet onderbouwd.
26. De rechtbank volgt eisers in hun stelling dat onvoldoende inzichtelijk is op welke gegevens het geluidsonderzoek is gebaseerd en dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat deze gegevens ook bruikbaar zijn voor het vaststellen van de geluidsbelasting voor een speelbos op de Sijsjesberg. De rechtbank legt dat hierna uit.
27. Uit de ruimtelijke onderbouwing volgt dat voor de beoordeling van de geluidsbelasting wordt aangesloten bij de beoordeling zoals die voor bedrijfsmatige activiteiten wordt uitgevoerd op basis van de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’. Dit kan de rechtbank volgen. Voor het vaststellen van de geluidsbelasting zijn de regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing, omdat een speelbos geen inrichting is. In het akoestisch onderzoek worden 60 bezoekers als uitgangspunt genomen. Daarbij gaat het om 35 kinderen in de dagperiode, 5 kinderen in de avondperiode en 20 begeleiders. In het onderzoek staat dat deze gegevens zijn verstrekt en geaccordeerd door GNR. Op de zitting heeft GNR toegelicht dat de gehanteerde bezoekersaantallen in het akoestisch onderzoek zijn gebaseerd op de bezoekerscijfers van speelbos ’t Laer. De bezoekersaantallen van speelbos ’t Laer zijn echter niet onderbouwd en ook wordt niet toegelicht waarom deze bezoekersaantallen ook voor het gewenste speelbos op de Sijsjesberg van toepassing zouden zijn. Aangezien de uitgangspunten van het akoestisch onderzoek niet zijn onderbouwd, lag het op de weg van het college om nader onderzoek te doen naar de juistheid en betrouwbaarheid van het akoestisch onderzoek. Dat heeft het college niet gedaan. Het college heeft bij deze stand van zaken niet onderbouwd dat met de komst van het speelbos sprake zal zijn van een aanvaardbare geluidsbelasting. De beroepsgrond slaagt.
Overige beroepsgronden
28. Ter zitting hebben eisers 1, 2, 4 en 5 hun beroepsgrond dat er privaatrechtelijke belemmeringen zijn voor het realiseren van het speelbos, ingetrokken.
29. Eisers 1, 2, 4, 5 en 6 vinden dat het besluit om de omgevingsvergunning te verlenen onzorgvuldig is voorbereid omdat er geen draagvlak bestaat bij omwonenden voor het realiseren van het speelbos op deze plek en omdat het college zich niet heeft gehouden aan toezeggingen op het gebied van participatie. De wethouder heeft bevestigd dat het speelbos op de Sijsjesberg wel gedragen moet worden door omwonenden en dat er sprake moet zijn van participatie. Desondanks zijn er slechts een aantal informatiebijeenkomsten geweest waarbij duidelijk bleek dat de locatie van het speelbos niet meer ter discussie stond. Door het ontbreken van draagvlak en participatie heeft het college ten onrechte medewerking verleend aan dit plan, aldus eisers.
30. De rechtbank volgt eisers daarin niet. Uit de ruimtelijke onderbouwing volgt dat er in ieder geval een informatieavond en een veldbezoek zijn georganiseerd. Als gevolg van de reactie van omwonenden is het plan aangepast. Zo is bijvoorbeeld de noordelijke entree tot het speelbos verwijderd. Omwonenden zijn dus door GNR bij het plan betrokken. Er is echter geen wettelijke verplichting voor GNR om omwonenden te consulteren over het plan. Daarnaast kunnen omwonenden hun belangen bij het college kenbaar maken door een zienswijze in te dienen tegen het ontwerpbesluit. Eisers hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Het college heeft de ingediende zienswijzen kenbaar betrokken bij zijn besluit om de omgevingsvergunning te verlenen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
31. Eisers 1, 2, 4 en 5 voeren aan dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat zij niet in de gelegenheid zijn gesteld om hun zienswijze mondeling toe te lichten.
32. De rechtbank volgt eisers daarin niet. In de Nota beantwoording zienswijzen hebben het college en GNR een inhoudelijke reactie gegeven op alle ingediende zienswijzen. Het college heeft geen wettelijke plicht om de indieners van zienswijzen in de gelegenheid te stellen hun zienswijze mondeling toe te lichten.
Natuurnetwerk Nederland
33. Eisers 1, 2, 4, 5 en 6 wijzen er op dat het natuurgebied Sijsjesberg binnen Natuurnetwerk Nederland valt. Door de aanleg en het gebruik van het speelbos worden de wezenlijke kenmerken en waarden in het natuurgebied Sijsjesberg significant aangetast en wordt de oppervlakte van het Natuurnetwerk Nederland (NNN-gebied) door het aanleggen van het speelbos verkleind. Het college handelt hiermee in strijd met de Omgevingsverordening Noord-Holland 2020 (de Omgevingsverordening).
34. De rechtbank is het hier niet mee eens. De rechtbank stelt vast, en ook tussen partijen is niet in geschil, dat het plangebied binnen NNN-gebied valt en dat de Omgevingsverordening van toepassing is. Uit de Omgevingsverordening volgt dat een ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten mogelijk mag maken die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden of tot vermindering van de oppervlakte van NNN-gebied, tenzij sprake is van een groot openbaar belang of er geen reële alternatieven zijn. In de ruimtelijke onderbouwing is onderkend dat de Omgevingsverordening op het plangebied van toepassing is. Vervolgens is uitgebreid toegelicht waarom er geen aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden plaatsvindt door het realiseren van het speelbos. Daarbij speelt bijvoorbeeld een rol dat er geen bomen worden gekapt en alleen invasieve soorten worden gesnoeid. Daarnaast wordt er beperkt heringericht en gegraven en wordt er geen bebouwing aangebracht. Voor zover het geluid van spelende kinderen tot een verstoring van NNN-gebied kan leiden, wordt in de ruimtelijke onderbouwing toegelicht dat deze verstoring slechts beperkt is, dat het gebied al dicht op de bebouwde kom ligt en er in het gebied al regelmatig recreatief gebruik plaatsvindt. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank in de ruimtelijke onderbouwing deugdelijk gemotiveerd dat het plan niet leidt tot een aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN-gebied en het plan dus niet in strijd is met de Omgevingsverordening. De beroepsgrond slaagt niet.
Bouwen
35. Eisers 4, 5 en 6 voeren aan dat uit de aanvraag volgt dat in het speelbos ook vergunningsplichtige bouwwerken worden gerealiseerd zoals houten bruggen, picknickbanken en een pompinstallatie voor een watergang. Eisers betwist dat het alleen om natuurlijke elementen gaat, zoals in de ruimtelijke onderbouwing staat. Voor de activiteit ‘bouwen’ is geen omgevingsvergunning verleend. Bovendien is het in strijd met het bestemmingsplan om bouwwerken te realiseren in dit natuurgebied.
36. De rechtbank is van oordeel dat eisers op dit punt geen gelijk hebben. De rechtbank stelt vast dat GNR geen omgevingsvergunning heeft gevraagd voor de activiteit ‘bouwen’. Het college moet namelijk beslissen op de aanvraag zoals GNR deze heeft gedaan. Het college hoefde dus geen vergunning te verlenen voor de activiteit ‘bouwen’. Dat volgens eisers voor de houten bruggen, picknickbanken en pompinstallatie ook een vergunning nodig is, betekent niet dat het college de vergunning voor de aangevraagde activiteiten had moeten weigeren.
Dat is slechts anders als het college, op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat er activiteiten worden uitgevoerd die aan de uitvoerbaarheid van de omgevingsvergunning in de weg staan, bijvoorbeeld doordat er vergunningsplichtige bouwwerken worden opgericht en het project zonder die bouwwerken niet kan worden uitgevoerd. Uit rechtspraak van de Afdeling volgt dat in zo’n geval een omgevingsvergunning niet mag worden verleend. [5] Daarvan is in dit geval bij het speelbos geen sprake. Uit de ruimtelijke onderbouwing en de toelichting van GNR ter zitting volgt dat er minimaal wordt ingegrepen in de bodem en de inrichting van het speelbos. Er wordt een Engels hekwerk aangebracht om de scheiding van het speelbos met het overige deel van het natuurgebied af te bakenen, er komen een aantal bankjes van boomstammen en een half verhard stammenpad. In wat eisers hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het college op voorhand had moeten inzien dat deze activiteiten aan de uitvoerbaarheid van de omgevingsvergunning in de weg staan. Mochten er tijdens de uitvoering van de werkzaamheden toch activiteiten plaatsvinden waarvoor volgens eisers een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ nodig is, dan kunnen eisers hiervoor een verzoek om handhaving bij het college indienen. De beroepsgrond slaagt niet.
Ladder voor duurzame verstedelijking
37. Eisers 1 en 2 voeren verder aan dat het college ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Daaruit volgt dat een plan voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling ook een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling moet bevatten. Als het gaat om een ontwikkeling buiten stedelijk gebied moet worden beschreven waarom de ontwikkeling niet in bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd. Volgens eisers 1 en 2 is het college in zijn besluitvorming ten onrechte niet op deze onderwerpen ingegaan.
38. Naar het oordeel van de rechtbank is artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening niet op deze zaak van toepassing, omdat een speelbos van 0,5 hectare geen stedelijke ontwikkeling is. Onder stedelijke ontwikkeling moet worden verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. [6] Daarvan is hier geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
Stikstofuitstoot
39. Eiser 6 voert aan dat de Aerius-berekening ondeugdelijk is uitgevoerd omdat is uitgegaan van te lage bezoekersaantallen en daarmee ook van een te lage verkeersgeneratie voor het plan. Ook is het cumulatieve effect vanwege de aanwezigheid van het zwembad niet meegenomen.
40. De rechtbank laat de beroepsgrond van eiser over de stikstofuitstoot buiten beschouwing omdat het relativiteitsvereiste [7] in de weg staat aan een inhoudelijke bespreking van deze grond. In de Wet natuurbescherming (Wnb) staan regels om de natuurwaarden van beschermde Natura 2000-gebieden te beschermen. Die natuurwaarden kunnen worden geraakt door de uitstoot van stikstof. Deze regels zien op een algemeen belang. In dit geval ligt het Natura 2000-gebied Eemmeer en Gooimeer het dichtst bij de woning van eiser, op ongeveer twee kilometer afstand. Naar het oordeel van de rechtbank is deze afstand te groot om dit Natura 2000-gebied te kunnen rekenen tot de directe woon- en leefomgeving van eiser. De grond van eiser dat de stikstofuitstoot voor het plan ondeugdelijk is berekend, kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het besluit om de omgevingsvergunning te verlenen. De beroepsgrond slaagt niet.
De aanlegvergunning
41. Eisers 1, 2, 4 en 5 voeren verder aan dat de omgevingsvergunning niet voldoet aan het bepaalde in artikel 5, derde en vierde lid, van het bestemmingsplan. Daaruit volgt dat het uitvoeren van werkzaamheden zoals ontgronden, afgraven, aanleggen of verharden, slechts toelaatbaar is als daardoor de natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische waarden van deze gronden niet in onevenredige mate kunnen worden verkleind. Volgens eisers staat niet vast dat aan deze voorwaarde is voldaan, zodat de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden niet verleend mocht worden.
42. De rechtbank volgt eisers daarin niet. In de ruimtelijke onderbouwing is deugdelijk gemotiveerd dat de natuurwetenschappelijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied niet worden aangetast door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Het uitgangspunt bij het ontwerp van het speelbos is juist om de specifieke kenmerken van het gebied niet aan te tasten en het plan zorgvuldig in te passen in de omgeving. Dit wordt gedaan door gebruik van natuurlijk inrichtingsmateriaal, minimale bodemingrepen en met zoveel mogelijk behoud van natuurlijk reliëf. Daarnaast worden gerichte natuurbeheer- en inrichtingsmaatregelen toegepast die zijn gericht op het vergroten van de (bio)diversiteit en het terugbrengen van inheemse beplanting. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

43. Uit deze uitspraak volgt dat het college niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat er geen gelijkwaardige alternatieven zijn voor de locatie van het speelbos, waar minder bezwaren tegen bestaan. Het college heeft ook niet toereikend gemotiveerd dat het plan op de onderdelen ‘parkeren’ en ‘geluid’ niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De omgevingsvergunning is verleend in strijd met het motiveringsbeginsel [8] en het zorgvuldigheidsbeginsel [9] voor zover het gaat om de activiteit afwijken van het bestemmingsplan. De beroepen zijn gegrond.
44. Gelet op de omvang van de geconstateerde gebreken in de besluitvorming en het fundamentele karakter daarvan en het nog benodigde onderzoek ziet de rechtbank geen aanleiding om het college met een bestuurlijke lus in de gelegenheid te stellen om deze gebreken te herstellen. Omdat op het moment van deze uitspraak de gebreken niet zijn hersteld, kan de rechtbank de rechtsgevolgen niet in stand laten. De rechtbank kan ook niet zelf in de zaak voorzien, omdat het college eerst aan zet is.
45. De rechtbank vernietigt daarom het besluit om de omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan. Het college moet dus opnieuw beslissen op de aanvraag van GNR om een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan. Als het college de omgevingsvergunning voor die activiteit wil verlenen moet het college in een nieuw te nemen besluit motiveren dat het realiseren van het speelbos niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Het college dient daarbij het algemeen belang, het belang van omwonenden en het belang van GNR te betrekken.
46. In het bijzonder moet het college in een nieuw besluit motiveren waarom de door eisers aangedragen alternatieven niet gelijkwaardig zijn of niet tot minder bezwaren leiden. Daarnaast moet het college onderbouwen dat het plan voorziet in voldoende parkeerbehoefte voor de bezoekers van het speelbos, ondanks de parkeerdruk van het zwembad. Het college moet daarbij de parkeerbehoefte voor het speelbos en het zwembad gemotiveerd onderbouwen. Tot slot moet het college bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan onderbouwen dat sprake zal zijn van een aanvaardbare geluidsbelasting met de komst van het speelbos.
Proceskosten en griffierecht
47. Omdat de beroepen gegrond zijn, moet het college het door eisers betaalde griffierecht vergoeden. Daarnaast krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De rechtbank zal de hoogte van deze vergoeding op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor alle beroepen afzonderlijk vaststellen.
Eisers 1 en 2.
48. De bijstand door een gemachtigde levert twee punten op (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor de aanwezigheid op de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 1.674,- voor rechtsbijstand.
49. Daarnaast hebben eisers 1 en 2 verzocht om vergoeding van € 10.769,- inclusief BTW, voor het uitvoeren van het locatieonderzoek en een verkeerskundige beoordeling door [onderzoeksbureau] . De rechtbank stelt de vergoeding van deze kosten vast aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht, gelezen in verband met artikel 8:36, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en dus met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de Wet tarieven in strafzaken. Op grond van het Besluit tarieven strafzaken 2003 geldt een maximumtarief van € 142,75 per uur. Uit de factuur en de daarbij gegeven toelichting blijkt dat de deskundige 35,6 uur heeft verantwoord en een tarief van € 250,- per uur heeft gehanteerd. De rechtbank vindt het aantal uur niet onredelijk. De rechtbank stelt de kosten voor de deskundige vast op 35,6 uur x € 142,75 + 21% BTW = € 6.149,10.
50. De te vergoeden proceskosten voor eisers 1 en 2 bedragen daarmee in totaal € 7.823,10.
Eiser 3.
51. De bijstand door een gemachtigde levert twee punten op (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor de aanwezigheid op de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 1.674,- voor rechtsbijstand.
Eiser 4.
52. De bijstand door een gemachtigde levert twee punten op (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor de aanwezigheid op de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 1.674,- voor rechtsbijstand.
Eiser 5.
53. De bijstand door een gemachtigde levert twee punten op (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor de aanwezigheid op de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 1.674,- voor rechtsbijstand.
Eiser 6.
54. De bijstand door een gemachtigde levert twee punten op (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor de aanwezigheid op de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 1.674,- voor rechtsbijstand.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het besluit om de omgevingsvergunning te verlenen voor zover dit ziet op de activiteit afwijken van het bestemmingsplan;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van het bepaalde in deze uitspraak;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eisers 1 en 2 te vergoeden;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers 3 tot en met 6 afzonderlijk te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers 1 en 2 tot een bedrag van € 7.823,10;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers 3 tot en met 6 tot een bedrag van € 1.674,- voor elk van hen afzonderlijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, voorzitter, en mr. S.C.A. van Kuijeren en mr. I. Helmich, leden, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Dit is gebaseerd op artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Dit is gebaseerd op artikel 2.1, eerste lid, onder c, en artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo.
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1312, ro. 5.2.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2688.
5.Uitspraak van de Afdeling van 22 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2909, onder 22.2.
6.Artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Besluit ruimtelijke ordening.
7.Dit volgt uit artikel 8:69a van de Awb.
8.Artikel 3:46 Awb.
9.Artikel 3:2 Awb.