ECLI:NL:RBMNE:2023:3713
Rechtbank Midden-Nederland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek om proceskostenvergoeding van eiseres na wijziging van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft eiseres, die sinds 2017 een uitkering ontvangt op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), een verzoek ingediend om proceskostenvergoeding. Eiseres had eerder een verlaging van haar arbeidsongeschiktheid naar 58,73% ontvangen, waar zij bezwaar tegen had gemaakt. Na een zitting op 11 maart 2022, waar eiseres meldde dat haar arbeidsongeschiktheid per januari 2022 was gewijzigd naar 80 tot 100%, is de behandeling van de zaak aangehouden om het Uwv de gelegenheid te geven om de situatie te onderzoeken.
Uiteindelijk heeft het Uwv op 10 mei 2022 aangegeven dat de toegenomen arbeidsongeschiktheid geen invloed had op het eerdere besluit. Eiseres heeft hierop gereageerd met aanvullende medische informatie. De rechtbank heeft op 15 juni 2023 de zaak voortgezet, waar eiseres haar beroep introk en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank oordeelde dat het Uwv in de proceskosten van eiseres moest worden veroordeeld, omdat de eerdere beslissing onvoldoende duidelijk was en een nadere toelichting vereiste.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 837,- en bepaald dat eiseres zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv moet wenden. De uitspraak is gedaan door rechter mr. V.E.H.G. Visser en is openbaar uitgesproken op 21 juli 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.