ECLI:NL:RBMNE:2023:3705

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
C/16/549215 / HA ZA 22-639
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over het bestaan van een erfdienstbaarheid of buurweg in een processueel ondeelbare rechtsverhouding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 26 juli 2023, gaat het om een geschil tussen een groep eisers, bestaande uit [eiser sub 1], [eiseres sub 2] en [eiser sub 3], en het Kerkgenootschap. De eisers stellen dat zij gezamenlijk eigenaar zijn van een weg die over hun percelen loopt, en vorderen een verklaring voor recht dat het Kerkgenootschap geen recht heeft op het gebruik van deze weg. Het Kerkgenootschap betwist dit en stelt dat er sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding, omdat de (onder)huurders van hun perceel niet in de procedure zijn betrokken. De rechtbank oordeelt dat dit verweer niet slaagt, maar wijst erop dat er mogelijk toch een processueel ondeelbare rechtsverhouding aan de kant van de eisers kan zijn, afhankelijk van de mede-eigendom van de weg door andere eigenaren. De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om hierover opheldering te geven in een akte. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/549215 / HA ZA 22-639
Vonnis van 26 juli 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

hierna te noemen: [eiser sub 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
hierna te noemen: [eiseres sub 2] ,
3.
[eiser sub 3],
hierna te noemen: [eiser sub 3] ,
allemaal wonende te [plaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] c.s.,
advocaat mr. S.H.W. Le Large te Utrecht,
tegen
het kerkgenootschap
[gedaagde],
hierna te noemen: het Kerkgenootschap,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. G.J.A.M. Bogaers te Laren, Noord Holland.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 24,
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties 1 tot en
1.2.
Daarna is aan partijen bericht dat er een vonnis zal komen.

2.Inleiding

In dit tussenvonnis wordt alleen ingegaan op het in conventie gevoerde verweer van het Kerkgenootschap dat [eiser sub 1] c.s. niet ontvankelijk in zijn vorderingen moet worden verklaard, omdat sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding.
De rechtbank is van oordeel dat dit verweer niet slaagt. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen. Eerst wordt echter kort ingegaan op waarover de zaak in conventie gaat.

3.Waarover gaat de zaak in conventie?

3.1.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zijn samen eigenaar van het perceel aan de [straat] [nummeraanduiding 1] te [plaats] . [eiser sub 3] is eigenaar van het perceel aan de [straat] [nummeraanduiding 2] te [plaats] .
3.2.
[eiser sub 1] c.s. stelt samen met de eigenaren van de percelen aan de [straat] [nummeraanduiding 3] , [nummeraanduiding 4] en [nummeraanduiding 5] eigenaar te zijn van een over hun percelen lopende weg (hierna voor de leesbaarheid te noemen: de weg van [eiser sub 1] c.s.).
3.3.
Het Kerkgenootschap is eigenaar van het perceel aan de [straat] [nummeraanduiding 5/letter] te [plaats] . Op dit perceel ligt een woning, een weiland en een schuur. Het Kerkgenootschap verhuurt de woning en heeft het weiland en de schuur in gebruik gegeven als schapenweide en caravanstalling.
3.4.
Het weiland en de schuur kunnen op dit moment alleen worden bereikt via de weg van [eiser sub 1] c.s.
3.5.
[eiser sub 1] c.s. vordert in deze procedure (in conventie):
primair1. een verklaring voor recht dat het Kerkgenootschap en/of gebruikers van het perceel
van het Kerkgenootschap geen recht (van overpad) hebben op het gebruik van de
weg van [eiser sub 1] c.s.,
2. het Kerkgenootschap wordt veroordeeld om:
a. een dwangsom aan [eiser sub 1] c.s. te betalen voor iedere keer dat ten
behoeve van het perceel van het Kerkgenootschap de weg van
c.s. wordt gebruikt,
b. haar perceel te ontsluiten naar de openbare weg uitsluitend en alleen via
haar eigen perceel,
subsidiair3. opheffing van de erfdienstbaarheid, als geoordeeld wordt dat daarvan sprake is.
4. Geen sprake van de door het Kerkgenootschap gestelde processueel ondeelbare rechtsverhouding
4.1.
Het Kerkgenootschap voert als meest verstrekkende verweer dat [eiser sub 1] c.s. niet ontvankelijk in zijn vorderingen moet worden verklaard, omdat een deel van het perceel van het Kerkgenootschap en op dat perceel aanwezige opstallen zijn verhuurd en (deels) zijn onderverhuurd en deze (onder)huurders niet in deze procedure zijn betrokken.
Dat had volgens het Kerkgenootschap wel gemoeten, omdat er volgens haar sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding.
4.2.
Een rechtsverhouding is processueel ondeelbaar wanneer het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van alle betrokkenen in dezelfde zin luidt. In essentie wil [eiser sub 1] c.s. in deze procedure vastgesteld zien dat het Kerkgenootschap geen recht heeft op gebruik van de weg van [eiser sub 1] c.s. Het Kerkgenootschap voert daartegen aan dat zij en de (onder)huurders de weg mogen gebruiken omdat dit een buurweg is, althans op grond van een ten behoeve van haar perceel en ten laste van het perceel van [eiser sub 1] c.s. bestaande erfdienstbaarheid. Dat volgens het Kerkgenootschap ook de (onder)huurders de weg mogen gebruiken, maakt het echter nog niet noodzakelijk om hen in het geding te betrekken. Dat komt omdat het gestelde recht van gebruik door de (onder)huurders is afgeleid van het recht waarop het Kerkgenootschap zich beroept. Ook uit het door het Kerkgenootschap aangehaalde artikel 5:81 BW volgt niet dat de (onder)huurders moeten worden opgeroepen in de procedure. Dat artikel bepaalt, kort gezegd, dat een vordering tot wijziging of opheffing van een erfdienstbaarheid slechts toewijsbaar is als in het geding zijn opgeroepen de partijen met een beperkt recht op een van de betrokken erven dat door de beslissing van de rechtbank zou worden aangetast. [1] Dat de (onder)huurders een dergelijk beperkt recht hebben is niet gebleken. Het zou mogelijk voor het bereiken van een algehele oplossing van het probleem wel wenselijk zijn als de gebruikers van het perceel van het Kerkgenootschap aan deze procedure zouden meedoen, maar dat is onvoldoende om te concluderen dat sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding.

5.Mogelijk toch een processueel ondeelbare rechtsverhouding

5.1.
De rechtbank is van oordeel dat er mogelijk toch sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding, maar dan aan de kant van [eiser sub 1] c.s. Of dat zo is,
hangt af van het antwoord op de vraag of de eigenaren van de percelen aan de [straat] [nummeraanduiding 3] , [nummeraanduiding 4] en [nummeraanduiding 5] ( [A] en/of [B] en/of [C] ) mede-eigenaar zijn van het stukje weg waarvan respectievelijk [eiser sub 1] / [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] stellen eigenaar te zijn. Als dat zo is, dan is er sprake van een gemeenschap en daarmee van een processueel ondeelbare rechtsverhouding.
De rechtbank heeft echter onvoldoende informatie om deze vraag te kunnen beantwoorden. [eiser sub 1] c.s. wordt daarom in de gelegenheid gesteld om daarover in een akte opheldering te geven. Die opheldering moet gemotiveerd onderbouwd (met stukken) worden gegeven. Het Kerkgenootschap mag daarna een antwoordakte nemen.
5.2.
De rechtbank wijst partijen er alvast op dat als sprake is van mede-eigendom en daarmee van een processueel ondeelbare rechtsverhouding [eiser sub 1] c.s. in de gelegenheid wordt gesteld om [A] en/of [B] en/of [C] in deze procedure op te roepen op de voet van artikel 118 Rv.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 23 augustus 2023voor het nemen van akte door [eiser sub 1] c.s. zoals bedoeld in 5.1. van dit vonnis,
6.2.
bepaalt dat het Kerkgenootschap na de akte van [eiser sub 1] c.s. een antwoordakte mag nemen, waarbij een termijn geldt van 4 weken,
in conventie en reconventie6.3. houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wallart en is in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023. [2]

Voetnoten

1.HR 15 december 1995, NJ 1996, 691.
2.type: BvdG (4374)