In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in een incident waarin [eiseres], een metaalbewerkingsbedrijf, voorlopige voorzieningen heeft gevorderd tegen NHE, een energieleverancier. De vorderingen van [eiseres] zijn gericht op het verbieden van NHE om de gas- en elektriciteitslevering stop te zetten en het verlagen van het maandelijkse voorschotbedrag naar € 841,23. De achtergrond van het geschil ligt in de wijziging van de leveringsovereenkomst door NHE, die als gevolg van onvoorziene omstandigheden op de energiemarkt de tarieven wilde verhogen. [Eiseres] heeft deze wijziging betwist en vorderde nakoming van de oorspronkelijke overeenkomst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gevraagde voorlopige voorzieningen samenhangen met de hoofdvorderingen en dat [eiseres] voldoende belang heeft bij haar verzoek. De rechtbank oordeelde dat NHE niet gerechtigd was om de leveringsovereenkomst eenzijdig te wijzigen en dat [eiseres] belang heeft bij het voorkomen van een stopzetting van de levering. De rechtbank heeft daarom NHE verboden om de gas- en elektriciteitslevering aan [eiseres] stop te zetten voor de duur van de procedure en bepaald dat het voorschotbedrag moet worden berekend op basis van het ingeschatte verbruik voor 2023.
Daarnaast heeft de rechtbank NHE veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal verder worden behandeld in de hoofdzaak, waarbij de rechtbank op 22 februari 2023 een conclusie van antwoord van NHE verwacht. Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Jaarsveld en is openbaar uitgesproken op 11 januari 2023.