Het oordeel van de rechtbank
16-283102-22 (aanwezig hebben van en dealen in cocaïne)
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2
De verklaring van [minderjarige] ter terechtzitting, zakelijk weergegeven
Tijdens mijn aanhouding op 31 oktober 2022 in Utrecht had ik 0,83 gram cocaïne bij mij. Ik ben degene op de linker foto op pagina 21 onder het kopje ‘verdachte 1’.
17.43.50Ik zag dat de kopers hierna direct wegliepen en dat verdachte 2 wat overhandigd aan verdachte 1. Hierna lopen de verdachtes naar hun fietsen en fietsen ze weg richting het Janskerkhof.
De aanhouding van [minderjarige] en het aantreffen van de drugs en het geld bij [minderjarige]
MELDING:
Op maandag 31 oktober 2022, omstreeks 17:50 uur (…). Ik werd door het personeel van het Operationeel Centrum, gezonden naar het Lucas Bolwerk te Utrecht, waar collega's van cameratoezicht een persoon zagen dealen. Collega's van cameratoezicht zagen dat de persoon aan meerdere personen "bolletjes" had uitgedeeld. De man zou gekleed zijn in een zwarte jas, zwarte broek.
TER PLAATSE:
Toen ik deze persoon staande hield hoorde ik van collega's van cameratoezicht dat ik de juiste persoon heb. Ik zag dat hij een driekwart zwarte jas aanhad van het merk Prada. Had een zwarte broek en zwarte sportschoenen. Over zijn schouder droeg hij een zwart kleurige schoudertas. Ik zag dat hij lang van postuur was en had kort zwart haar en een blanke huidskleur.
UITLEVERING GEVORDERD:
Ik vroeg naar een geldige identiteitskaart van deze persoon. Ik zag dat hij mij, [verbalisant 1] een geldige identiteitskaart overhandigde. Ik zag dat de persoon is genaamd; [minderjarige] . Hierna vroeg ik hem om de inhoud van zijn schoudertas kenbaar te maken. Ik zag een klein zakje. Ik voelde aan het kleine zakje en voelde dat er kleine bolletjes in zaten. Verder zag ik dat hij meerdere bankbiljetten uit zijn broekzak haalde. Ik zag dat het losse bankbiljetten waren die dubbel gevouwen waren. Dit betrof bankbiljetten van 5 euro, 10 euro en 20 Euro.
De verklaring van de koper
Op maandag 31 oktober 2022, waren wij verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] belast met de incidenten afhandeling voor het operationeel centrum in Utrecht Centrum.
Wegens een aanhouding waarbij er een drugsdeal had plaatsgevonden werden wij
aangestuurd door het operationeel centrum om te gaan naar het Lucasbolwerk. Hier is
door cameratoezicht de man die de drugs had gekocht herkend. Het verzoek om de man
staande te houden en eventueel een verklaring af te nemen.
Wij hoorde hem het volgende zeggen:
- Ik ben al 25 jaar een drugsgebruiker
- Ik gebruik heroine en cocaïne
- Ik werd benaderd om vanavond drugs te kopen, ik ken de man verder niet
- De man die mij dit aanbood was op de fiets
- De man die mij dit aanbood was samen met iemand die ook een gebruiker is
- Ik heb samen met een andere gebruiker 10 (tien) euro betaald voor 1 (een) bolletje
cocaïne (allebei 5 (vijf) euro ingelegd)
- De man die mij dit aanbood was lang (1,80 meter), dun, een buitenlander ik denk Marokkaans, had korte haren, geen baard en had zwarte kleding aan.
Het onderzoek naar de bolletjes
Goednummer: PL0900-2022323648-3068541
SIN: AAPE9786NL
Relatie met SIN: AAPW1692NL
Object: Verdovende mid
Aantal/eenheid: 7 stuks
Verpakking: Zak plastic
Omschrijving: Bolletjes met witte brokjes/poeder
Gewicht netto: 0,83 gram
Aantal monsters: 1
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAPW1692NL
poeder en brokjes, wit, uit 0,83 gram
bevat cocaïne
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging feit 2
Ter terechtzitting heeft [minderjarige] verklaard dat hij de persoon is die op de camerabeelden verdachte 1 wordt genoemd. Uit de camerabeelden blijkt dat [minderjarige] op 31 oktober 2022 in Utrecht samen met een ander meerdere keren met onbekende mannen in gesprek gaat. Na een kort gesprek overhandigen die mannen de medeverdachte iets, waarna de medeverdachte dit aan [minderjarige] geeft en [minderjarige] vervolgens de onbekende mannen iets overhandigt uit zijn tasje. [minderjarige] en de medeverdachte vertrekken vrijwel meteen hierna. Hieruit blijkt de nauwe en bewuste samenwerking tussen [minderjarige] en de medeverdachte. Een getuige die op aanwijzen van medewerkers van cameratoezicht ter plaatse wordt gehoord heeft verklaard dat hij die avond drugs heeft gekocht van een persoon met een fiets die samen was met een andere gebruiker. De politie treft bij [minderjarige] een klein zakje met daarin kleine bolletjes en geld in kleine coupures aan. Uit het NFI onderzoek blijkt dat de bolletjes 0,83 gram cocaïne bevatten. De aangetroffen goederen bij [minderjarige] in combinatie met de korte contacten met onbekenden, duiden op dealen.
Gelet op deze redengevende feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [minderjarige] zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het dealen in cocaïne op 31 oktober 2022 in Utrecht.
De raadsvrouw heeft gesteld dat [minderjarige] een gebruikershoeveelheid cocaïne bij zich had voor eigen gebruik. De rechtbank volgt dit standpunt niet, gelet op het feit dat de cocaïne in kleine bolletjes was verpakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke kleine bolletjes cocaïne worden verkocht aan verslaafden voor een klein bedrag. De getuige heeft verklaard dat hij een bolletje cocaïne heeft gekocht voor €10. Dit kleine bedrag van €10 past bij de geringe hoeveelheid cocaïne die per bolletje verpakt was. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat [minderjarige] wel voldoet aan het signalement dat de getuige heeft gegeven, namelijk een lange, dunne jongen (ongeveer 1,80 meter) met een Marokkaans uiterlijk, kort haar, geen baard, zwarte kleren en op de fiets. Bovendien is [minderjarige] op de beelden gezien met de betreffende getuige, terwijl [minderjarige] wel erkent dat hij de persoon op de beelden is.
Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, is de rechtbank op basis van de wettige bewijsmiddelen niet tot de overtuiging gekomen dat [minderjarige] ook in de periode van 26 oktober 2022 tot en met 30 oktober 2022 cocaïne heeft gedeald. Hoewel er in de iPhone van [minderjarige] meerdere foto’s uit die periode zijn aangetroffen die mogelijk in verband staan met dealen, blijkt uit het dossier niet ondubbelzinnig dat [minderjarige] toen ook cocaïne heeft verkocht. Dit geldt ook voor de berichten op de Nokia die bij [minderjarige] is aangetroffen. Van dat onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank [minderjarige] vrijspreken.
16-317609-22 (overval op het tankstation)
Het feit is door [minderjarige] begaan. [minderjarige] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van [minderjarige] ter terechtzitting van 6 juni 2023;
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt door [verbalisant 4] , werkzaam bij politie Eenheid Midden-Nederland, nummer PL0900-2022363092-2 en gesloten op 5 december 2022, p. 28-29.