ECLI:NL:RBMNE:2023:3657

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
16-283102-22 en 16-317609-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor drugshandel en afpersing

Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige, geboren in 2006, die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van en dealen in cocaïne, alsook van het plegen van een overval op een tankstation. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige op 31 oktober 2022 in Utrecht 0,83 gram cocaïne bij zich had en samen met een ander drugs heeft gedeald. Daarnaast heeft hij op 5 december 2022 een tankstation overvallen door met een mes de aanwezige medewerker te bedreigen en geld en sigaretten te eisen. De rechtbank heeft de minderjarige veroordeeld tot een jeugddetentie van 160 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht en begeleiding door Samen Veilig Midden-Nederland. Tevens is er een gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd voor de duur van 12 maanden, gericht op behandeling en begeleiding. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste als gevolg van de overval, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de minderjarige ook veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-283102-22 en 16-317609-22 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 juni 2023
in de strafzaak tegen
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum 1] 2006 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: [minderjarige] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juni 2023. De behandeling heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden, omdat [minderjarige] minderjarig is.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijer en van hetgeen [minderjarige] en zijn raadsvrouw, mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Utrecht, alsmede hetgeen de heer [gemachtigde] namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht. Ook waren aanwezig en zijn gehoord mevrouw J.E. van Steenbergen namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw L. Goudena namens Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: SAVE) en de voogd van [minderjarige] , mevrouw [A] .

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [minderjarige] :
16-283102-22
Feit 1: op 31 oktober 2022 in Utrecht 0,83 gram cocaïne bij zich had;
Feit 2: in de periode van 26 oktober 2022 tot en met 31 oktober 2022 in Utrecht en/of Amersfoort samen met een ander drugs (cocaïne) heeft gedeald;
16-317609-22
op 5 december 2022 in [plaats] tankstation [naam tankstation 1] en/of [slachtoffer] door bedreiging met geweld heeft overvallen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [minderjarige] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie vordert partiële vrijspraak van feit 2 van parketnummer 16-283102-22, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat [minderjarige] de gehele periode samen met een ander heeft gedeald.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 2 van parketnummer 16-283102-22 ten laste gelegde vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. [minderjarige] ontkent het dealen, terwijl hij de andere ten laste gelegde feiten wel heeft bekend. Hij had drugs bij zich, maar dat was voor eigen gebruik en de aangetroffen hoeveelheid van 0,83 gram cocaïne is geen deal hoeveelheid. De camerabeelden laten zien dat er contact is geweest tussen verdachte en de onbekende mannen en dat er iets wordt overgegeven, maar [minderjarige] verklaart dat dit geen drugs was. Daarnaast voldoet [minderjarige] niet aan het signalement zoals beschreven door de getuige. In het dossier zijn aldus veel contra-indicaties voor het dealen waardoor vrijspraak moet volgen voor feit 2 van parketnummer 16-283102-22. Het aanwezig hebben van de cocaïne zoals ten laste gelegd onder feit 1 kan wel bewezen worden verklaard. De overval op het tankstation kan ook bewezen worden verklaard, omdat [minderjarige] dit heeft bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
16-283102-22 (aanwezig hebben van en dealen in cocaïne)
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2 [1]
De verklaring van [minderjarige] ter terechtzitting, zakelijk weergegeven
Tijdens mijn aanhouding op 31 oktober 2022 in Utrecht had ik 0,83 gram cocaïne bij mij. Ik ben degene op de linker foto op pagina 21 onder het kopje ‘verdachte 1’. [2]
De camerabeelden
Op maandag 31 oktober 2022, vond er een dealen in harddrugs plaats op het Lucasbolwerk te Utrecht. Uit de beelden van camera toezicht bleek dat er opnamen waren gemaakt van:
• de vermoedelijke verdachte(n)
• De vermoedelijke plaats van het gepleegde misdrijf, dan wel van de directe omgeving hiervan.
Op dinsdag 1 november 2022 werden de beschikbaar gestelde opnamen door mij, verbalisant, bekeken.
17.36.11
Ik verbalisant zag dat de 2 verdachtes op het Lucasbolwerk te Utrecht waren. Ik zag dat verdachte 1 bezig was met een zakje en daar dingen uit haalde. Ik zag dat er een koper naast stond.
17.36.23
Ik zag dat verdachte 1 iets overhandigd in de hand van de koper.
17.36.30
Na het ontvangen loopt de man weg en gaan de verdachtes naast elkaar zitten. Verdachte 1 gaat bezig met tellen van geld.
17:36:54 Na het tellen kijken de verdachtes nog even rond waarna ze vervolgens weg gaan.
17.40.03
Op diezelfde dag en datum zag ik verbalisant dat de 2 verdachtes bij een andere koper staan.
17.40.09
Ik zag dat de koper iets overhandigde naar verdachte 2.
17.40.14
Ik zag dat verdachte 2 dit vervolgens over geeft aan verdachte 1.
17.40.17
Ik zag dat direct daarna verdachte 1 een zakje uit zijn jaszak of tasje haalt en daar iets begint uit te halen.
17.40.31
Ik zag dat verdachte 1 druk bezig was op iets uit het zakje te pakken.
17.40.41
Ik zag dat verdachte 1 iets op de tafel legt en dat vervolgens de koper het ervan af pakt.
17.42.36
De verdachtes fietsen weg en tijdens het weg fietsen spreken ze twee mannen aan.
17:42:44 De mannen reageren hier op en volgen de twee verdachtes naar de overkant van de straat.
17.43.20
Ik zag dat 1 van de kopers iets overhandigd aan verdachte 1.
17.43.22
Vervolgens zag ik dat 1 van de kopers iets overhandigd aan verdachte 2.
17.43.29
Ik zag dat verdachte 2 wat tegen verdachte 1 zei. Hierop haalt verdachte 1 zakje uit zijn tasje.
17.43.47
Ik zag dat verdachte 1 het zakje in zijn hand had. Ik zag dat hij daar wat uit haalde en aan 1 van de kopers gaf.
17.43.50
Ik zag dat de kopers hierna direct wegliepen en dat verdachte 2 wat overhandigd aan verdachte 1. Hierna lopen de verdachtes naar hun fietsen en fietsen ze weg richting het Janskerkhof. [3]
De aanhouding van [minderjarige] en het aantreffen van de drugs en het geld bij [minderjarige]
MELDING:
Op maandag 31 oktober 2022, omstreeks 17:50 uur (…). Ik werd door het personeel van het Operationeel Centrum, gezonden naar het Lucas Bolwerk te Utrecht, waar collega's van cameratoezicht een persoon zagen dealen. Collega's van cameratoezicht zagen dat de persoon aan meerdere personen "bolletjes" had uitgedeeld. De man zou gekleed zijn in een zwarte jas, zwarte broek.
TER PLAATSE:
Toen ik deze persoon staande hield hoorde ik van collega's van cameratoezicht dat ik de juiste persoon heb. Ik zag dat hij een driekwart zwarte jas aanhad van het merk Prada. Had een zwarte broek en zwarte sportschoenen. Over zijn schouder droeg hij een zwart kleurige schoudertas. Ik zag dat hij lang van postuur was en had kort zwart haar en een blanke huidskleur.
UITLEVERING GEVORDERD:
Ik vroeg naar een geldige identiteitskaart van deze persoon. Ik zag dat hij mij, [verbalisant 1] een geldige identiteitskaart overhandigde. Ik zag dat de persoon is genaamd; [minderjarige] . Hierna vroeg ik hem om de inhoud van zijn schoudertas kenbaar te maken. Ik zag een klein zakje. Ik voelde aan het kleine zakje en voelde dat er kleine bolletjes in zaten. Verder zag ik dat hij meerdere bankbiljetten uit zijn broekzak haalde. Ik zag dat het losse bankbiljetten waren die dubbel gevouwen waren. Dit betrof bankbiljetten van 5 euro, 10 euro en 20 Euro. [4]
De verklaring van de koper
Op maandag 31 oktober 2022, waren wij verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] belast met de incidenten afhandeling voor het operationeel centrum in Utrecht Centrum.
Wegens een aanhouding waarbij er een drugsdeal had plaatsgevonden werden wij
aangestuurd door het operationeel centrum om te gaan naar het Lucasbolwerk. Hier is
door cameratoezicht de man die de drugs had gekocht herkend. Het verzoek om de man
staande te houden en eventueel een verklaring af te nemen.
Wij hoorde hem het volgende zeggen:
- Ik ben al 25 jaar een drugsgebruiker
- Ik gebruik heroine en cocaïne
- Ik werd benaderd om vanavond drugs te kopen, ik ken de man verder niet
- De man die mij dit aanbood was op de fiets
- De man die mij dit aanbood was samen met iemand die ook een gebruiker is
- Ik heb samen met een andere gebruiker 10 (tien) euro betaald voor 1 (een) bolletje
cocaïne (allebei 5 (vijf) euro ingelegd)
- De man die mij dit aanbood was lang (1,80 meter), dun, een buitenlander ik denk Marokkaans, had korte haren, geen baard en had zwarte kleding aan. [5]
Het onderzoek naar de bolletjes
Goednummer: PL0900-2022323648-3068541
SIN: AAPE9786NL
Relatie met SIN: AAPW1692NL
Object: Verdovende mid
Aantal/eenheid: 7 stuks
Verpakking: Zak plastic
Omschrijving: Bolletjes met witte brokjes/poeder
Gewicht netto: 0,83 gram
Aantal monsters: 1 [6]
Het NFI-rapport [7]
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAPW1692NL
poeder en brokjes, wit, uit 0,83 gram
bevat cocaïne
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging feit 2
Ter terechtzitting heeft [minderjarige] verklaard dat hij de persoon is die op de camerabeelden verdachte 1 wordt genoemd. Uit de camerabeelden blijkt dat [minderjarige] op 31 oktober 2022 in Utrecht samen met een ander meerdere keren met onbekende mannen in gesprek gaat. Na een kort gesprek overhandigen die mannen de medeverdachte iets, waarna de medeverdachte dit aan [minderjarige] geeft en [minderjarige] vervolgens de onbekende mannen iets overhandigt uit zijn tasje. [minderjarige] en de medeverdachte vertrekken vrijwel meteen hierna. Hieruit blijkt de nauwe en bewuste samenwerking tussen [minderjarige] en de medeverdachte. Een getuige die op aanwijzen van medewerkers van cameratoezicht ter plaatse wordt gehoord heeft verklaard dat hij die avond drugs heeft gekocht van een persoon met een fiets die samen was met een andere gebruiker. De politie treft bij [minderjarige] een klein zakje met daarin kleine bolletjes en geld in kleine coupures aan. Uit het NFI onderzoek blijkt dat de bolletjes 0,83 gram cocaïne bevatten. De aangetroffen goederen bij [minderjarige] in combinatie met de korte contacten met onbekenden, duiden op dealen.
Gelet op deze redengevende feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [minderjarige] zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het dealen in cocaïne op 31 oktober 2022 in Utrecht.
De raadsvrouw heeft gesteld dat [minderjarige] een gebruikershoeveelheid cocaïne bij zich had voor eigen gebruik. De rechtbank volgt dit standpunt niet, gelet op het feit dat de cocaïne in kleine bolletjes was verpakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke kleine bolletjes cocaïne worden verkocht aan verslaafden voor een klein bedrag. De getuige heeft verklaard dat hij een bolletje cocaïne heeft gekocht voor €10. Dit kleine bedrag van €10 past bij de geringe hoeveelheid cocaïne die per bolletje verpakt was. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat [minderjarige] wel voldoet aan het signalement dat de getuige heeft gegeven, namelijk een lange, dunne jongen (ongeveer 1,80 meter) met een Marokkaans uiterlijk, kort haar, geen baard, zwarte kleren en op de fiets. Bovendien is [minderjarige] op de beelden gezien met de betreffende getuige, terwijl [minderjarige] wel erkent dat hij de persoon op de beelden is.
Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, is de rechtbank op basis van de wettige bewijsmiddelen niet tot de overtuiging gekomen dat [minderjarige] ook in de periode van 26 oktober 2022 tot en met 30 oktober 2022 cocaïne heeft gedeald. Hoewel er in de iPhone van [minderjarige] meerdere foto’s uit die periode zijn aangetroffen die mogelijk in verband staan met dealen, blijkt uit het dossier niet ondubbelzinnig dat [minderjarige] toen ook cocaïne heeft verkocht. Dit geldt ook voor de berichten op de Nokia die bij [minderjarige] is aangetroffen. Van dat onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank [minderjarige] vrijspreken.
16-317609-22 (overval op het tankstation)
Het feit is door [minderjarige] begaan. [minderjarige] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [minderjarige] ter terechtzitting van 6 juni 2023;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt door [verbalisant 4] , werkzaam bij politie Eenheid Midden-Nederland, nummer PL0900-2022363092-2 en gesloten op 5 december 2022, p. 28-29.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [minderjarige] :
16-283102-22 (aanwezig hebben van en dealen in cocaïne)
Feit 1
op 31 oktober 2022 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,83 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2
op 31 oktober 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, opzettelijk heeft verkocht, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
16-317609-22 (overval op het tankstation)
op 5 december 2022 te [plaats] , gemeente Amersfoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld, [slachtoffer] , heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en meerdere pakken sigaretten, die aan [naam tankstation 1] , toebehoorden, door
- het voornoemde tankstation binnen te gaan,
- naar de kassa te lopen,
- de aanwezige medewerkers een groot mes te tonen,
- een tas op de toonbank te leggen,
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: "Geef me je geld, anders steek ik je neer! Ik ben serieus!" en
- die [slachtoffer] te dwingen om meerdere biljetten in die tas te stoppen, en
- te zeggen tegen die [slachtoffer] : "Ik wil sigaretten, Marlboro rood" en
- die [slachtoffer] te dwingen om meerdere pakken sigaretten in een tas te stoppen, en
- ten slotte met medeneming van de tas met het geld en pakken sigaretten voornoemd tankstation te verlaten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [minderjarige] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [minderjarige] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16-283102-22
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
16-317609-22
afpersing.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [minderjarige] uitsluit. [minderjarige] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [minderjarige] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 160 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 70 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden toezicht en begeleiding door SAVE (waarvan zes maanden zullen bestaan uit ITB harde kern), het volgen van onderwijs, verblijven en houden aan de regels van Multi Plus Zorg, een contactverbod met de benadeelde partij, locatieverboden op de tankstations waar de benadeelde partij werkt en elektronische monitoring;
- een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van 12 maanden, bij overtreding van de voorwaarden te vervangen door een jeugddetentie van maximaal 12 maanden, met de eerder genoemde bijzondere voorwaarden en als toevoeging het meewerken aan delictanalyse en het volgen van (schema)therapie en cognitieve gedragstherapie bij De Waag.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht dat [minderjarige] een jeugddetentie voor de duur van 4 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 18 maanden wordt opgelegd, met de bijzondere voorwaarden en de gedragsbeïnvloedende maatregel zoals gevorderd door de officier van justitie. De verdediging verzoekt de rechtbank in overweging te nemen om de gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen voor de duur van 6 maanden, omdat [minderjarige] in de afgelopen 6 maanden een groei heeft doorgemaakt in het kader van de schorsingsvoorwaarden die bijna gelijk zijn aan de doelen van de gedragsbeïnvloedende maatregel. Dit is ook de reden waarom de raadsvrouw een kortere proeftijd verzoekt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [minderjarige] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
[minderjarige] heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van en dealen in cocaïne. De verkoop van drugs is doorgaans lucratief voor dealers, maar het gebruik ervan is zeer schadelijk voor de volksgezondheid. [minderjarige] heeft door zijn handelen dan ook niet alleen gekozen voor eigen financieel gewin op strafbare wijze, maar ook de gezondheid van de kopers in gevaar gebracht. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden vaak vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. [minderjarige] heeft hieraan door zijn handelen indirect bijgedragen. Voor de negatieve gevolgen van zijn handelen heeft [minderjarige] kennelijk geen oog gehad.
[minderjarige] heeft zich ook schuldig gemaakt aan een overval op een tankstation. [minderjarige] heeft een aantal dagen voor de overval een vleesmes meegenomen bij de woning van een vriend. Op de dag van de overval heeft [minderjarige] vrijwel zonder na te denken besloten de overval te plegen. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij meermalen langs het tankstation is gelopen en vervolgens naar binnen is gegaan met een sjaal voor zijn mond ter vermomming en het mes in zijn hand. [minderjarige] kan zich niet goed herinneren wat hij allemaal heeft gezegd en of hij stekende bewegingen heeft gemaakt richting de medewerkers van het tankstation, maar zij kunnen dat wel. Voor hen is dit dan ook een bijzonder nare ervaring met alle gevolgen van dien, waaronder trauma en stressklachten. Ter terechtzitting heeft [minderjarige] ook verklaard dat hij de overval heeft gepleegd als hulpkreet, omdat het slecht met hem ging en hij van niemand de hulp kreeg die hij nodig had. Dit doet echter niet af aan het feit dat [minderjarige] met de overval geen oog had voor de gevolgen voor de slachtoffers. Dit neemt de rechtbank hem ernstig kwalijk.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van [minderjarige]
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van [minderjarige] van 26 april 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Adviezen van deskundigen
De rechtbank heeft het Pro Justitia rapport van de kinder- en jeugdpsycholoog van 21 maart 2023 gelezen. Hieruit blijkt dat bij [minderjarige] sprake is van een andere gespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde stoornis, een persisterende depressieve stoornis, een stoornis in cannabisgebruik en een normoverschrijdende gedragsstoornis. Er zijn daarnaast duidelijke aanwijzingen voor een onveilige gehechtheidsstijl. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van de bewezen verklaarde feiten. [minderjarige] lijkt door een jarenlange tekortschietende emotie- en stressregulatie, de hiermee gepaard gaande overspoeling aan emoties, een inadequate coping en opportunistisch denken tot de feiten zijn gekomen. Er zijn aanwijzingen dat hij voorafgaand aan het tenlastegelegde door een tekortschietende emotieregulatie niet om kon gaan met de door hem ervaren stress. Door zijn gebrek aan vertrouwen in de buitenwereld leerde hij niet terug te vallen op anderen, waardoor hij geen compenserende steun kreeg. Door zijn onthechtheid (gebrek aan verbinding met anderen), is hij sneller geneigd tot opportunistisch handelen, wat ook ten aanzien van het tenlastegelegde het geval lijkt. De psycholoog adviseert om het tenlastegelegde in verminderde mate aan [minderjarige] toe te rekenen. Het risico op gewelddadig gedrag is hoog. De psycholoog adviseert om een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen bestaande uit ITB harde kern, het volgen van onderwijs, verblijven en houden aan de regels van Multi Plus Zorg, elektronische monitoring, het volgen van (schema)therapie en cognitieve gedragstherapie bij De Waag en het meewerken aan delictanalyse. Indien de gedragsbeïnvloedende maatregel niet wordt opgelegd, dan wordt geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank heeft ook het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 mei 2023 gelezen. Hieruit volgt dat op alle leefdomeinen veel risico's worden gezien die de kans op herhaling vergroten. De voornaamste zorgen zijn dat er bij [minderjarige] sprake is van persoonlijke problematiek die van invloed is op hoe hij de wereld ervaart en hoe hij verminderd in staat is steun van buitenaf te accepteren en benutten. Daarnaast gaat [minderjarige] om met antisociale jongeren, heeft hij geen zinvolle dagbesteding en onttrekt hij zich regelmatig aan toezicht van zijn verzorgers/opvoeders. De begeleiding vanuit de jeugdreclassering verloopt moeizaam, waarbij [minderjarige] zich moeilijk tot niet houdt aan de opgelegde afspraken. Gelet op de geconstateerde zorgen en gestelde diagnoses en het belang van behandeling en begeleiding hiervoor, is een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van 12 maanden het meest geëigend om een positieve lijn bij [minderjarige] in te zetten en met hem te werken aan het terugdringen van de risicofactoren. De gedragsbeïnvloedende maatregel zal bestaan uit het volgen van (schema)therapie en cognitieve gedragstherapie bij De Waag, het meewerken aan delictanalyse, het volgen van onderwijs, verblijven en houden aan de regels van Multi Plus Zorg, contactverboden met de benadeelde partij, elektronische monitoring en toezicht en begeleiding door Samen Veilig Midden-Nederland met ITB harde kern voor de duur van 12 maanden (zoals door mevrouw Van Steenbergen nader is geadviseerd tijdens de zitting). Daarnaast adviseert de Raad oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden toezicht en begeleiding door Samen Veilig Midden-Nederlanden het volgen van onderwijs, verblijven en houden aan de regels van Multi Plus Zorg, een contactverbod met de benadeelde partij en elektronische monitoring.
De rechtbank heeft ook het advies van Samen Veilig Midden-Nederland van 1 juni 2023 gelezen. Zij adviseren hetzelfde als de Raad en verzoeken dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen straf en maatregel. Uit dit advies blijkt dat [minderjarige] al is aangemeld voor behandeling bij De Waag, maar door de wachtlijsten is het nog niet bekend wanneer de behandeling zal beginnen.
Mevrouw Goudena heeft ter terechtzitting aangegeven dat de doelen van de gedragsbeïnvloedende maatregel waarschijnlijk niet haalbaar zijn binnen de termijn van een jaar. Zij zal [minderjarige] dan ook niet beoordelen op het behalen van de doelen, maar op zijn actieve houding en inzet en het nakomen van afspraken. Mevrouw Gardena wil ervoor waken dat [minderjarige] overbelast raakt met afspraken en verplichtingen, omdat dit ten koste zal gaan van zijn ontwikkeling. [minderjarige] is sinds kort weer gestart met school en stage, en hij vindt het fijn bij Multi Plus Zorg. Hij lijkt open te staan voor hulp en behandeling. Mevrouw Gardena heeft een goede klik met [minderjarige] .
8.3.4
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat aan de vereisten voor de oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel is voldaan zoals beschreven in artikel 77w, eerste lid, Wetboek van Strafrecht. De bewezenverklaarde feiten, in het bijzonder de overval op het tankstation, zijn ernstige misdrijven en geven aanleiding tot oplegging van de maatregel. Daarnaast is de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [minderjarige] . Gelet op bovenstaande adviezen is er ook voldaan aan het vereiste uit het tweede lid van artikel 77w. De rechtbank neemt de conclusies uit bovenstaande adviezen over en vindt het passend en geboden om [minderjarige] een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen voor de duur van 12 maanden. Als [minderjarige] de doelen niet behaalt of zich hier onvoldoende voor inzet, kan hij maximaal 12 maanden jeugddetentie opgelegd krijgen. De gedragsbeïnvloedende maatregel zal bestaan uit het volgen van (schema)therapie en cognitieve gedragstherapie bij De Waag, het meewerken aan delictanalyse, het volgen van onderwijs, verblijven en houden aan de regels van Multi Plus Zorg, zich houden aan het contact- en locatieverbod met de benadeelde partij, elektronische monitoring en toezicht en begeleiding door Samen Veilig Midden-Nederland met ITB harde kern voor de hele periode van de maatregel (12 maanden).
De rechtbank legt [minderjarige] daarnaast een jeugddetentie voor de duur van 160 dagen op, waarvan een gedeelte van 70 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Dit betekent dat [minderjarige] op dit moment niet terug hoeft in de jeugddetentie, maar dat hij wel een flinke stok achter de deur heeft. De rechtbank verbindt aan de voorwaardelijke 70 dagen een proeftijd van 2 jaren. Tijdens de proeftijd moet [minderjarige] zich houden aan bijzondere voorwaarden, namelijk toezicht en begeleiding door Samen Veilig Midden-Nederland, het volgen van onderwijs, verblijven en houden aan de regels van Multi Plus Zorg, contactverbod met de benadeelde partij, een locatieverbod bij de tankstations waar de benadeelde partij werkt, ambulante behandeling en elektronische monitoring zolang Samen Veilig Midden-Nederland dit noodzakelijk acht.
[minderjarige] heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten afpersing. Gelet op het hoge recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [minderjarige] opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die [minderjarige] zullen worden opgelegd en het toezicht door de jeugdreclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn. Op die manier kan het ITB harde kern traject (dat ook gold tijdens zijn schorsing uit voorlopige hechtenis) zonder onderbreking worden voortgezet. Dit is niet alleen noodzakelijk maar ook wenselijk, gelet op de motivatie van [minderjarige] om een positieve wending te geven aan zijn leven.
De rechtbank heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het geldbedrag van in totaal €145 en de sigaretten verbeurd worden verklaard, dat het mes en de 49 bolletjes drugs worden onttrokken aan het verkeer en dat de iPhone en de gele tas terug gaan naar [minderjarige] .
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht dat het geldbedrag van in totaal € 145, de iPhone en de gele tas terug worden gegeven aan [minderjarige] . De sigaretten kunnen terug naar het tankstation.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen goed, te weten € 105 (G3068520), verbeurd verklaren. De rechtbank vindt het aannemelijk dat dit bedrag geheel uit baten van het onder parketnummer 16-283102-22, feit 2 strafbare feit is verkregen.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen goed, te weten het mes (G3095197), onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met behulp van dit voorwerp is het onder parketnummer 16-317609-22 bewezen verklaarde feit begaan.
De rechtbank zal de in beslag genomen goederen, te weten de 49 stuks verdovende middelen (G3086628), onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de overval (het door [minderjarige] begane feit onder parketnummer 16-317609-22). Deze voorwerpen kunnen echter dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven zoals bewezen verklaard onder parketnummer 16-283102-22 (drugsbezit en het dealen).
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan [minderjarige] van de in beslag genomen iPhone (G3086423), het bedrag van €40 (G3086422) en de tas (G3086399), aangezien het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet. Het is voor de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden dat deze goederen in verband staan met de bewezenverklaarde feiten.
Teruggave aan de rechthebbenden
De rechtbank zal van de volgende goederen teruggave gelasten aan degenen die redelijkerwijs als rechthebbenden van deze goederen kunnen worden aangemerkt:
- de Nokia telefoon (die volgens [minderjarige] niet van hem is: G3068514);
- de rookwaren afkomstig van [naam tankstation 1] (G3086433 en G3086584).

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.255,23. Dit bedrag bestaat uit € 755,23 materiële schade en € 3.500 immateriële schade, ten gevolge van het aan [minderjarige] onder parketnummer 16-317609-22 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij volledig wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht dat de kosten met betrekking tot de fysiotherapie worden afgewezen, omdat er geen causaal verband is tussen het feit en die kosten. Ook is verzocht dat het bedrag van de immateriële schade wordt gematigd tot € 1.500, omdat de zaak waarnaar verwezen wordt in de schadevergoedingsvordering niet vergelijkbaar is met onderhavige zaak.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder parketnummer 16-317609-22 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De overval heeft enorme impact op de benadeelde partij en zij heeft hierdoor psychologische en fysieke klachten gekregen.
De rechtbank waardeert deze schade op € 3.255,23 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 december 2022 tot de dag van volledige betaling.
Dit bedrag bestaat uit materiële schade, te weten de medische kosten voor psychologische hulp ter hoogte van € 588,21, een vergoeding voor het slaapmiddel van € 13,76 en een vergoeding voor de reiskosten naar de psycholoog en de fysiotherapeut ter hoogte van
€ 153,26. De rechtbank ziet bij deze kostenposten een rechtstreeks verband met de overval.
Het bedrag bestaat daarnaast uit immateriële schade. Immateriële schade komt op grond van de wet onder meer voor vergoeding in aanmerking als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen of “op andere wijze is zijn persoon is aangetast” (artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek). Dit is hier het geval. De rechtbank is het met de verdediging eens dat de aangehaalde referentie-zaak niet voldoende vergelijkbaar is met onderhavige zaak. De rechtbank heeft daarom aanknoping gezocht bij de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (augustus 2021). Het letsel van de benadeelde partij valt onder categorie 2, waarvoor een vergoeding van € 2.500,- wordt genoemd. De rechtbank stelt het bedrag aan immateriële schade daarom naar billijkheid vast op € 2.500.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
[minderjarige] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan [minderjarige] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.255,23, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 december 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door [minderjarige] niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77w, 77wa, 77wc, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf en maatregel

  • legt aan verdachte op de gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van 12 maanden;
  • stelt als doelen van de gedragsbeïnvloedende maatregel dat verdachte:
* een therapie volgt, zoals schematherapie bij een instelling voor ambulante forensische geestelijke gezondheidszorg (zoals De Waag), die hem inzicht geeft in zijn binnenwereld en in zijn inefficiënte coping patronen, zolang de jeugdreclasseerder dit nodig vindt;
* cognitieve gedragstherapie (in groepsverband) volgt om verslavingsgedrag af te leren en om de dysthyme klachten te reduceren (bij een instelling zoals De Waag), zolang de jeugdreclasseerder dit nodig vindt;
* meewerkt aan een delictanalyse bij een instelling zoals De Waag en/of in gesprek met de jeugdreclasseerder;
* zich houdt aan de begeleidingsvoorschriften van Multi Plus Zorg en zich laat ondersteunen op de verschillende leefdomeinen door de begeleiding vanuit Multi Plus Zorg, zolang de jeugdreclasseerder dit nodig vindt;
* onderwijs volgt dat bij hem past, danwel na het behalen van een startkwalificatie een andere vorm van dagbesteding vindt;
* zich houdt aan het contact- en locatieverbod met betrekking tot de benadeelde partij;
* zich houdt zich aan de afspraken van de Elektronische Monitoring (EM), zolang de jeugdreclasseerder dit nodig vindt;
* zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig Midden-Nederland in Utrecht en de intensieve begeleiding in het kader van ITB Harde Kern aanvaardt voor de duur van twaalf maanden of zoveel korter danwel langer als de jeugdreclasseerder dit nodig acht;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, de maatregel wordt vervangen door maximaal 12 maanden jeugddetentie, waarbij er per terugmelding een maximale jeugddetentie van 2 weken kan worden opgelegd;
- beveelt dat de gedragsbeïnvloedende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 160 dagen;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van 70 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarden en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1997);
* zich niet zal bevinden op of in de directe omgeving van tankstation [naam tankstation 1] ( [adres 2] , [vestigingsplaats 1] ) en tankstation [naam tankstation 2] ( [adres 3] , [vestigingsplaats 2] );
* zich onder behandeling zal stellen van De Waag, op de tijden en plaatsen als door of namens hen aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Multi Plus Zorg, of een soortgelijke instelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* onderwijs volgt en/of een startkwalificatie behaalt;
- waarbij verdachte zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden zolang Samen Veilig Midden-Nederland dit noodzakelijk acht;
- waarbij Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart het volgende goed verbeurd:
 €105 ( €105 (G3068520);
- verklaart de volgende goederen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Mes (vleesmes) (G3095197);
  • 49 STK Verdovende Middelen (G3086628);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende goederen:
  • 1 STK Telefoontoestel (G3086423);
  • €40 (G3086422);
  • 1 STK Tas (G3086399);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende goederen:
  • 1 STK Telefoontoestel (G3068514);
  • 1 PAK Rookwaar (G3086433);
  • 3 PAK Rookwaar (G3086584);
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.255,23;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.255,23 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. J.F. Haeck en H.C. Piet, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juni 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-283102-22
Feit 1
hij op of omstreeks 31 oktober 2022 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,83 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2022 tot en met 31 oktober 2022 te Utrecht en/of Amersfoort, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
16-317609-22
hij op of omstreeks 5 december 2022 te [plaats] , gemeente Amersfoort, althans in Midden-Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [naam tankstation 1] en/of [slachtoffer] , heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (200 euro) en/of één of meerdere pakken sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam tankstation 1] , in elk geval aan die [naam tankstation 1] en/of een derde toebehoorde(n), door
- het voornoemde tankstation binnen te gaan,
- naar de kassa te lopen,
- de aanwezige medewerker(s) een (groot) mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, te tonen,
- een tas op de toonbank te leggen,
- tegen die [slachtoffer] te zeggen:"Geef me je geld, anders steek ik je neer! Ik ben serieus!" en/of
- die [slachtoffer] te dwingen om meerdere biljetten in die tas te doen/stoppen, althans ten gevolgde waarvan die [slachtoffer] meerdere biljetten in die tas heeft gedaan/gestopt en/of
- te zeggen tegen die [slachtoffer] : "Ik wil sigaretten, Marlboro rood" en/of
- die [slachtoffer] te dwingen om meerdere pakken sigaretten in een tas te doen/stoppen, althans ten gevolgde waarvan die [slachtoffer] meerdere pakken sigaretten in die tas heeft gedaan/gestopt en/of
- ( ten slotte) - met medeneming van de tas met het geld en/of pakken sigaretten- voornoemd tankstation te verlaten;
(art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2022323648 van 2 november 2022, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 102. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van [minderjarige] ter terechtzitting van 6 juni 2023.
3.Het proces-verbaal camerabeelden van 1 november 2022, p. 21-28.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 31 oktober 2022, p. 19-20.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 31 oktober 2022, p. 8.
6.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 1 november 2022, p. 81.
7.Een geschrift, te weten: rapport NFI van 1 november 2022, p. 83.