4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair
Bewijsmiddelen
De verklaring van [verdachte] ter terechtzitting
Op 13 november 2021 was ik in de parkeergarage in Amersfoort. Op de beelden ben ik degene met de Fila jas aan en ik had mijn capuchon op. Ik ben dus degene die de politie aanduidt als verdachte 4. Ik ging het gesprek aan met de groep die daar was. Een van hen gaf mij een grote mond dus heb ik zijn pet van zijn hoofd geslagen. Toen zag ik dat een van mijn vrienden geslagen werd en werd het een vechtpartij tussen beide groepen. Ik heb ook gevochten.
De aangifte van [slachtoffer 1]
Gisteren op zaterdagavond 13 november 2021 was ik samen met [A] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] . Om 21.15 uur ongeveer gingen we met zijn allen naar de parkeergarage van de [straat] . Ik reed de parkeergarage in naar de derde etage. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] waren er al op hun scooter. Zij hadden hun scooter naast elkaar geparkeerd en ik parkeerde mijn auto er naast. [slachtoffer 2] en ik zaten nog in de auto en ik had mijn raampje open gedaan en ik zag opeens in mijn achteruitkijk spiegel jongens lopen en tegelijkertijd ook voor mijn auto langs en aan de voorkant bij de scooters. Het waren jongens die ik niet kende maar was dezelfde groep die ik had gezien toen we de garage inreden. Het was een groep van ongeveer 6 à 7 jongens. Ik zag ineens dat [slachtoffer 3] snel de sleutels uit de scooters haalde. We waren helemaal omsingeld door de groep. Ik denk dat de jongens de sleutels wilde hebben van [slachtoffer 3] , ik zag namelijk dat er opeens een worsteling plaats vond tussen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en 2 à 3 jongens. Ze grepen naar de sleutels. [slachtoffer 3] werd naar de grond gewerkt door de jongens en toen escaleerde het. De deuren van mijn auto waren niet op slot en ik stond bij mijn portier. Ik heb vervolgens zelf de sleutel uit het contactslot gehaald. Hierna heb ik meteen de deuren vergrendeld en mijn portierraam op afstand dicht gedaan. Er was één jongen van de groep die dook meteen door het portierraam mijn auto in. Ik denk dat hij mijn telefoon wilde pakken of de Louis Vuitton tas van [slachtoffer 2] die in de auto lag. Ik heb de jongen beetgepakt bij zijn rug en heb hem de auto uit gesleurd en heb ik hem een harde klap gegeven met mijn rechter vuist in zijn gezicht. Toen ging het los en werd het een vechtpartij. Er werd nog een helm tegen mij aangegooid. Ik heb gezien dat één jongen [slachtoffer 2] vol tegen zijn neus trapte toen [slachtoffer 2] op de grond lag terwijl hij een andere jongen in de houtgreep had.
De aangifte van [slachtoffer 2]
Op zaterdag 13 november 2021 omstreeks 21.30 bevond ik mij in de parkeergarage van de Dirk van den Broek gelegen aan de [straat] te Amersfoort. Vanuit de auto zag ik dat één van de negroïde jongens de sleutel van de scooter van [slachtoffer 4] probeerde te pakken. De groep negroïde jongens kwam in een soort van halve cirkel om ons heen staan. Wij werden een soort van ingesloten. Ik zag dat er een gevecht ontstond tussen [slachtoffer 3] en dader 2. Ik zag dat er over en weer werd geslagen. Ik zag dat [slachtoffer 1] door twee man naar de grond werd gewerkt,. Om [slachtoffer 1] te ontzetten heb ik dader 1 met mijn vuist drie klappen op zijn hoofd gegeven. Daarna werd het wazig voor mijn ogen. Later hoorde ik van mijn vrienden dat één van de negroïde jongens mij tegen mijn neus had getrapt. Als gevolg van de trap tegen mijn neus is mijn neus gebroken en op twee plekken is de huid van mijn neus gescheurd.
De aangifte van [slachtoffer 3]
Op zaterdagavond 13 november 2021, rond 21:30 uur waren wij in de parkeergarage bij Dirk van de Broek, op de derde verdieping voor auto's. Ongeveer 5 minuten nadat [slachtoffer 1] , [A] en [slachtoffer 2] er waren zag ik dat die jongens van die groep stopte met sporten en hun jassen en shirts weer aandeden. Ik zag dat ze capuchons en mondkapjes opdeden. Ik zag dat ze onze kant op kwamen lopen. Ik haalde meteen mijn sleutel uit het contact van mijn scooter. [slachtoffer 4] was vergeten dat zijn sleutel nog in zijn scooter zat, dus toen die groep om ons heen kwam staan, zat die sleutel nog steeds in zijn scooter. Ik zag dat een van die jongens direct aan de buitenkant kwam staan, bij de scooter van [slachtoffer 4] . Ik zag dat hij toen naar die sleutel greep, dus ik greep ook meteen naar de sleutel. Toen [slachtoffer 4] die sleutel terug had kwam een andere jongen voor mij staan. Mijn pet werd ook van mijn hoofd geslagen. Toen zag ik dat een jongen iets bij de auto van [slachtoffer 1] probeerde. Hij stond bij de portier aan de bestuurderskant en probeerde daar iets te pakken. Toen zag ik dat [slachtoffer 1] hem pakte en ik zag dat die jongen ineens aan de achterkant van de auto lag. Daarna zag ik dat die andere jongens die jongen gingen helpen en [slachtoffer 1] aanvielen. Ik ben toen [slachtoffer 1] gaan helpen. Eentje heeft mij op mijn neus geslagen. Eentje probeerde mij een high kick te geven op mijn hoofd. Toen werd mijn tas nog weggetrapt en liep de helft van dat groepje een beetje weg. Een jongen probeerde toen ineens mijn tas mee te nemen. Dus ik ben er weer achteraan gegaan en heb die jongen vastgepakt bij zijn schouders en keel om mijn tas weer terug te pakken. Ik heb zelf een klap gehad in mijn ribben. Ik ben in mijn gezicht geslagen, linksboven bij mijn wenkbrauw en op mijn neus.
De aangifte van [slachtoffer 4]
Op 13 november 2021 was ik samen met vrienden boven in de parkeergarage bij de Dirks in Amersfoort. Op een gegevens moment kwam 1 van de kleinere daders naar mijn scooter toe en deed een greep naar de sleutel die in het contactslot zat. [slachtoffer 3] greep er ook gelijk naar toen hij zag dat dit gebeurde. Het volgende moment deed 1 van de daders een greep in de auto van [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] er bovenop dook en er werd gevochten. Ik zag dat [slachtoffer 2] op de grond terecht kwam en dat hij in zijn gezicht geschopt werd door een kleinere dader. [slachtoffer 3] droeg een rugtas op zijn rug en ik zag dat die tas werd gegrepen.
Het proces-verbaal over de bevindingen ter plaatse
Op zaterdag 13 november 2021 omstreeks 21.40 kreeg ik van de centralist van het O.C. de opdracht te gaan richting de parkeergarage van het [locatie] te Amersfoort. Op de derde verdieping, het parkeerdek, zag ik 2 jongens en een meisje staan bij een grijze Opel Signum voorzien van het kenteken [kenteken] . Rondom het voertuig zag ik bloedspetters op de grond liggen. Ik zag dat 1 van deze jongens een dikke bebloede neus had.
De camerabeelden
21:33.19 uur: Grijze Opel met kenteken [kenteken] , parkeert naast twee scooters, met daarbij
twee personen. Een jongedame stapt uit de auto en gaat gesprek aan met de twee jongens
21:35:59 uur: Groep van 6 jongens benaderen de mensen in de auto en de twee jongens met
hun scooters
21:36:02 uur: Verdachte 2, 4, 5 en 6 lopen naar de gele scooter
21:36:32 uur: Verdachte 3 loopt naar de jongedame en verdachte 1 blijft achter de auto staan.
De helm valt van de scooter
21:36:35 uur: Bestuurder auto (slachtoffer [slachtoffer 1] ) en passagier (slachtoffer [slachtoffer 2] ) stappen
uit
21:36:36 uur: Verdachte 4 slaat petje van hoofd slachtoffer [slachtoffer 3] en staat in bokshouding te
springen
21:36:45 uur: Verdachte 6 raapt helm op
21:37:07 uur: Verdachte 2 staat ruggelings tegen auto geleund
21:37:27 uur: Verdachte 2 grijpt via openstaand portierraam in de auto, waarna slachtoffer [slachtoffer 1] hem beetpakt en wegtrekt.
21:37:29 uur: Verdachte 3 rent naar slachtoffer [slachtoffer 1] en verdachte 2, waarbij hij [slachtoffer 1] een
klap geeft. Verdachte 6 gooit helm op slachtoffer [slachtoffer 1] .
21:38: uur: Slachtoffer [slachtoffer 1] wordt aan zijn shirt door verdachte 4 naar grond gewerkt
21:37:33 uur: [slachtoffer 1] valt op de grond
21:37:35 uur: [slachtoffer 2] schiet [slachtoffer 1] te hulp en pakt verdachte 4
21:37:45 uur: verdachte 3 trapt [slachtoffer 1] op lichaam en raken in gevecht
21:37:47 uur: Verdachte 2 vecht met [slachtoffer 2] op de grond en verdachte 6 geeft [slachtoffer 2] met zijn
geschoeide rechtervoet een trap in het gelaat.
21:37:50 uur: verdachte 3 trapt [slachtoffer 2] op het hoofd
21:37:58 uur: [slachtoffer 1] wordt weer aangevallen door verdachte 4
21:38:32 uur: Verdachte 4 schopt tas van slachtoffer [slachtoffer 3] weg
21:38:34 uur: Verdachte 4 trapt slachtoffer [slachtoffer 3] als hij zijn tas opraapt
21:38:36 uur: Verdachte 3 slaat met rechter vuist [slachtoffer 3] op het gelaat waardoor hij tegen de
grond valt
21:38:40 uur: Verdachte 6 slaat [slachtoffer 3] in de rug
21:38:41 uur: Verdachte 3 slaat weer [slachtoffer 3] met rechter vuist
21:38:45 uur: Verdachte 4 wil weglopen met tas, maar [slachtoffer 3] pakt de tas
21:38:49 uur: Verdachte 3 werkt [slachtoffer 3] vervolgens tegen de grond
21:38:52 uur: Verdachte 6 trapt met rechtervoet tegen lichaam van [slachtoffer 3]
21:38:57/58 uur: verdachten 1 t/m 6 lopen weg van de PD.
Bewijsoverweging
De rechtbank is op basis van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal en dat hierbij geweld is gebruikt. De rechtbank licht haar oordeel hieronder toe.
De handelingen verricht door [verdachte] en de medeverdachten zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als handelingen gericht op diefstal. [verdachte] en de medeverdachten waren al in de parkeergarage toen de groep aangevers op 2 scooters en een auto de parkeergarage in kwam rijden. [verdachte] en de medeverdachten hebben zich vervolgens onherkenbaar gemaakt door hun capuchons en mondkapjes op te doen. Daarna zijn zij richting de groep aangevers gelopen, hebben zij hun omcirkeld en zijn een gesprek met hen aangegaan. Daarna hebben [verdachte] en medeverdachten meerdere keren geprobeerd goederen van de groep aangevers te pakken, zoals de scootersleutels, goederen uit de auto en de tas van [slachtoffer 3] .
Ook is de rechtbank van oordeel dat het toegepaste geweld naar de uiterlijke verschijningsvormen is gericht op het vergemakkelijken en verzekeren van het wegnemen van de goederen. Wanneer aangevers hun goederen verdedigen gebruiken [verdachte] en zijn medeverdachten geweld om toch de beschikking te krijgen over de goederen van aangevers.
[verdachte] en de medeverdachten hadden daarom niet alleen het oogmerk op het plegen van de diefstal, maar ook het oogmerk op het verzekeren van het bezit van het gestolene. In tegenstelling tot hetgeen de raadsman heeft bepleit, was er wel sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de medeverdachten gelet op het feit dat zij elkaar te hulp schieten tijdens de vechtpartij.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van hetgeen [verdachte] onder feit 1 primair ten laste is gelegd.
Feit 2 primair
Bewijsmiddelen
De aangifte van [slachtoffer 5]
Op maandag 31 januari 2022,omstreeks 14:00 uur, trof ik [getuige 1] in de buurt van mijn huis. Omstreeks 14:15 uur, zonder dat ik het merkte zag ik dat er twee jongens voor mij en [getuige 1] stonden. Ik had deze jongens niet aan zien komen lopen. Ik herkende beide jongens direct als zijnde [medeverdachte] en [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] meteen op mij af kwam lopen en dat hij mij met kracht en met zijn vuist tegen de rechterkant van mijn hoofd sloeg. Ik voelde direct een pijnscheut door mijn hoofd gaan. Ik zag dat [medeverdachte] ook voor mij stond en mij met kracht en met zijn vuist op de linkerkant van mijn hoofd sloeg. Het werd direct zwart voor mijn ogen en ik zakte op de grond. Ik zag daarna niet meer wat er gebeurde, maar ik voelde wel een scheenbeen of een knie tegen mijn hoofd aankomen. Ik voelde ook dat ik nog een aantal keer op mijn hoofd werd geslagen. Ik zag niet wie dit deed, omdat ik zwart voor mijn ogen zag. Ik hoorde [medeverdachte] het volgende tegen mij zeggen: 'sta op, sta op', 'niet je gezicht bedekken'. Ik hield mijn handen voor mijn gezicht, maar ik zag daardoorheen dat [medeverdachte] mij aan mijn jas omhoog trok. Ik zag dat [medeverdachte] mij met twee handen omhoog trok. Ik zag dat [verdachte] mij weer naar beneden duwde, terwijl [medeverdachte] mij omhoog trok. Ik zag en ik voelde dat [medeverdachte] in mijn rechterbroekzak greep en twee Iphones uit mijn zak haalde. Ik zag dat [medeverdachte] één van de twee Iphones aan [verdachte] gaf. Vervolgens riep [verdachte] tegen mij dat hij de code van mijn telefoon wilde. Ik hoorde [verdachte] het volgende zeggen: 'geef mij die code, anders steek ik je neer'. Ik zag niet of [verdachte] een mes bij zich had, maar ik was wel bang genoeg en gaf [verdachte] de code van mijn telefoon. Ik zag dat [medeverdachte] en [verdachte] daarna wegliepen. Ik vroeg [getuige 1] of ik zijn telefoon mocht lenen om de Politie te bellen. Op dat moment kwamen [medeverdachte] en [verdachte] weer terug en vroegen zij mij nogmaals om de code. Ik voerde de code in op de telefoon.
Ik kende [verdachte] alleen van gezicht en van naam. Ik weet dat [verdachte] er soms bij was als ik met [medeverdachte] aan het chillen was, maar ik ken [verdachte] niet zo goed als [medeverdachte] . Ik weet dat [verdachte] in Liendert woont.
Het proces-verbaal over de bevindingen ter plaatse
Ik, [verbalisant 1] , vroeg aan [slachtoffer 5] wat er gestolen was. Wij hoorden dat [slachtoffer 5] verklaarde dat de volgende goederen weggenomen waren:
-iPhone 10
-iPhone 11 hier zat geen simkaart in.
Ik, [verbalisant 1] , zag aan zowel de linker- en rechterzijde van zijn gezicht beschadigingen en bloeduitstortingen aan de huid.
Het aantreffen van en het onderzoek naar de gestolen telefoon bij [verdachte]
Op zaterdag 30 juli 2022 werd verdachte aangehouden in de binnenstad van Amersfoort. Bij verdachte werden toen twee mobiele telefoons aangetroffen en inbeslaggenomen. lk, verbalisant [verbalisant 2] , heb onderzoek verricht aan de veiliggestelde gegevens van de mobiele telefoon. Na het controleren van het laatst gebruikte telefoonnummer en het serienummer van dit toestel in het politiesysteem, zag ik dat dit een gestolen telefoon betrof. lk zag in het politiesysteem dat [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum 2] -2004, op 31 januari 2022 aangifte heeft gedaan van diefstal met geweld. Hierbij heeft hij dit toestel als gestolen opgegeven. Onderstaand een aantal foto's van [verdachte] die aangetroffen zijn op de gestolen telefoon. Door de aangetroffen foto's, video's en chatberichten kan opgemaakt worden dat verdachte [verdachte] deze telefoon in ieder geval vanaf 12 maart 2022 in gebruik heeft genomen.
Het proces-verbaal onderzoek naar de gestolen telefoon
In de iPhone 11 trof ik, verbalisant [verbalisant 2] , een foto aan waar ik [verdachte] op herken. Ik herken hem aan de vorm van zijn gelaat, huidskleur, zwart krullende kapsel, vorm en roze met bruingekleurde lippen en dezelfde terugkerende geblokte heuptas en zwarte pet. Op de foto draagt hij een donkerblauwe jas voorzien van zwarte bontkraag. Dit toont veel overeenkomsten met de jas die door aangever [slachtoffer 5] wordt omschreven als de jas die door [verdachte] wordt gedragen.
Bewijsoverweging
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder feit 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank stelt voorop dat zij de verklaring van [slachtoffer 5] betrouwbaar acht. De omstandigheid dat een verbalisant na een gesprek met [slachtoffer 5] een vermoeden heeft dat [slachtoffer 5] mogelijk niet de hele waarheid vertelt, doet daar niet aan af. Het vermoeden wordt niet nader geconcretiseerd en wordt uitsluitend gebaseerd op de houding van [slachtoffer 5] tijdens het gesprek.
Uit het dossier blijkt wel het volgende. [slachtoffer 5] verklaart vanaf het begin over “ [verdachte] ”. De rechtbank beseft dat dit niet precies dezelfde naam is als de naam van [verdachte] , maar vindt dat de namen wel een sterke gelijkenis hebben. Daarnaast verklaart [slachtoffer 5] dat “ [verdachte] ” in Liendert woont. Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij in Liendert woonde en nog steeds in de weekenden bij zijn moeder in Liendert verblijft. Ook merkt de rechtbank op dat maanden later, wanneer [verdachte] wordt aangehouden voor hetgeen hem ten laste is gelegd onder feit 1, de telefoon van [slachtoffer 5] bij [verdachte] wordt aangetroffen. Uit onderzoek blijkt dat [verdachte] de telefoon in ieder geval vanaf 12 maart 2022 in gebruik heeft genomen. In die gestolen telefoon wordt een foto gezien van [verdachte] met een jas die overeenkomt met de de jas van “ [verdachte] ” zoals beschreven door [slachtoffer 5] . Tot slot overweegt de rechtbank dat hetgeen [slachtoffer 5] heeft verklaard wordt ondersteund door de weergave van de verbalisant ter plaatse en de beschrijving van het letsel van [slachtoffer 5] .
De rechtbank concludeert dan ook dat [verdachte] betrokken is geweest bij het incident zoals door [slachtoffer 5] beschreven en dat het [verdachte] en zijn medeverdachte zijn geweest die [slachtoffer 5] op straat hebben benaderd. Beide zijn meteen begonnen met het toepassen van fors geweld. De medeverdachte pakt 2 telefoons uit [slachtoffer 5] ’s zak en geeft 1 hiervan aan [verdachte] . Vervolgens eist [verdachte] dat [slachtoffer 5] de code van zijn telefoon vertelt en voegt [verdachte] hier dreigend aan toe 'geef mij die code, anders steek ik je neer'. Vervolgens rennen [verdachte] en de medeverdachte gezamenlijk weg. Hieruit volgt de nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de medeverdachte. Dat de getuige [getuige 1] een afwijkende verklaring heeft afgelegd en verklaart dat hij een en ander niet heeft gezien doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank heeft in het dossier gezien dat [slachtoffer 5] na het incident met de telefoon van [getuige 1] de politie heeft gebeld, wat ook een ondersteuning biedt voor de verklaring van [slachtoffer 5] , nu zijn eigen telefoon op dat moment gestolen was.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van hetgeen [verdachte] onder feit 2 primair ten laste is gelegd.
Feit 3
Bewijsmiddelen
De verklaring van [verdachte] ter terechtzitting
Op 14 maart 2022 was ik in de woning in Hendrik-Ido-Ambacht om e-sigaretten te kopen. Er was gedoe over de betaling.
De aangifte van [slachtoffer 6]
Op maandag 14 maart 2022 omstreeks 18.45 uur stond er een afspraak gepland op mijn adres voor een marktplaats/Instagram verkoop. Op maandag 14 maart 2022 omstreeks 21.00 uur werd er aangebeld. Mijn vrouw deed er voordeur open. Mijn vrouw zag dat er twee jongens voor de stonden. Zij vroeg of ze naar binnen wilde komen. Eén jongen kwam naar binnen. De andere bleef buiten staan. Ik hoorde dat jongen 1 tegen mij zei: "Ik heb al betaald aan [B] middels een tikkie.". Ik heb dit direct gecontroleerd bij [B] . Dit bleek niet te kloppen. Mijn vrouw had inmiddels de voordeur dicht gedaan. Toen heeft [B] deze jongen een tikkie gestuurd. Dit tikkie kwam kennelijk niet aan. Opeens pakte deze jongen de tas met de e-sigaretten van tafel en zette deze jongen het op een lopen richting de voordeur. Vervolgens hield mijn jongste zoon, [slachtoffer 7] , hem tegen bij de voordeur. Ik ben er ook achteraan gegaan en kwam ook bij de voordeur. Ik heb deze tas met e-sigaretten afgepakt. Ik hoorde dat deze jongen vrij rustig tegen mij zei: "Ik heb een mes. Ik ga steken, ik ga steken." Ik zag dat deze jongen, met zijn rechter hand, naar een licht grijs heuptasje greep. Mijn jongste zoon greep die hand vast en drukte het tasje dicht zodat hij er niet iets uit kon pakken.
Het verhoor van getuige [slachtoffer 7]
Kun jij mij vertellen wat er is gebeurd?
- Ik kwam thuis en ik zag een gast buiten staan. Ik vond het vaag en liep naar binnen. Ik zag mijn ouders binnen met een jongen praten. Ik horde dat het ging over betalen. Ik hoorde dat hij vaag deed over betalen. Het ging om een bedrag van ruim 300 Euro. Uiteindelijk voelde mijn vader dat het niet pluis was. Ik liep naar de deur en ik zag die gast buiten naar de deur rennen. Die gast van binnen stond toen voor mij met de tas met spullen. Mijn vader duwde hem tegen de deur aan. Ik hoorde dat hij toen zei: "Ik ga je steken". Ik zag dat hij richting zijn tasje greep. Ik vermoedde dat hij een mes wilde pakken. Hierop gaf mijn vader hem een klap zodat hij even dizzy werd.
En in de gang hoe ging dat precies?
- Ik hoorde mijn vader zeggen dat ik de voordeur dicht moest doen. Ik deed de deur dicht draaide me om en toen zag ik die gozer staan. Hij wilde naar buiten maar ik duwde hem weg van mij af om te zorgen dat hij van mij weg kwam.
En heb jij gehoord dat hij heeft gedreigd met een mes?
- Ja, hij keek mij en mijn vader aan en zei: "Ik ga steken ik ga steken". Ik heb hem toen gefixeerd om te zorgen dat hij niks kon pakken uit zijn tasje. Hierna hebben we hem het huis uit gewerkt omdat we dachten dat hij een mes had.
Bewijsoverweging
Voor de rechtbank is op grond van bovenstaande bewijsmiddelen het volgende komen vast te staan. [verdachte] heeft via Instagram een afspraak gemaakt met [B] om van hem e-sigaretten te kopen. Aangekomen in de woning van [B] ontstaat er, zoals ook verklaard door [verdachte] zelf, een discussie over de betaling tussen [verdachte] en [slachtoffer 6] . Op enig moment pakt [verdachte] de tas met e-sigaretten en rent hiermee naar de voordeur. Bij de voordeur wordt [verdachte] tegengehouden door [slachtoffer 7] en geslagen door [slachtoffer 6] waarop [verdachte] dreigt hen te steken. Na dit dreigement doen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] er alles aan om [verdachte] het huis uit te werken.
De handelingen verricht door [verdachte] zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als handelingen gericht op diefstal. Niet alleen betaalt hij niet, maar ook rent [verdachte] met de tas met e-sigaretten richting de voordeur van de woning. De rechtbank is het, gelet op de bewijsmiddelen, met de verdediging eens dat [verdachte] geen geweld heeft gebruikt. Echter heeft [verdachte] wel gedreigd om geweld te gebruiken, namelijk het steken met een mes. De bedreiging met geweld werd toegepast om de diefstal gemakkelijk te maken en om de vlucht mogelijk te maken.
De rechtbank acht de verklaringen van aangever [slachtoffer 6] en de getuige betrouwbaar. De verklaringen komen grotendeels overeen, maar zijn ook niet dermate gelijkend dat daaruit moet worden opgemaakt dat deze verklaringen op elkaar zijn afgestemd. De enkele omstandigheid dat zij familie van elkaar zijn, betekent niet dat zij hun verhaal op elkaar hebben afgestemd. De rechtbank ziet daarnaast geen reden waarom zij dat zouden doen, aangezien zij geweld hebben gebruikt tegen [verdachte] en zij daarover belastend tegen zichzelf hebben verklaard.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van hetgeen [verdachte] onder feit 3 ten laste is gelegd.
Vrijspraak feit 4
Voor de rechtbank staat vast dat de telefoon van [slachtoffer 6] op enig moment op de tafel lag, maar weg was nadat [verdachte] het huis uit was gewerkt. Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij een telefoon heeft gepakt en dat hem een telefoon is gegeven. Dit nadat zijn vriend riep dat de telefoon van [verdachte] nog binnen lag. Getuige [getuige 2] verklaart echter dat [slachtoffer 6] een telefoon naar buiten heeft gegooid en [slachtoffer 6] verklaart dat [getuige 2] een telefoon aan [verdachte] en zijn vriend heeft gegeven.
Op basis van het dossier is voor de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden hoe de telefoon van aangever [slachtoffer 6] bij [verdachte] terecht is gekomen. Niemand heeft gezien noch verklaard dat [verdachte] de telefoon van de tafel heeft weggenomen en dat terwijl zij wel verklaren dat zij zien dat [verdachte] de tas van diezelfde tafel wegneemt. De rechtbank acht de verklaring van [verdachte] , dat hij zijn telefoon en een tweede telefoon aangereikt kreeg, dan ook niet onaannemelijk. Daarom acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de telefoon heeft weggenomen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan en zal [verdachte] hiervan vrijspreken.