4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank heeft op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat [verdachte] het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en zal [verdachte] hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De vraag die moet worden beantwoord is of kan worden bewezen dat [verdachte] de in zijn auto aangetroffen drugs opzettelijk voorhanden had. De rechtbank beantwoordt die vraag negatief en overweegt daartoe als volgt.
Bewezen moet worden dat [verdachte] wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen. De rechtbank acht daarvoor in deze zaak niet genoeg dat [verdachte] de eigenaar is van de auto waarin de verdovende middelen zijn aangetroffen. De verdovende middelen waren namelijk weggestopt in een loze ruimte tussen het dak en het kapje van de binnenverlichting. Daarnaast heeft [verdachte] bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat de drugs in zijn auto lagen en dat hij zijn auto kort voor zijn aanhouding voor een paar uur had uitgeleend aan [A] uit Osdorp. Ter terechtzitting heeft [verdachte] bovendien meer openheid van zaken gegeven over de (beangstigende) situatie waarin hij zich bevond na het aantreffen van de drugs in zijn auto. [A] is volgens hem een duistere jongen die hij van school kent. [verdachte] wil de achternaam van [A] niet geven, omdat hij bang is voor de gevolgen voor hem en zijn moeder.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verdachte] consistent verklaard. De rechtbank is zich ervan bewust dat [verdachte] weliswaar verschillend heeft verklaard op bepaalde punten, zoals de plek waar hij de auto aan [A] heeft uitgeleend en de plek waar hij zijn auto weer heeft opgehaald, maar de kern van zijn afgelegde verklaringen blijft hetzelfde: hij had zijn auto uitgeleend en wist niets af van de aangetroffen drugs in zijn auto. Het had vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen om uit te zoeken in hoeverre de verklaring van [verdachte] klopt, bijvoorbeeld door nader onderzoek in zijn telefoons te doen bijvoorbeeld op drugshandel wijzende berichten of onderzoek naar (dactyloscopische) sporen op de aangetroffen drugs. Dergelijk onderzoek is uitgebleven. Het scenario dat [verdachte] zijn auto heeft uitgeleend aan een ander, dat deze persoon de drugs in zijn auto heeft achtergelaten en [verdachte] niet afwist van de drugs in zijn auto, kan daardoor niet worden uitgesloten. Het aantreffen van een groot geldbedrag in verschillende coupures is, gelet op wat hierna onder feit 2 wordt overwogen, ook niet genoeg om tot de conclusie te kunnen komen dat verdachte moet hebben geweten van de verdovende middelen. Zonder onderzoek naar de inhoud van de twee aangetroffen telefoons kan ook aan die omstandigheid op zichzelf niet de conclusie worden verbonden dat verdachte moet hebben geweten van de verdovende middelen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van de genoemde feiten en omstandigheden niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aangetroffen drugs in zijn auto.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank heeft op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat [verdachte] het onder feit 2 primair en feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal [verdachte] hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat indien bij een verdenking ter zake van witwassen het niet mogelijk blijkt een concreet brondelict aan te wijzen, zoals in deze zaak het geval is, witwassen desalniettemin kan worden bewezen, indien het op grond van feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat de betreffende voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ligt op de weg van het Openbaar Ministerie bewijs aan te dragen waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen blijken. Als dat is gebleken, dan mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de ten laste gelegde voorwerpen. Om het vermoeden van witwassen te kunnen weerspreken, dient een dergelijke verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Als het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van dat onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Witwasvermoeden
Bij de doorzoeking in de auto van [verdachte] op 8 november 2022 is een geldbedrag aangetroffen van in totaal € 1800,30, bestaande uit 1 biljet van € 5,-, 12 biljetten van € 10,-, 45 biljetten van € 20,-, 15 biljetten van € 50,- en € 25,30 aan muntgeld. Daarnaast is € 65,- aan de achterzijde van de passagiersstoel en € 46,60 in het vakje boven het dashboardkastje aangetroffen. Verder zijn onder [verdachte] twee telefoons in beslag genomen. De politie heeft gerelateerd dat ambtshalve bekend is dat dealers van harddrugs veelal meerdere telefoons in hun bezit hebben, alsmede veel contant geld, bestaande uit kleine coupures.
De hoogte van het geldbedrag, de grote hoeveelheid coupures van € 20,- en € 50,-, de verspreiding van het geldbedrag door de auto, de ongebruikelijke wijze waarop het geld verpakt zat (deels opgerold met een elastiekje) in combinatie met het aantreffen van de twee telefoons en de verdovende middelen in de auto van [verdachte] rechtvaardigen zonder meer een vermoeden van witwassen, zodat het aan de verdachte is een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven voor de herkomst van het geldbedrag.
Concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring
[verdachte] heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij € 1.800,- van zijn nicht heeft geleend om zijn schulden te betalen. [verdachte] heeft bovendien aan de politie het telefoonnummer van zijn nicht verstrekt om zijn verklaring te kunnen controleren. Daarnaast is uit het dossier gebleken dat in de kamer van [verdachte] brieven zijn aangetroffen waaruit blijkt dat hij schulden heeft. Verder heeft [verdachte] ter zitting een schriftelijke verklaring van zijn nicht overhandigd waarin (nogmaals) staat vermeld dat zij het geld heeft geleend om zijn schulden te betalen. Daarnaast heeft [verdachte] verklaard dat hij € 100,- van zijn moeder heeft geleend.
Nader onderzoek door het openbaar ministerie
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte hiermee een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven. Het lag dan ook op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar zijn verklaring. Dat onderzoek heeft ook plaatsgevonden, want in het dossier staat gerelateerd dat de politie telefonisch contact heeft gelegd met het door [verdachte] verstrekte telefoonnummer van zijn nicht. De politie heeft gerelateerd dat de nicht in dat telefoongesprek de verklaring van [verdachte] heeft bevestigd. Verder volgt uit het dossier dat de moeder heeft verklaard dat [verdachte] om
€ 100,- heeft gevraagd.
Het verrichtte onderzoek heeft daarmee een bevestiging opgeleverd van de verklaring van [verdachte] . De officier van justitie heeft daar ter terechtzitting tegenover geplaatst dat [verdachte] en de nicht ruim de tijd hebben gehad om hun verhalen op elkaar af te stemmen, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft het Openbaar Ministerie met die stelling de verklaring van [verdachte] in onvoldoende mate ontkracht. Uit het dossier blijkt namelijk niet wanneer de nicht van [verdachte] door de politie is gesproken en daarnaast is het noemen van de enkele mogelijkheid van afstemming tussen [verdachte] en zijn nicht onvoldoende om de verklaring van [verdachte] met voldoende mate van zekerheid uit te sluiten.
Conclusie
Bij deze stand van zaken kan dan ook niet worden geconcludeerd dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag van € 1.911,90,- een legale herkomst heeft en dat het niet anders kan zijn dan dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Het is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen [verdachte] onder feit 2 ten laste is gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring feit 3
Bewijsmiddelen
De verklaring van verdachte
Ik reed op 8 november 2022 om 01:16 uur op de A2 in mijn auto, een Skoda Fabia, kenteken [kenteken] en werd vervolgens aangehouden.
Het proces-verbaal rijden onder invloed
Op dinsdag 8 november 2022 om 01:16 uur bevond ik, verbalisant [verbalisant] , mij op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de A2 ter hoogte van hectometerpaal 50.2 linker rijbaan, Breukelen, binnen de gemeente Stichtse Vecht en zag ik dat een persoon als bestuurder van een voertuig, personenauto, Skoda Fabia, Nederland, kenteken [kenteken] , dit bestuurde. Ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde voorschriften heb ik, verbalisant, de bestuurder zijn voertuig doen stilhouden en een onderzoek ingesteld.
Met medewerking van de bestuurder heb ik, [verbalisant] (UTR21456), hem de speekseltest afgenomen met behulp van een door de Minister aangewezen speekseltester. Als resultaat van deze test zag ik, [verbalisant] (UTR21456), dat de speekseltest een indicatie aangaf voor de volgende stof: cannabis (tetrahydrocannabinol). Het resultaat van de speekseltest werd direct aan de verdachte meegedeeld. Dat resultaat leidde tot een verdenking van een gedraging in strijd met artikel 8 Wegenverkeerswet 1994.
Ik nam de volgende kenmerken waar bij de bestuurder:
Ogen: Waterig/wazig
Gedrag: Sloom
De verdachte gaf mij, verbalisant [verbalisant] op te zijn genaamd: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2003. De opgegeven personalia werden door mij, verbalisant, geverifieerd aan de hand van zijn geldig rijbewijs.
Op dinsdag 8 november 2022 om 02:16 uur, heeft de verpleegkundige, [B] in aanwezigheid van mij, [verbalisant] , de verdachte bloed afgenomen conform Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Tevens heb ik het opdrachtformulier Toxicologisch onderzoek voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker "Analyse" met het nummer TACB5465NL en SIN-sticker "Tegen Onderzoek" met het nummer TACB5466NL.
De uitslag van het bloedonderzoek
Aangewezen stof
Meetbare stof
Grenswaarde bij enkelvoudig gebruik
Grenswaarde bij combinatie gebruik
Eindresultaat in het bloed
(TACB5465NL)
Rapportage eenheid
Cannabis
THC
3
1
11
Microgram per liter
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op basis van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan. Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij twee dagen voor de aanhouding voor het laatst heeft geblowd. Gelet op het resultaat van het bloedonderzoek, dat ruim driemaal boven de grenswaarde ligt, acht de rechtbank dit niet aannemelijk. De verklaring doet bovendien niet af aan de resultaten van het onderzoek. De rechtbank concludeert dan ook dat [verdachte] zijn auto heeft bestuurd onder invloed van cannabis.