ECLI:NL:RBMNE:2023:3647

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
10548365 \ MV EXPL 23-70
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming en locatieverbod in kort geding toegewezen aan Natuurmonumenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland (hierna: Natuurmonumenten) en een gedaagde partij. Natuurmonumenten vorderde de ontruiming van een woning die door de gedaagde werd gehuurd, alsook een locatieverbod en een dwangsom. De gedaagde heeft de vorderingen niet weersproken, maar de kantonrechter heeft rekening gehouden met zijn kwetsbare situatie en een langere ontruimingstermijn van zes weken na betekening van het vonnis vastgesteld.

De zaak is ontstaan uit een langdurige huurovereenkomst die in 1984 is aangegaan. De gedaagde heeft in het verleden meerdere keren overlast veroorzaakt, wat heeft geleid tot strafrechtelijke veroordelingen. Natuurmonumenten heeft de gedaagde herhaaldelijk gesommeerd om te stoppen met de overlast, maar zonder resultaat. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van structurele en ernstige overlast, die de vorderingen van Natuurmonumenten rechtvaardigen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het belang van Natuurmonumenten om de overlast te stoppen zwaarder weegt dan de belangen van de gedaagde.

De kantonrechter heeft de vorderingen van Natuurmonumenten toegewezen, inclusief het locatieverbod en de dwangsom. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de opgelegde maatregelen, ondanks eventuele hoger beroep mogelijkheden.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 10548365 \ MV EXPL 23-70
Vonnis in kort geding van 18 juli 2023
in de zaak van
VERENIGING TOT BEHOUD VAN NATUURMONUMENTEN IN NEDERLAND,
te Amersfoort,
eisende partij,
hierna te noemen: Natuurmonumenten,
gemachtigde: mr. M. Niermeijer,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.Het verloop van dit kort geding

1.1.
Natuurmonumenten heeft [gedaagde] op 26 juni 2023 in kort geding gedagvaard om op 4 juli 2023 voor de kantonrechter in Almere te verschijnen. Daarbij heeft Natuurmonumenten 25 producties meegestuurd.
1.2.
De zaak is op 4 juli 2023 bij de kantonrechter in Almere besproken. Namens Natuurmonumenten zijn mevrouw [A] en mevrouw
[B] (beiden werkzaam bij Natuurmonumenten) verschenen, bijgestaan door mr. Niermeijer. [gedaagde] is op de zitting verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat op de zitting is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft besloten dat vandaag de uitspraak is.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Natuurmonumenten de woning aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: het gehuurde). De huurovereenkomst is oorspronkelijk per 1 juli 1984 aangegaan met de vader van [gedaagde] . Na het overlijden van de vader van [gedaagde] , heeft [gedaagde] de huurovereenkomst met Natuurmonumenten voortgezet.
2.2.
Het gehuurde bevindt zich buiten de bebouwde kom van [plaats] en [plaats] en is samen met de drie buurwoningen gelegen in het natuurgebied van [natuurgebied] . De buren van [gedaagde] zijn mevrouw [C] van 97 jaar -de buurvrouw op nummer [nummer] en ook tante van [gedaagde] , hierna: [C] )-, de heer [D] (de buurman op nummer [nummer] , hierna: [D] ) en de heer en mevrouw [E] (de buren op nummer [nummer] , hierna: [E] ). Allen huren eveneens van Natuurmonumenten.
2.3.
[gedaagde] is voor het bedreigen van [C] op 15 juli 2016 en op 18 mei 2021 strafrechtelijk veroordeeld. Verder is [gedaagde] op 10 juni 2022 veroordeeld tot 30 dagen detentie vanwege mishandeling van [D] .
2.4.
Natuurmonumenten heeft op 29 augustus 2022 [gedaagde] een laatste kans geboden en hem gesommeerd te stoppen met het veroorzaken van overlast. Ook heeft Natuurmonumenten in de brief aangekondigd, dat gelet op de ernstige overlast, Natuurmonumenten in overweging nam om de huurovereenkomst tussen partijen te beëindigen.
2.5.
Op 21 mei 2023 is [gedaagde] weer aangehouden en in bewaring gesteld vanwege het bedreigen van [C] .

3.Het geschil

3.1.
Natuurmonumenten vordert, rechtdoende in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, althans tegen een nader in goede justitie te bepalen datum, de woning gelegen aan de [adres] [woonplaats] , met al het zijne en al de zijnen, leeg en ontruimd, bezemschoon en vrij van gebruiks- en gebruikersrechten onder afgifte van de sleutels en voor het overige conform de contractuele opleveringsverplichting aan Natuurmonumenten op te leveren;
II. [gedaagde] een locatieverbod op te leggen en te verbieden zich, gedurende twaalf maanden na ontruiming van het gehuurde, op het pad ( [pad] ) zoals weergegeven op bijgevoegde kaart (productie 25) inhoudende het gehele wandelpad alsmede de autotoegangsweg naar de woningen [adres] van de woning, te begeven;
III. [gedaagde] te veroordelen om aan Natuurmonumenten een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat hij niet aan het sub II uitgesproken locatieverbod voldoet, tot een maximum van € 25.000,00;
IV. Natuurmonumenten te machtigen om het locatieverbod sub II zo nodig te doen naleven met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
V. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsook met de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Natuurmonumenten legt – kort samengevat– aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] met het veroorzaken van structurele en ernstige overlast tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. De overlast die [gedaagde] veroorzaakt, rechtvaardigt, vooruitlopend op een toe te wijzen ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure, de ontruiming van het gehuurde door [gedaagde] . Natuurmonumenten stelt spoedeisend belang bij haar vorderingen te hebben vanwege het gevaar op escalatie. Meerdere mensen hebben aangegeven het heft in eigen handen te zullen nemen. Daarnaast heeft Natuurmonumenten ten opzichte van haar (overige) huurders de verplichting om adequate maatregelen te treffen om de woonoverlast tegen te gaan en het huur- en woongenot en de veiligheid van de huurders te waarborgen.
3.3.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de vorderingen.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het is de kantonrechter genoegzaam gebleken dat Natuurmonumenten een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. [gedaagde] heeft dit overigens ook niet betwist. Dit betekent dat de vorderingen van Natuurmonumenten inhoudelijk kunnen worden behandeld.
Het toetsingskader
4.2.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet – volgens vaste jurisprudentie– grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kort gedingprocedure geen plaats is voor een – diepgaand– onderzoek naar bestreden feiten en ten tweede de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
Waarom moet [gedaagde] het gehuurde ontruimen?
4.3.
Natuurmonumenten heeft haar stelling dat er sprake is van structurele en ernstige overlast door [gedaagde] onderbouwd met overlastmeldingen van de buren, verklaringen van de buren en hun bezoekers, aangiftes van [C] en [D] bij de politie en de strafrechtelijke veroordelingen van [gedaagde] wegens het bedreigen van [C] en mishandeling van [D] . Uit deze stukken volgt dat gedurende jaren sprake is van overlast bij de buren door [gedaagde] , die zien op onder meer bedreigingen, vernielingen, schreeuwen, vloeken, tieren, rondhangen bij de woningen van de buren en mishandelingen. [gedaagde] heeft dit alles op de zitting niet weersproken. De kantonrechter concludeert dat [gedaagde] daarmee toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en de wet.
4.4.
Om te beoordelen of het gehuurde door [gedaagde] moet worden ontruimd, moet naast het belang van Natuurmonumenten ook dat van [gedaagde] worden afgewogen. De vordering van Natuurmonumenten tot ontruiming kan worden toegewezen als (i) het belang van Natuurmonumenten zwaarder moet wegen dan dat van [gedaagde] én (ii) dit belang de gevraagde voorziening –ontruiming– rechtvaardigt.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat het belang van Natuurmonumenten –het stoppen van de overlast en het waarborgen van het huur- en woongenot en de veiligheid van de buren– moet prevaleren. [gedaagde] heeft zelf ter zitting gezegd dat hij niet meer met plezier in het gehuurde woont en hij ook inziet dat huidige situatie onhoudbaar is. Volgens [gedaagde] heeft hij nu hulp van Inforsa en zal hij op korte termijn opgenomen worden in een kliniek voor zijn problematiek. Ook zal Inforsa hem helpen bij het vinden van een (nieuwe) woning.
4.6.
Er is sprake van een (ernstige) tekortkoming –de overlast– op grond waarvan de kans groot is dat de bodemrechter de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde zal toewijzen. De persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] roepen mededogen op, maar onderstrepen tegelijkertijd ook het belang van een verhuizing. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is het daarom gerechtvaardigd om hierop vooruit te lopen door de vordering tot ontruiming van het gehuurde toe te wijzen. Dit betekent dat [gedaagde] het gehuurde moet ontruimen.
Langere ontruimingstermijn
4.7.
Aan [gedaagde] zal, gezien de kwetsbaarheid van [gedaagde] , een iets langere termijn worden gegund om het gehuurde te ontruimen. De ontruimingstermijn zal worden bepaald op zes weken nadat dit vonnis door de deurwaarder bij [gedaagde] is bezorgd.
Het locatieverbod, de dwangsom en de machtiging tot naleving van het locatieverbod door [gedaagde] met behulp van de sterke arm van justitie en politie worden toegewezen
4.8.
Natuurmonumenten heeft verder een locatieverbod, een dwangsom en een machtiging tot naleving van het locatieverbod door [gedaagde] met behulp van de sterke arm van justitie en politie gevorderd. [gedaagde] heeft deze vorderingen van Natuurmonumenten niet betwist. Deze vorderingen zullen als niet weersproken, worden toegewezen.
[gedaagde] wordt in de proceskosten veroordeeld
4.9.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Natuurmonumenten als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,86
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
529,00
Totaal
786,86
4.10.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten en de wettelijke rente daarover zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding,
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 6 weken na betekening van dit vonnis het gehuurde aan [adres] te [woonplaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Natuurmonumenten zijn, en de sleutels af te geven aan Natuurmonumenten;
5.2.
legt [gedaagde] een locatieverbod op en verbiedt [gedaagde] zich, gedurende twaalf maanden na ontruiming van het gehuurde, te begeven op het pad ( [pad] ), zoals weergegeven op bijgevoegde kaart, inhoudende het gehele wandelpad alsmede de autotoegangsweg naar de woningen [adres] van de woning;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Natuurmonumenten een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat hij niet aan het in 5.2. uitgesproken locatieverbod voldoet, tot een maximum van € 25.000,00;
5.4.
machtigt Natuurmonumenten om het in 5.2. uitgesproken locatieverbod zo nodig te doen naleven met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Natuurmonumenten tot dit vonnis vastgesteld op € 786,86, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.
HHt/37278