ECLI:NL:RBMNE:2023:3646

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
10187313
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen door een zzp'er aan een bouwbedrijf met geschil over gefactureerde uren en tarieven

In deze zaak vordert [eiser], een zzp'er die werkzaamheden verricht aan elektronische installaties, betaling van onbetaalde facturen door [gedaagde], een bouwbedrijf. De partijen waren overeengekomen dat [eiser] voor [gedaagde] werkzaamheden zou verrichten tegen een uurtarief van € 45,00 exclusief btw, met de afspraak dat de betaling van de facturen achteraf zou plaatsvinden binnen 30 dagen. [gedaagde] heeft een aantal facturen betaald, maar negen facturen zijn onbetaald gebleven, wat aanleiding geeft tot deze procedure.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [gedaagde] voert verweer tegen de hoogte van de facturen, stellende dat er teveel uren zijn gefactureerd en dat sommige werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. De kantonrechter oordeelt echter dat [gedaagde] eerder de facturen heeft geaccepteerd zonder protest en dat [eiser] voldoende bewijs heeft geleverd voor de gefactureerde uren. De kantonrechter wijst het verweer van [gedaagde] af en concludeert dat de vordering grotendeels toewijsbaar is.

De kantonrechter oordeelt dat de facturen voor de werkzaamheden die zijn verricht, grotendeels toewijsbaar zijn, met uitzondering van drie facturen die zijn gebaseerd op een te hoog uurtarief. De totale vordering wordt vastgesteld op € 8.772,98, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 2 augustus 2023 door kantonrechter mr. H.A.M. Pinckaers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10187313 UC EXPL 22-7307 SV/40160
Vonnis van 2 augustus 2023
inzake
[eiser] h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. A. Kasumovic,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. C. van der Mark.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 7 producties
- de conclusie van antwoord
- de akte namens [eiser] met producties 8 tot en met 12
- de akte namens [gedaagde] met producties 1 en 2
- de mondelinge behandeling.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 juni 2023. [eiser] was aanwezig, bijgestaan door mr. Kasumovic en haar kantoorgenoot, mr. E.B. Wolken. [gedaagde] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar directeur, [A] , bijgestaan door mr. Van der Mark. Beide partijen hebben hun standpunt mondeling toegelicht, op elkaars standpunten gereageerd en vragen van de kantonrechter beantwoord. Mr. Wolken heeft daarbij gebruik gemaakt van spreekaantekeningen die zij heeft overgelegd en voorgedragen. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[eiser] werkt als zzp’er en verricht werkzaamheden aan elektronische installaties in gebouwen. [gedaagde] exploiteert een bouwbedrijf. Partijen zijn mondeling overeengekomen dat [eiser] voor [gedaagde] de elektronische installatie zou aanleggen in woningen die door [gedaagde] werden verbouwd. Partijen hebben afgesproken dat het uurtarief van [eiser] € 45,00 exclusief btw bedraagt en dat de materiaal- en transportkosten voor rekening van [gedaagde] zijn. De betaling van de facturen zou volgens afspraak achteraf plaatsvinden binnen een betalingstermijn van 30 dagen.
2.2.
[eiser] heeft [gedaagde] voor de door hem verrichte werkzaamheden meerdere facturen gestuurd. [gedaagde] heeft een aantal facturen betaald. Negen andere facturen zijn door [gedaagde] onbetaald gelaten.
2.3.
[eiser] vordert in deze procedure de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de onbetaalde facturen, voor in totaal € 8.578,08, de wettelijke handelsrente hierover en de buitengerechtelijke incassokosten met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. [gedaagde] voert verweer tegen de hoogte van de facturen. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] facturen gestuurd voor werkzaamheden die niet, of niet behoorlijk, zijn verricht.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] voert als verweer dat de facturen niet juist zijn omdat er teveel uren in rekening zijn gebracht. De kantonrechter volgt dit niet. [gedaagde] was opdrachtgever van [eiser] en heeft de wijze van bijhouden van de gewerkte uren - alleen door [eiser] en zonder getekende urenspecificaties - en het factureren van die uren door [eiser] eerder steeds geaccepteerd. [gedaagde] heeft de openstaande facturen die naar het door haar in november 2021 opgegeven e-mailadres [.] @ [gedaagde] .nl zijn verstuurd, zonder protest behouden. De kantonrechter is verder van oordeel dat [eiser] met de urenspecificatie in de facturen, de begeleidende e-mails waarmee hij de facturen naar het e-mailadres van [gedaagde] heeft verstuurd, de What’s app-correspondentie tussen partijen en de overzichtstabel van de werkzaamheden (productie 11), het aantal gefactureerde uren voldoende heeft onderbouwd. Enkel de stelling van [gedaagde] dat [eiser] op het project [locatie 1] vrijwel niets heeft gedaan, is onvoldoende om aan te nemen dat [eiser] teveel uren heeft gefactureerd. Uiteraard kunnen in facturen fouten terecht komen, maar de kantonrechter is niet gebleken dat daarvan in de openstaande facturen sprake is. [gedaagde] heeft in de overgelegde producties en tijdens de zitting als meest concrete voorbeeld daarvoor genoemd dat er op de facturen besprekingen in rekening zijn gebracht, zoals op factuurnr. 2021042 onder vermelding van ‘1,5 uur voor bespreken klus’. [eiser] heeft hierover gezegd en de kantonrechter acht dit aannemelijk, dat [gedaagde] hiervoor opdracht had gegeven. De kantonrechter volgt dan ook niet het verweer dat in de openstaande facturen teveel uren zijn berekend.
3.2.
[gedaagde] stelt ook dat [eiser] in de facturen uren heeft gerekend voor werkzaamheden die hij niet goed heeft gedaan, dat hij die werkzaamheden vervolgens niet wilde herstellen, waarna [gedaagde] dit zelf heeft hersteld. Volgens [gedaagde] had [eiser] deze uren in mindering moeten brengen op de facturen. Ook hiervoor geldt dat [gedaagde] de facturen heeft behouden en niet direct heeft geprotesteerd tegen de hoogte daarvan. [eiser] heeft tijdens de zitting toegelicht dat er inderdaad zaken niet goed zijn gegaan, maar dat dit te maken had met de afstemming met de uiteindelijke klant. De kantonrechter overweegt hierover dat het op de weg van [gedaagde] lag om bij te houden welke werkzaamheden niet goed zijn gedaan en hoeveel tijd met herstel was gemoeid. . [gedaagde] had duidelijk met [eiser] moeten afspreken voor wiens rekening en risico die uren moesten komen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. De kantonrechter volgt daarom niet het verweer dat het aantal uren op de facturen verlaagd moeten worden met de tijd voor herstelwerkzaamheden door [gedaagde] .
3.3.
[gedaagde] heeft over drie facturen van 23 mei 2022 gesteld dat deze zien op al eerder verrichte werkzaamheden, waarvoor een contante betaling tegen een lager tarief, van € 25,00 per uur, was overeengekomen. [eiser] heeft hierover aangegeven dat dit klopt. De kantonrechter volgt daarom het verweer van [gedaagde] dat deze drie facturen zijn gebaseerd op een te hoog uurtarief. Uit de What’s app-correspondentie, aangeduid als ‘nr. 3 blad 1’ (productie 1 van [gedaagde] ) blijkt dat [eiser] in een app-bericht aan [gedaagde] uren had berekend voor de weken 34 tot en met 40, voor werkzaamheden aan de [locatie 2] , de [locatie 3] en de [locatie 4] , tegen een uurtarief van € 25,00. [eiser] stelt hierover dat als deze werkzaamheden niet contant zouden worden betaald, dat dan een factuur op basis van € 45,00 per uur verstuurd zou worden. [gedaagde] heeft dit betwist en de kantonrechter is ook niet gebleken dat een dergelijke afspraak is gemaakt. De drie facturen van 23 mei 2022, met factuurnummers F2021060/061/062 zijn daarom alleen toewijsbaar op basis van een uurtarief van € 25,00.
3.4.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering grotendeels toewijsbaar is. De factuurnummers F2021038/041/042/043/044/059 met factuurdata van 22 december 2021 tot en met 23 mei 2022 zijn volledig toewijsbaar. Dit is een bedrag van (€ 1.086,58 + 405,00 + 1.703,95 + 1.485,00 + 2.115,00 + 427,50 =) € 7.223,03.
De drie facturen van 23 mei 2022 met de nummers F2021060/061/062 zijn tot de volgende bedragen toewijsbaar:
Factuur 060: 5,5 uur x € 25 = 137,50 + € 17,05 parkeerkosten = € 154,55
Factuur 061: 7,5 uur x € 25= 187,50 + € 33,00 parkeerkosten = € 220,50
Factuur 062: 16 uur x € 25 = € 400
In totaal is de vordering toewijsbaar tot een bedrag van (€ 7.223,03 + 154,55 + 220,50 + 400 =) € 7.998,08.
3.5.
[eiser] vordert hierover ook wettelijke handelsrente. Hiertegen heeft [gedaagde] op zichzelf geen verweer gevoerd. De kantonrechter zal de wettelijke handelsrente toewijzen over de toewijsbare vordering met ingang van de respectievelijke vervaldata van de facturen.
3.6.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. De kantonrechter zal de vergoeding daarom toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij (de omvang van) de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. Dit is een bedrag van € 774,90.
3.7.
[gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 108,41
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde €
825,00(2,5 punten x tarief € 330,00)
Totaal € 1.177,41
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 8.772,98, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 7.998,08 met ingang van de vervaldata van de respectievelijke facturen tot de voldoening;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.177,41, waarin begrepen € 825,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.