ECLI:NL:RBMNE:2023:3644

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
UTR 22/5895
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar door college van burgemeester en wethouders

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Wortel, heeft bezwaar gemaakt tegen een last onder dwangsom die aan een vergunninghouder was opgelegd. Eiser stelt dat hij als aannemer en uitvoerder van de omgevingsvergunning wel degelijk belanghebbende is en dat zijn financiële belang rechtstreeks bij het besluit betrokken is.

De rechtbank oordeelt echter dat eiser geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens de wet kan alleen degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken bezwaar maken. De rechtbank stelt vast dat het belang van eiser slechts een afgeleid belang is, dat voortvloeit uit de civielrechtelijke verhouding met de vergunninghouder. Dit betekent dat het college terecht heeft geoordeeld dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar.

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5895

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] h.o.d.n. [handelsnaam] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het college van 15 november 2022.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.

Beoordeling door de rechtbank

2. Blijkens het bezwaarschrift van 19 juli 2021 heeft eiser, tezamen met de heer [naam] (vergunninghouder), bezwaar gemaakt tegen het opleggen van een last onder dwangsom aan de heer [naam] , wegens het zonder dan wel in afwijking van de op 11 juni 2018 verleende omgevingsvergunning (laten) uitvoeren en in stand laten van werkzaamheden op het adres [adres] te [plaats] . Op 7 november 2022 heeft eiser het college in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen. In het besluit van 15 november 2022 heeft het college aangegeven dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar omdat eiser niet is aan te merken als belanghebbende.
3. In beroep komt eiser op tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn bezwaar. Eiser is van mening dat hij wel degelijk is aan te merken als derde-belanghebbende, door het feit dat hij als aannemer en uitvoerder van de (bestreden) omgevingsvergunning optreedt. Eiser is voorts verantwoordelijk voor de realisatie van het project/bouwwerk en kan door de vergunninghouder aansprakelijk gesteld worden.
4. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser geen belanghebbende is.
4.1.
In artikel 7:1, gelezen in verbinding met artikel 8:1 van de Awb, is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit bezwaar kan maken. In artikel 1:2, eerste lid, van deze wet is bepaald dat onder een belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
4.2.
De heer [naam] is de geadresseerde van het primaire besluit. Indien hij niet aan de bij dat besluit opgelegde last voldoet, verbeurt hij een dwangsom. Het door eiser gestelde financiële belang is niet rechtstreeks bij het primaire besluit betrokken. Dat belang wordt op zichzelf immers niet aangetast door de bij dat besluit opgelegde last. Dat belang is slechts terug te voeren op de civielrechtelijke verhouding met de heer [naam] en staat in een te ver verwijderd verband met dat besluit. Ook hetgeen overigens door eiser is aangevoerd, zoals hiervoor onder 3 is weergegeven, leidt niet tot een rechtstreeks belang bij dat besluit.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van eiser niet rechtstreeks is betrokken bij het primaire besluit. Eiser heeft slechts een afgeleid belang bij dat besluit. Dat betekent dat hij geen belanghebbende bij dat besluit is.
5. Verweerder heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het besluit van verweerder is juist en het beroep is kennelijk ongegrond (artikel 8:54 Awb).
6. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.