ECLI:NL:RBMNE:2023:364

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
UTR 22/4127
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen terugvordering AOW en opgelegde boete door Sociale Verzekeringsbank

Op 26 januari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere, uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SvB). Eiser, die op 25 oktober 2019 naar Brazilië is verhuisd, ontving op 3 augustus 2021 een bericht van de SvB waarin werd aangekondigd dat de teveel betaalde AOW over de periode van november 2019 tot en met juli 2021 teruggevorderd zou worden, alsook een boete van € 5.800,- wegens het niet doorgeven van zijn verhuizing. Eiser diende op 20 mei 2022 een bezwaarschrift in, maar de SvB verklaarde dit bezwaar bij besluit van 24 juni 2022 niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 26 januari 2023 behandeld. Eiser was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, J.R. Vink, en de SvB door mr. N. Zuidersma-Hovers. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiser inderdaad te laat was ingediend en dat de redenen die hij aanvoerde niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat de wet strikte termijnen hanteert voor het indienen van bezwaar en dat er slechts in uitzonderlijke gevallen ruimte is voor een uitzondering.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4127
proces-verbaal van mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde J.R. Vink)
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (de SvB)

(gemachtigde: mr. N. Zuidersma-Hovers).

Inleiding en verloop van de procedure

1. Eiser is op 25 oktober 2019 naar Brazilië verhuisd. Op 3 augustus 2021 heeft de SvB eiser laten weten dat hij van plan is om de over de periode van november 2019 tot en met juli 2021 de teveel betaalde Aow terug te vragen en eiser een boete op te leggen omdat hij zijn verhuizing naar Brazilië niet heeft doorgegeven.
1.1.
Met het besluit van 16 september 2021 heeft de SvB besloten de teveel aan eiser betaalde Aow van € 14.324,45 (bruto) terug te vorderen en heeft de SvB eiser een boete opgelegd van € 5.800,-.
1.2.
Op 20 mei 2022 heeft eiser een bezwaarschrift ingediend, waarin hij de brief van 3 augustus 2021 heeft genoemd.
1.3.
De SvB heeft eisers bezwaar aangemerkt als gericht tegen het besluit van 16 september 2021. Bij besluit van 24 juni 2022 heeft de SvB dit bezwaar nietontvankelijk verklaard omdat eiser het bezwaar zonder goede reden te laat heeft ingediend. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 26 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de SvB.
1.5.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De rechtbank legt hieronder uit waarom.

Overwegingen

2. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3. De SvB heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser het te laat heeft ingediend. Het klopt dat eiser te laat bezwaar heeft gemaakt. In de wet staat dat iemand binnen zes weken bezwaar moet indienen [1] tenzij iemand een heel goede reden heeft waarom hij zijn bezwaar te laat heeft ingediend. Het moet dan gaan om een uitzonderlijke situatie, bijvoorbeeld als iemand in coma ligt. Eiser doet een beroep op de menselijkheid van de wet. De wet is streng over die zes weken, dus daar is eigenlijk geen ruimte voor bij dit soort zaken. De rechtbank heeft gelezen en op de zitting gehoord wat eisers gemachtigde naar voren heeft gebracht over eisers levensloop, zijn leven in Brazilië en zijn (gezondheids)situatie. De rechtbank heeft begrip voor eisers situatie. De redenen waarom hij te laat was met het indienen van zijn bezwaar zijn alleen niet goed genoeg. Eiser had eerder een zaakwaarnemer moeten aanstellen, zoals hij nu in deze procedure heeft gedaan. Eiser moest weten dat hij post zou kunnen krijgen van officiële instanties, zoals de SvB. Hij moet er dan ook zelf voor zorgen dat hij die post op tijd krijgt zodat hij daar tijdig op kan reageren of bezwaar kan maken. Dat eiser geen zaakwaarnemer heeft aangesteld, komt voor zijn risico.
4. Dat betekent dat het beroep ongegrond is.
5. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2023.
Griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).