Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
(…) In navolging van ons gesprek zou ik je het volgende willen vragen te bevestigen als het overeenkomt met wat we gisteren hebben afgesproken;
(…) Je hebt het prima samengevat, voor de volledigheid nog de volgende aanvullingen en enige vragen.
(…) U heeft ons opdracht gegeven de jaarrekening van [gedaagde] B.V. met ingang van 2019 samen te stellen. Deze brief is bedoeld om de voorwaarden van de aan ons verstrekte opdracht vast te leggen, waaronder de aard en de beperkingen van onze werkzaamheden.
(…) We hadden afgesproken dat we alle kosten zouden uitsmeren over een heel jaar voor 1500,- per maand. Dat was de deal die we samen hebben gemaakt toch?
(…) deze factuur was iom [C (voornaam)] wel eerst zo uitgegaan omdat [C (voornaam)] had begrepen dat jij tegen de aandeelhouders had gezegd dat we extra budget kregen voor de extra assistentie, en dat ze wisten dat er extra kosten kwamen.
Doe die 1500 maar aub. Blijkt dat we te kort komen fixen we dat wel.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
met ingang van2019 samen te stellen. Dat impliceert dus dat de jaren na 2019 ook onder de opdracht vallen. Hier vloeit logischerwijs ook uit voort dat alle boekhoudkundige werkzaamheden die nodig zijn om de jaarrekening op te stellen onder de opdracht vallen. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd betwist dat deze werkzaamheden er niet onder vallen.
“blijkt dat we te kort komen fixen we dat wel” (zie onder 2.7). Uit deze opmerking leidt de kantonrechter af dat er dus nog een nacalculatie zal plaatsvinden, en er uiteindelijk dus ook méér dan € 1.500,00 per maand in rekening kan worden gebracht. Bovendien blijkt uit de facturen die [eiseres] naar aanleiding van deze e-mail maandelijks aan [gedaagde] heeft gestuurd dat [eiseres] geen fixed fee in rekening heeft gebracht, maar een voorschot. Op elke factuur staat immers ‘voorschot’. [eiseres] en [gedaagde] hebben dus ook uitvoering gegeven aan deze afspraak.
K Reclame
J Betaling
792,00(2 punten x tarief € 396,00)