ECLI:NL:RBMNE:2023:3603

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
16.189145.22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen minderjarige wegens meerdere diefstallen en afpersing met geweld

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juni 2023, staat een minderjarige verdachte terecht voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en afpersing. De zaak is achter gesloten deuren behandeld, waarbij de verdachte, zijn advocaat mr. L. Noordanus, en de officier van justitie mr. E. Wiersma aanwezig waren. De tenlastelegging omvat vijf feiten, waarbij de verdachte wordt beschuldigd van het stelen van een gouden ketting, een geldbedrag, en diverse telefoons, vergezeld van bedreiging en geweld tegen de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen gehoord en zijn er verklaringen van de verdachte en de slachtoffers opgenomen. De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte voor vier van de vijf ten laste gelegde feiten schuldig is, met uitzondering van feit 5, waarvoor hij is vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van vier maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.189145.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 juni 2023
in de strafzaak tegen:
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: [minderjarige] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen [minderjarige] heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden op de zittingen van 14 oktober 2022, 20 december 2022, 7 maart 2023 en 30 mei 2023. De zaak is op 30 mei 2023 inhoudelijk behandeld. [minderjarige] was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Het onderzoek op de zitting is op 30 mei 2023 gesloten.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [minderjarige] zelf, zijn advocaat mr. L. Noordanus en de officier van justitie mr. E. Wiersma.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [minderjarige] ervan dat hij betrokken is geweest bij vijf strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [minderjarige] ervan dat hij:
feit 1
op 11 juli 2022 te Almere samen met anderen door (bedreiging met) geweld een gouden ketting van [slachtoffer 1] heeft gestolen door:
- dreigend om hem heen te gaan staan;
- de ketting van de nek van [slachtoffer 1] af te trekken;
- [slachtoffer 1] tegen de buik te trappen/te schoppen;
feit 2op 24 juli 2022 te Almere samen met anderen een geldbedrag (20 euro) van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gestolen;
feit 3op 25 juli 2022 te Almere samen met anderen door (bedreiging met) geweld een telefoon (Samsung A52) en/of een of meer ID-kaarten en/of een telefoon (iPhone 11) en/of een of meer pinpassen en/of een draaisleutel van [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gestolen door een mes tegen de borst van [slachtoffer 4] of [slachtoffer 5] te houden en dreigende woorden toe te voegen:
- Ik weet waar je skate, ik weet waar je woont, ik zoek je op en ga je schieten;
- Niet snitchen, anders steek ik je. Ook niets blokkeren, ik weet je te vinden en weet wie je bent;
feit 4
op 25 juli 2022 te Almere samen met anderen door (bedreiging met) geweld [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft afgeperst door een mes tegen de borst van [slachtoffer 4] of [slachtoffer 5] te houden en dreigende woorden toe te voegen:
- Ik weet waar je skate, ik weet waar je woont, ik zoek je op en ga je schieten;
- Niet snitchen, anders steek ik je. Ook niets blokkeren, ik weet je te vinden en weet wie je bent;
feit 5
op 1 augustus 2022 te Almere samen met anderen door (bedreiging met) geweld een riem en/of een pet en/of een ketting en/of een tas met inhoud en/of een oplader van [slachtoffer 6] heeft gestolen door:
- [slachtoffer 6] in te sluiten;
- met meerdere personen dreigend om [slachtoffer 6] heen te gaan staan.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [minderjarige] , moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag [minderjarige] vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie acht het onder feit 5 niet wettig en overtuigend te bewijzen en heeft de rechtbank gevraagd om [minderjarige] van dit feit vrij te spreken.
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van [minderjarige] heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde. De advocaat heeft ten aanzien van feit 1 gedeeltelijke vrijspraak bepleit voor het deel dat ziet op ‘die [slachtoffer 1] één of meerdere malen in/tegen de buik, althans het lichaam, te trappen en/of te schoppen’.
Voor het overige heeft de advocaat zich wat betreft dit feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voor zover van belang worden de standpunten van de advocaat hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 5
De rechtbank is het met de officier van justitie en de advocaat eens dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden welke rol [minderjarige] heeft gehad bij de beroving. Aangever en zijn vriendin lijken niet belastend voor [minderjarige] te verklaren. De rechtbank zal [minderjarige] dan ook vrijspreken van het onder feit 5 ten laste gelegde feit.
Bewijsmiddelen [1]
In het bijzonder ten aanzien van feit 1:
Op de zitting heeft [minderjarige] het volgende verklaard:
Op 11 juli 2022 heb ik bij het busstation van [locatie] in Almere de ketting van de nek van [slachtoffer 1] getrokken. [2]
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 11 juli 2022
Aangever [slachtoffer 1] heeft bij de politie aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 11 juli 2022 stonden [getuige] en ik bij het busstation van [locatie] in Almere. Omstreeks 14:22 uur stapte uit de bus een jongen. Ik weet dat hij [minderjarige] heet. Hij kwam naar ons toelopen. Ik zag dat [minderjarige] aan de ketting trok, waardoor mijn ketting los van mijn hals kwam. Ik zag dat [minderjarige] naar een bus rende en die bus inging. Ik ben ook de bus ingegaan. Toen ik achterin de bus kwam stond [minderjarige] daar. Ik hield [minderjarige] vast. Hij trapte mij in het midden van mijn buik. [3]
Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige] d.d. 8 december 2022
Getuige [getuige] heeft bij de rechter-commissaris onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 11 juli (de rechtbank begrijpt 11 juli 2022) trok [minderjarige] de ketting van zijn nek (de rechtbank begrijpt van de nek van [slachtoffer 1] ). [slachtoffer 1] is erachteraan gegaan in de bus en toen kreeg hij een trap in zijn buik.
In het bijzonder ten aanzien van feit 2:
Op de zitting heeft [minderjarige] het volgende verklaard:
Op 24 juli 2022 stond ik in Almere samen met 2 andere jongens bij het slachtoffer [slachtoffer 3] en zijn zusje. [4]
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 24 juli 2022
Aangever [slachtoffer 2] heeft bij de politie aangifte gedaan namens [slachtoffer 3] en onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Deze verklaring is van mijn zoon [slachtoffer 3] :
Op 24 juli 2022 zat ik samen met mijn zusje op een bankje in de [straat 1] in Almere. Ik haalde geld uit mijn broekzak. Er waren 3 jongens: Jongen 1 (ongeveer 1.70m lang), jongen 2 (ongeveer 1.50m lang) en jongen 3 (1.60/1.65m lang). Het betrof 20 euro bij elkaar. De grootste, jongen 1, pakte het geld uit mijn hand. Op de stoep naast [straat 2] en [straat 3] gingen zij het geld aan elkaar overgeven. Ik zag dat jongen 2 het geld in zijn zak had gestopt. Ik hoorde jongen 2 zeggen: ‘Welk geld? Ik heb geen geld.’ [5]
Proces-verbaal van verhoor van [minderjarige] d.d. 10 augustus 2022
Verdachte heeft nadat hem stills van de camerabeelden van cameratoezicht waarop drie jongens staan die achter [slachtoffer 3] en zijn zusje zijn aangegaan zijn getoond, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij een van de jongens is. [6]
De eigen waarneming van de rechtbank van destillop pagina 329 van het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2022 van de camerabeelden van cameratoezicht waarop drie jongens staan die achter [slachtoffer 3] en zijn zusje zijn aangegaan:
De rechtbank neemt op de still waar dat [minderjarige] de kleinste jongen van de 3 jongens is die op de afbeelding staan.
In het bijzonder ten aanzien van feiten 3 en 4:
Op de zitting heeft [minderjarige] het volgende verklaard:
Op 25 juli 2022 zat ik in Almere samen met andere jongens bij de slachtoffers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] in de bus. We zijn bij dezelfde halte ingestapt en bij dezelfde halte uitgestapt als de slachtoffers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . [7]
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] d.d. 25 juli 2022
Aangever [slachtoffer 5] heeft bij de politie aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 25 juli 2022 ging ik samen met [slachtoffer 4] (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 4] ) naar huis met de bus. Wij zagen een groepje jongens bij de bushalte staan.
De jongens die ik zag staan, te weten van V1, V2, V3 en V4, kan ik als volgt omschrijven (…) V2: Opvallend een stuk kleiner, ongeveer 1,65m lang; leeftijd ongeveer 12 jaar, donker getinte huidskleur. Omstreeks 00:33 uur kwam de bus eraan. [slachtoffer 4] en ik stapten de bus in. De groep jongens ging ook achterin de bus zitten. We kwamen bij onze bushalte. Toen wij opstonden, stonden de jongens ook op en verlieten de bus. We stopten met lopen en de jongens kwamen naar ons toe. Toen ze voor ons stonden vroeg V4 aan mij: ‘Welke telefoon heb je?’. Ik vertelde hem dat ik een iPhone 11 had. Ik zag dat V4 met zijn vinger op mijn telefoonbeeldscherm naar de instellingen ging en dat hij mijn I-Cloud account verwijderde. Toen V4 dit gedaan had, pakte hij mijn telefoon uit mijn handen. Ik voelde dat V1 met zijn hand in mijn broekzak ging, daar zat mijn portemonnee in. Ik voelde dat hij mijn portemonnee uit mijn zak haalde. Ik zag dat hij alle pasjes uit mijn portemonnee nam. Ik hoorde V4 mij vragen wat mijn pincode van mijn bankpas was. Ik vertelde hem dat ik dat niet wist en dat ik daar op dat moment niet op kon komen. Na ongeveer 1,5 minuut kwam V2 eraan lopen.
Ik zag dat V2 uit zijn zwarte bodywarmer een groot vleesmes pakte. Ik voelde dat hij de punt van dit mes tegen mijn borstkas aan duwde. Het deed geen pijn maar ik voelde wel dat de punt mij iets prikte. V2 zei me dat ik mijn pincode moest vertellen. Toen vertelde ik hem mijn pincode.
Ik hoorde V1 zeggen: ‘Ik weet waar je skate, ik weet waar je woont en ik zoek je op en ga je schieten’. [8]
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] d.d. 25 juli 2022
Aangever [slachtoffer 4] heeft bij de politie aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 25 juli 2022 nam ik samen met [slachtoffer 5] (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 5] ) de bus naar huis. Wij waren aan het wachten op de bus, aldaar zag ik 4 onbekende personen. Ik kan de personen als volgt omschrijven: NN1: man; donkere huidskleur; ongeveer 12 jaar oud; ongeveer 1,50 meter lang; (…). Ik zag dat de vier personen die ik net omschreef voor ons gingen zitten. Ik liep samen met [slachtoffer 5] langs de eerder genoemde personen de bus uit. Toen wij uitgestapt waren, hoorde ik NN1 zeggen: ‘hey sta is stil’. Ik keek achterom en vroeg wat er was. Ik hoorde NN1 zeggen: ‘Wat zit er in je tas?’ Ik zag vervolgens zijn rechterhand mijn tas vastpakken. Ik zag dat hij mijn portemonnee pakte. Ik zag dat hij daar mijn ING bankpas met rekeningnummer: [rekeningnummer] en mijn Nederlandse identiteitskaart eruit haalde. Ook pakte hij uit mijn rugtas een draaisleutel die dient voor het aandraaien van mijn skateboard wielen. Vervolgens voelde hij aan mijn rechterbroekzak en pakte hij ook direct mijn telefoon van me af. Dit is een zwarte Samsung A52.
Toen NN1 de telefoon had weggestopt, zag ik dat NN1 met zijn rechterhand uit zijn linker binnenzak een mes pakte. Ik zag dat NN1 met dit mes richting mijn borst ging. Ik hoorde NN1 zeggen: "Niet snitchen anders steek ik je neer. Ook niks blokkeren, ik weet je te vinden en ik weet wie je bent." [9]
Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 4] d.d. 25 juli 2022
Aangever [slachtoffer 4] heeft aanvullend bij de politie het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Tevens wil ik nog aanvullen dat ik mijn wachtwoorden en pincode van mijn telefoon moest geven. Dit was dader: NN1. [10]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 september 2022
Verbalisant [verbalisant] heeft in het proces-verbaal van bevindingen over het bekijken van de videobewakingsbeelden die waren opgenomen in de bus onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Aangever [slachtoffer 5] verklaarde over de vier jongens/verdachten die de bus instapten het volgende: "In mijn aangifte verklaarde ik over personen V1 t/m V4. Ik ben beroofd door V1 en V3 en [slachtoffer 4] door V2 en V4. Wat ik ook nog wil opmerken is dat V2, die kleine jongen dus, echt het meest agressieve was. Die andere jongens waren erg kalm.
Opmerking verbalisant: Uit onderzoek naar de identiteit van de verdachten (Rechtbank: proces-verbaal van herkenning; MD2R022088-241) is V2 al herkend als verdachte [minderjarige] . [11]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
feit 1 – gedeeltelijke vrijspraak voor medeplegen
De officier van justitie vindt medeplegen aan de orde. Zij heeft hiertoe naar voren gebracht dat uit het dossier blijkt dat [medeverdachte] samen met een vriend in gesprek was met aangever. Op een gegeven moment wordt [minderjarige] gewenkt dat hij moet komen. [minderjarige] had aan één blik genoeg en nam gelijk deel aan het feit door de zakken te doorzoeken en de ketting bij aangever af te trekken. Het OM ziet hierin een nauwe en bewuste samenwerking waaraan in ieder geval [minderjarige] en [medeverdachte] hebben deelgenomen.
[minderjarige] heeft ter zitting verklaard dat hij de ketting van de nek van aangever heeft afgetrokken. [minderjarige] kent de jongens die bij aangever stonden naar eigen zeggen niet en er was van tevoren met niemand een plan gemaakt over het stelen van de ketting van aangever. Voor de vriend met wie [minderjarige] was, was het volgens [minderjarige] een verrassing dat [minderjarige] de ketting van aangever zijn nek aftrok.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast. Een groep jongens met onder meer aangever staat bij de bushalte. [minderjarige] loopt naar de groep en trekt de ketting van de nek van aangever af. Later in de bus trapt [minderjarige] aangever in de buik, terwijl de vriend van [minderjarige] bij hem stond.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte kan de rechtbank niet vaststellen dat de andere jongens wisten van het plan van [minderjarige] om de ketting te stelen van aangever danwel het plan om tegen aangever geweld te gebruiken. Ook is de bijdrage van de andere jongens niet van voldoende gewicht om te spreken van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte(n). De rechtbank spreekt [minderjarige] dan ook partieel vrij van het medeplegen.
feit 2 – bewezenverklaring voor medeplegen
De officier van justitie vindt dat het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend kan worden bewezen. Immers, een andere jongen dan [minderjarige] heeft het geld uit de handen van aangever heeft gepakt. Vervolgens heeft deze jongen het geld overgegeven aan [minderjarige] en [minderjarige] stopt het geld in zijn broekzak. Op de beelden is dit contactmoment te zien.
[minderjarige] heeft ter zitting verklaard dat hij geen geld heeft aangepakt van de jongen die het geld afpakte van aangever. Hij stond enkel bij de groep en is mee gaan rennen op het moment dat de andere jongens ook gingen rennen, uit angst voor een aanhouding. Het contactmoment is een boks geweest.
De advocaat van [minderjarige] heeft in aanvulling op de verklaring van [minderjarige] bepleit dat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Immers, er was geen sprake van een duidelijk vooropgezet plan. [minderjarige] heeft juist gezegd tegen de anderen dat zij het geld niet moesten afpakken.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast. De langste jongen (jongen 1 in de aangifte) heeft het geld uit de handen van de aangever gepakt. Vervolgens rennen alle jongens (met onder meer [minderjarige] ) weg. De aangever rent samen met zijn zusje achter de jongens aan. Aangever ziet dat de langste jongen het geld overgeeft aan de kleinste jongen (jongen 2 in de aangifte). Ook op de beelden is een contactmoment tussen deze twee jongens (de langste en de kleinste jongen) te zien. De rechtbank heeft waargenomen dat [minderjarige] de kleinste jongen is op de beelden. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de langste jongen het geld heeft overgegeven aan [minderjarige] . [minderjarige] heeft het geld aangepakt en in zijn broekzak gestopt. De rechtbank vindt dat er sprake is geweest van een dusdanige bewuste en nauwe samenwerking tussen [minderjarige] en de andere twee jongens dat er sprake is van medeplegen. Hoewel de rechtbank niet kan bewijzen dat er sprake was van een duidelijk vooropgezet plan over het wegnemen van het geld en [minderjarige] niet degene is geweest die het geld van aangever heeft afgepakt, heeft [minderjarige] vanaf het wegrennen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de diefstal. [minderjarige] heeft immers het geld aangepakt van degene die het geld heeft afgepakt en het geld uit het zicht en de macht van de aangever gehouden. De rechtbank ziet deze bijdrage van [minderjarige] als een bijdrage van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [minderjarige] :
feit 1op 11 juli 2022 te Almere, een gouden ketting die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- de ketting van de nek van die [slachtoffer 1] af te trekken en
- die [slachtoffer 1] in/ de buikte trappen.
feit 2op 24 juli 2022 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag (20 euro), dat geheel aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3op 25 juli 2022 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen,
- een telefoon (Samsung A52) en
- een ID kaarten en
- een telefoon (Iphone 11) en
- (pin)passen en
- een draaisleutel,
die geheel aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door een mes, tegen en/of in de richting van de borst van voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te houden en/of te prikken en daarbij de dreigende woorden toe te voegen: “Ik weet waar je skate, ik weet waar je woont, ik zoek je op en ga je schieten” en/of “Niet snitchen, anders steek ik je. Ook niets blokkeren, ik weet je te vinden en weet wie je bent”;
feit 4op 25 juli 2022 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] hebben gedwongen tot de afgifte van meer pincodes behorend bij een mobiele telefoon en een bankpas en een
wachtwoord, die geheel aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , toebehoorden, door een mes, tegen en/of in de richting van de borst van voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te houden en/of te prikken en daarbij de dreigende woorden toe te voegen: “Ik weet waar je skate, ik weet waar je woont, ik zoek je op en ga je schieten” en/of “Niet snitchen, anders steek ik je. Ook niets blokkeren, ik weet je te vinden en weet wie je bent”.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [minderjarige] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [minderjarige] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door [minderjarige] gepleegde feiten bestond. De door [minderjarige] gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De rechtbank beschouwt de onder feit 3 en 4 bewezenverklaarde feiten als een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. Het gaat hier namelijk om soortgelijke feiten, die kort na elkaar hebben plaatsgevonden en waaraan één ongeoorloofd wilsbesluit ten grondslag ligt.
De wet noemt de door [minderjarige] gepleegde feiten:
feit 1
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2
diefstal door twee of meer verenigde personen;
De voortgezette handeling van:
feit 3
diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
en
feit 4
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN [minderjarige]

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat [minderjarige] een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. [minderjarige] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert [minderjarige] te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 48 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd door de jeugdreclassering.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van [minderjarige] heeft bij een strafoplegging primair verzocht om aan [minderjarige] een jeugddetentie op te leggen voor de duur van de voorlopige hechtenis tot de dag van de inhoudelijke behandeling.
Als de rechtbank hier niet in mee wil gaan, heeft de advocaat verzocht om aan [minderjarige] een jeugddetentie op te leggen voor de duur van de voorlopige hechtenis tot de dag van de inhoudelijke behandeling en daarnaast een voorwaardelijke taakstraf met de volgende (bijzondere) voorwaarden: (I) behandeling bij de Waag, (II) behandeling van Samen Sterk, (III) school, (IV) dagbesteding in de vorm van sport, (V) desnoods in de beginperiode elektronisch toezicht. [minderjarige] en zijn advocaat hebben nadrukkelijk verzocht om geen ITB Harde Kern maatregel op te leggen. Dit is tweemaal niet haalbaar gebleken. Het is beter als niet steeds nieuwe gezichten worden toegevoegd aan de hulp die [minderjarige] krijgt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder [minderjarige] die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [minderjarige] . De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot deze straf heeft bepaald.
Ernst van de feiten
[minderjarige] heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen plegen van twee straatroven en een afpersing. Daarnaast heeft hij een ketting van een jongen gestolen. [minderjarige] heeft op lichtzinnige wijze van verschillende jonge personen spullen afgepakt en bij een aantal feiten geweld gebruikt of daarmee gedreigd. De rechtbank overweegt dat de straatroof en afpersing in het bijzonder erg beangstigend moet zijn geweest voor aangevers [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] . Dit blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 5] , waarin hij beschrijft dat de beroving veel impact op hem heeft gehad. Zo heeft hij maanden last gehad van nachtmerries, had hij continu herbelevingen en ging hij de eerste maanden amper naar buiten. De rechtbank rekent het [minderjarige] aan dat hij met het plegen van deze strafbare feiten geen rekening heeft gehouden met de nare gevolgen voor de slachtoffers. [minderjarige] heeft enkel gedacht aan het snel aan geld willen komen.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van [minderjarige] blijkt dat hij niet eerder bij de strafrechter is geweest.
Over [minderjarige] is op 2 november 2022 een persoonlijkheidsrapportage opgesteld door M. Roos (GZ-psycholoog). Uit dit rapport blijkt dat [minderjarige] lijdende is aan een ander gespecificeerde psychotrauma- of stressgerelateerde stoornis (hechtingsproblematiek), een oppositioneel-opstandige stoornis en een ouder-kindrelatieprobleem. Omdat deze stoornissen de keuzes van [minderjarige] hebben beïnvloed, wordt geadviseerd om de strafbare feiten verminderd aan [minderjarige] toe te rekenen. Om het recidiverisico te verlagen en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling wordt behandeling noodzakelijk geacht.
Over [minderjarige] is door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) een rapport opgesteld op 23 mei 2023 door C. Wolters. Uit dit rapport blijkt dat de Raad zich grote zorgen maakt over het zelfbepalende gedrag van [minderjarige] , die al op zeer jonge leeftijd laat zien dat hij moeilijk aan te sturen is. De Raad adviseert de rechtbank om [minderjarige] een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de bijzondere voorwaarden dat (I) [minderjarige] zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding, waarvan maximaal zes maanden zullen bestaan uit de maatregel van ITB Harde Kern, zich daarna gedurende een door de gecertificeerde instelling te bepalen periode en op door de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken, (II) [minderjarige] meewerkt aan Elektronische Monitoring (gebiedsgebod) zolang de jeugdreclassering dit nodig acht, (III) [minderjarige] meewerkt aan behandeling en/of begeleiding van Pluryn of soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht, (IV) [minderjarige] meewerkt aan een positieve dagbesteding in de vorm van school of werk, (V) [minderjarige] meewerkt aan een positieve daginvulling in de vorm van sport/voetbal.
Over [minderjarige] is door SAVE een rapport opgesteld op 25 mei 2023 door S. van den Brandt. Uit dit rapport blijkt er zorgen bestaan over de ontwikkeling van [minderjarige] . In het civiele kader is een strak plan gemaakt, waardoor [minderjarige] terug kan keren naar zijn moeder. Om de kans op recidive te verkleinen adviseert SAVE om aan [minderjarige] een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden. (I) [minderjarige] werkt mee aan FACT behandeling uitgevoerd door Pluryn, (II) [minderjarige] werkt mee aan andere vorm van hulpverlening wanneer de jeugdreclassering dit nodig acht, (III) [minderjarige] heeft een positieve dagbesteding, bijvoorbeeld in de vorm van onderwijs, (IV) [minderjarige] heeft een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van werk en sport en (V) [minderjarige] werkt mee aan de maatregel ITB Harde Kern voor de duur van zes maanden.
Straf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft gelet op de persoonlijke omstandigheden van [minderjarige] en heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank neemt het advies van de psycholoog over om – gelet op de stoornissen waar [minderjarige] aan lijdt – de strafbare feiten verminderd aan [minderjarige] toe te rekenen. De rechtbank neemt het [minderjarige] kwalijk dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor al zijn daden. Dit werkt weliswaar niet strafverzwarend – een verdachte mag ontkennen – maar het maakt wel dat de rechtbank in dit geval geen mogelijkheid heeft om kennis te nemen van bijvoorbeeld spijt, schuldbesef of andere inzichten die ruimte kunnen geven tot (verdere) strafmatiging. De rechtbank neemt in strafverzwarende zin mee dat twee van de feiten (gekwalificeerd als voortgezette handeling) gepleegd zijn met een mes. Het is algemeen bekend dat het toenemende bezit en gebruik van steekwapens onder jongeren zorgwekkend is. [minderjarige] heeft met zijn handelen laten zien dat hij er niet voor terugdeinst te dreigen met een mes. Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vier maanden, met aftrek van de tijd die [minderjarige] heeft vastgezeten, passend en geboden. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de zeer jonge leeftijd van [minderjarige] en de straffen die doorgaans worden opgelegd voor het soort feiten als bewezen.
Omdat [minderjarige] reeds langere tijd in voorarrest heeft gezeten, ziet de rechtbank geen ruimte om verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden op te leggen, zoals door de officier van justitie is gevorderd en door de deskundigen is geadviseerd. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte in het civiele kader eveneens de kans wordt geboden om mee te werken aan hulpverlening ten behoeve van zijn ontwikkeling en om de kans op recidive te verminderen. De rechtbank hoopt dat [minderjarige] zijn verantwoordelijkheid neemt en hieraan meewerkt.
Opheffing voorlopige hechtenis
De rechtbank is in raadkamer tot de conclusie gekomen dat de situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich voordoet en heeft daarom al op 30 mei 2023 de voorlopige hechtenis van [minderjarige] opgeheven.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de XTC pillen te onttrekken aan het verkeer. De officier van justitie gaat zich inspannen om de telefoons terug te geven aan [minderjarige] .
9.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Volgens [minderjarige] ligt nog beslag op een iPhone 7 en een kleine Nokia telefoon. Als de officier van justitie zich in gaat spannen om deze te retourneren, is een beslissing van de rechtbank niet nodig.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten 2 STK Xtc (PL0900-2022201545-G3026786), onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Teruggave aan [minderjarige]
De rechtbank zal teruggave gelasten aan [minderjarige] van het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK Telefoon (PL0900-2022201545-3026794).

10.BENADEELDE PARTIJ

10.1
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 750,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan [minderjarige] onder feit 1 ten laste gelegde feit.
10.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de gevraagde schade voor vergoeding in aanmerking komt en heeft de rechtbank verzocht het bedrag te matigen en toe te wijzen tot € 500,00.
10.1.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat vindt primair dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien de vordering onvoldoende is onderbouwd. Immers, gelet op de aard en de ernst van de normschending, en de gevolgen daarvan voor de benadeelde is geen sprake van een uitzonderingsgrond waarin de nadelige gevolgen voor de hand liggen, zonder onderbouwing met concrete gegevens. Subsidiair vindt de advocaat dat het gevraagde bedrag gematigd dient te worden.
10.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. Hoewel de benadeelde partij de geleden schade niet met concrete (medische) stukken heeft onderbouwd, volgt uit het dossier, anders dan de raadsman stelt, voldoende dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank acht een bedrag van € 400,00 billijk en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[minderjarige] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan
[minderjarige] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 400,00,
te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 juli 2022 tot de dag van
volledige betaling. Bij gebreke van betaling dient geen gijzeling te worden toegepast.
10.2
[slachtoffer 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1363,98. Dit bedrag bestaat uit € 163,98 materiële schade en € 1200,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan [minderjarige] onder feit 3 en feit 4 ten laste gelegde feit.
10.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het gevraagde bedrag aan materiële schade volledig kan worden toegewezen. Voor wat betreft de immateriële schade vindt de officier van justitie dat deze moet worden gematigd tot een bedrag van € 750,00.
10.2.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat vindt primair dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met een schending van artikel 6 EVRM. Immers, de advocaat van [minderjarige] stelt dat zij de vordering van de benadeelde partij pas een half uur voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling heeft ontvangen. Daardoor heeft zij zich onvoldoende kunnen voorbereiden en zij heeft de vordering niet met [minderjarige] kunnen bespreken. Subsidiair vindt de advocaat dat de schade onvoldoende is onderbouwd en derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
10.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat een vordering van een benadeelde partij nog ter zitting kan worden ingediend, mits dit voor het requisitoir is gebeurd (art. 51g lid 3 Sv). Daarbij heeft de advocaat geen gebruik gemaakt van de aangeboden gelegenheid om de zitting kort te schorsen, zodat zij de vordering kon bestuderen en eventueel kon bespreken met [minderjarige] . Ook is het aan de rechtbank om te beoordelen of de vordering een onevenredige belasting vormt voor het strafproces, hetgeen, gelet op de aard van de vordering en omvang van de stukken, niet het geval is.
De rechtbank acht de materiële schade van het eigen risico voor de verzekering van de telefoon van € 100,00 voldoende onderbouwd en daarmee volledig toewijsbaar. De rechtbank schat de kosten van de screenprotector en het telefoonhoesje op € 40,00, rekening houdend met afschrijving.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden.
Hoewel de benadeelde partij de geleden immateriële schade niet met concrete (medische) stukken heeft onderbouwd, volgt uit het dossier voldoende dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank acht toewijzing van een bedrag aan immateriële schade van € 800,00 billijk.
In totaal zal de rechtbank een bedrag van € 940,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[minderjarige] is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat [minderjarige] tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
[minderjarige] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan [minderjarige] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 940,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 juli 2022 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling dient geen gijzeling te worden toegepast.
[minderjarige] is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij en/of zijn mededaders heeft voldaan aan een van de hun opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
10.3
[slachtoffer 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 391,50. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan [minderjarige] onder feit 3 en feit 4 ten laste gelegde feit.
10.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat een bedrag van € 300,00 dient te worden toegewezen. De schade aan de telefoon is onderbouwd met een factuur, maar dient te worden gematigd in verband met afschrijving. De bankpas is niet nader onderbouwd.
10.3.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat vindt primair dat de schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd en dat de vordering daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair vindt de advocaat dat de vordering dient te worden afgewezen op grond van onvoldoende onderbouwing. Meer subsidiair vindt de advocaat dat het gevorderde bedrag dient te worden gematigd.
10.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden.
Ter onderbouwing van de vordering heeft de benadeelde partij de factuur bijgevoegd van de aanschaf van de telefoon die ten gevolge van het bewezen verklaarde feit 3 en feit 4 weg is genomen. Uit de factuur maakt de rechtbank op dat de telefoon op 17 februari 2022, dus ongeveer vijf maanden voorafgaand aan de feiten, is aangeschaft. De rechtbank schat daarom de schade op € 200,00 rekening houdend met afschrijving. De rechtbank zal ook het gevorderde bedrag van € 4,50 toewijzen, aangezien een pinpas is weggenomen van de benadeelde partij bij de bewezen verklaarde feiten en dit een redelijk bedrag is. De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 204,50 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[minderjarige] is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat [minderjarige] tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
[minderjarige] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 4] aan [minderjarige] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 204,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 juli 2022 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling dient geen gijzeling te worden toegepast.
[minderjarige] is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij en/of zijn mededaders heeft voldaan aan een van de hun opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f,, 56, 77a, 77g, 77i, 77gg, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [minderjarige] daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [minderjarige] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [minderjarige] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [minderjarige] tot
een jeugddetentie van vier (4) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door [minderjarige] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
2 STK Xtc (PL0900-2022201545-G3026786);
- gelast de teruggave aan [minderjarige] van het volgende voorwerp:
1 STK Telefoon (PL0900-2022201545-3026794);
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 400,00;
- veroordeelt [minderjarige] tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2022 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt [minderjarige] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt [minderjarige] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 400,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling dient geen gijzeling te worden toegepast;
- bepaalt dat [minderjarige] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
- wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 940,00;
- veroordeelt [minderjarige] hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, [minderjarige] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 5] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt [minderjarige] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt [minderjarige] de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 940,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling dient geen gijzeling te worden toegepast;
- bepaalt dat [minderjarige] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
- wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 204,50;
- veroordeelt [minderjarige] hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, [minderjarige] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 4] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt [minderjarige] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt [minderjarige] de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 204,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling dient geen gijzeling te worden toegepast;
- bepaalt dat [minderjarige] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. P.K. van Riemsdijk en mr. N.M.H. van Ek, rechters, tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Matser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juni 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [minderjarige] wordt ten laste gelegd dat:
feit 1hij op of omstreeks 11 juli 2022 te Almere, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gouden ketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- dreigend om die [slachtoffer 1] heen te gaan staan en/of
- de ketting van de nek van die [slachtoffer 1] af te trekken en/of
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen in/tegen de buik, althans het lichaam, te
trappen en/of te schoppen;
feit 2hij op of omstreeks 24 juli 2022 te Almere, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag (20 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3hij op of omstreeks 25 juli 2022 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een telefoon (Samsung A52) en/of
- een of meer ID kaart(e)(en) en/of
- een telefoon (Iphone 11) en/of
- een of meer (pin)passen en/of
- een draaisleutel
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijktoe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een mes, althans en scherp en/of puntig voorwerp tegen en/of in de richting van de borst van voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te houden en/of te prikken en daarbij de dreigende woorden toe te voegen: “Ik weet waar je skate, ik weet waar je woont, ik zoek je op en ga je schieten” en/of “Niet snitchen, anders steek ik je. Ook niets blokkeren, ik weet je te vinden en weet wie je bent”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
feit 4hij op of omstreeks 25 juli 2022 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een of meer pincode(s) behorend bij een mobiele telefoon en/of een bankpas en/of een of meerdere wachtwoorden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), door een mes, althans en scherp en/of puntig voorwerp tegen en/of in de richting van de borst van voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te houden en/of te prikken en daarbij de dreigende woorden toe te voegen: “Ik weet waar je skate, ik weet waar je woont, ik zoek je op en ga je schieten” en/of “Niet snitchen, anders steek ik je. Ook niets blokkeren, ik weet je te vinden en weet wie je bent”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
feit 5hij op of omstreeks 1 augustus 2022 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een riem en/of
- een pet en/of
- een ketting en/of
- een tas met inhoud, te weten een hoeveelheid geld (190 euro) en/of een pinpas en/of een ring en/of een horloge en/of sleutels en/of
- een oplader,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer 6] in te sluiten en/of met meerdere personen dreigend om die [slachtoffer 6] heen te gaan staan.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit - tenzij anders aangegeven - pagina’s
2.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 30 mei 2023, inhoudende de verklaring van [minderjarige] .
3.Pagina 277-278.
4.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 30 mei 2023, inhoudende de verklaring van [minderjarige] .
5.Pagina 317-318.
6.Pagina 376-377.
7.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 30 mei 2023, inhoudende de verklaring van [minderjarige] .
8.Pagina 391-393.
9.Pagina 396-398.
10.Pagina 401.
11.Pagina 728.