4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 5
De rechtbank is het met de officier van justitie en de advocaat eens dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden welke rol [minderjarige] heeft gehad bij de beroving. Aangever en zijn vriendin lijken niet belastend voor [minderjarige] te verklaren. De rechtbank zal [minderjarige] dan ook vrijspreken van het onder feit 5 ten laste gelegde feit.
In het bijzonder ten aanzien van feit 1:
Op de zitting heeft [minderjarige] het volgende verklaard:
Op 11 juli 2022 heb ik bij het busstation van [locatie] in Almere de ketting van de nek van [slachtoffer 1] getrokken.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 11 juli 2022
Aangever [slachtoffer 1] heeft bij de politie aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 11 juli 2022 stonden [getuige] en ik bij het busstation van [locatie] in Almere. Omstreeks 14:22 uur stapte uit de bus een jongen. Ik weet dat hij [minderjarige] heet. Hij kwam naar ons toelopen. Ik zag dat [minderjarige] aan de ketting trok, waardoor mijn ketting los van mijn hals kwam. Ik zag dat [minderjarige] naar een bus rende en die bus inging. Ik ben ook de bus ingegaan. Toen ik achterin de bus kwam stond [minderjarige] daar. Ik hield [minderjarige] vast. Hij trapte mij in het midden van mijn buik.
Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige] d.d. 8 december 2022
Getuige [getuige] heeft bij de rechter-commissaris onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 11 juli (de rechtbank begrijpt 11 juli 2022) trok [minderjarige] de ketting van zijn nek (de rechtbank begrijpt van de nek van [slachtoffer 1] ). [slachtoffer 1] is erachteraan gegaan in de bus en toen kreeg hij een trap in zijn buik.
In het bijzonder ten aanzien van feit 2:
Op de zitting heeft [minderjarige] het volgende verklaard:
Op 24 juli 2022 stond ik in Almere samen met 2 andere jongens bij het slachtoffer [slachtoffer 3] en zijn zusje.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 24 juli 2022
Aangever [slachtoffer 2] heeft bij de politie aangifte gedaan namens [slachtoffer 3] en onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Deze verklaring is van mijn zoon [slachtoffer 3] :
Op 24 juli 2022 zat ik samen met mijn zusje op een bankje in de [straat 1] in Almere. Ik haalde geld uit mijn broekzak. Er waren 3 jongens: Jongen 1 (ongeveer 1.70m lang), jongen 2 (ongeveer 1.50m lang) en jongen 3 (1.60/1.65m lang). Het betrof 20 euro bij elkaar. De grootste, jongen 1, pakte het geld uit mijn hand. Op de stoep naast [straat 2] en [straat 3] gingen zij het geld aan elkaar overgeven. Ik zag dat jongen 2 het geld in zijn zak had gestopt. Ik hoorde jongen 2 zeggen: ‘Welk geld? Ik heb geen geld.’
Proces-verbaal van verhoor van [minderjarige] d.d. 10 augustus 2022
Verdachte heeft nadat hem stills van de camerabeelden van cameratoezicht waarop drie jongens staan die achter [slachtoffer 3] en zijn zusje zijn aangegaan zijn getoond, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij een van de jongens is.
De eigen waarneming van de rechtbank van destillop pagina 329 van het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2022 van de camerabeelden van cameratoezicht waarop drie jongens staan die achter [slachtoffer 3] en zijn zusje zijn aangegaan:
De rechtbank neemt op de still waar dat [minderjarige] de kleinste jongen van de 3 jongens is die op de afbeelding staan.
In het bijzonder ten aanzien van feiten 3 en 4:
Op de zitting heeft [minderjarige] het volgende verklaard:
Op 25 juli 2022 zat ik in Almere samen met andere jongens bij de slachtoffers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] in de bus. We zijn bij dezelfde halte ingestapt en bij dezelfde halte uitgestapt als de slachtoffers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] d.d. 25 juli 2022
Aangever [slachtoffer 5] heeft bij de politie aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 25 juli 2022 ging ik samen met [slachtoffer 4] (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 4] ) naar huis met de bus. Wij zagen een groepje jongens bij de bushalte staan.
De jongens die ik zag staan, te weten van V1, V2, V3 en V4, kan ik als volgt omschrijven (…) V2: Opvallend een stuk kleiner, ongeveer 1,65m lang; leeftijd ongeveer 12 jaar, donker getinte huidskleur. Omstreeks 00:33 uur kwam de bus eraan. [slachtoffer 4] en ik stapten de bus in. De groep jongens ging ook achterin de bus zitten. We kwamen bij onze bushalte. Toen wij opstonden, stonden de jongens ook op en verlieten de bus. We stopten met lopen en de jongens kwamen naar ons toe. Toen ze voor ons stonden vroeg V4 aan mij: ‘Welke telefoon heb je?’. Ik vertelde hem dat ik een iPhone 11 had. Ik zag dat V4 met zijn vinger op mijn telefoonbeeldscherm naar de instellingen ging en dat hij mijn I-Cloud account verwijderde. Toen V4 dit gedaan had, pakte hij mijn telefoon uit mijn handen. Ik voelde dat V1 met zijn hand in mijn broekzak ging, daar zat mijn portemonnee in. Ik voelde dat hij mijn portemonnee uit mijn zak haalde. Ik zag dat hij alle pasjes uit mijn portemonnee nam. Ik hoorde V4 mij vragen wat mijn pincode van mijn bankpas was. Ik vertelde hem dat ik dat niet wist en dat ik daar op dat moment niet op kon komen. Na ongeveer 1,5 minuut kwam V2 eraan lopen.
Ik zag dat V2 uit zijn zwarte bodywarmer een groot vleesmes pakte. Ik voelde dat hij de punt van dit mes tegen mijn borstkas aan duwde. Het deed geen pijn maar ik voelde wel dat de punt mij iets prikte. V2 zei me dat ik mijn pincode moest vertellen. Toen vertelde ik hem mijn pincode.
Ik hoorde V1 zeggen: ‘Ik weet waar je skate, ik weet waar je woont en ik zoek je op en ga je schieten’.
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] d.d. 25 juli 2022
Aangever [slachtoffer 4] heeft bij de politie aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 25 juli 2022 nam ik samen met [slachtoffer 5] (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 5] ) de bus naar huis. Wij waren aan het wachten op de bus, aldaar zag ik 4 onbekende personen. Ik kan de personen als volgt omschrijven: NN1: man; donkere huidskleur; ongeveer 12 jaar oud; ongeveer 1,50 meter lang; (…). Ik zag dat de vier personen die ik net omschreef voor ons gingen zitten. Ik liep samen met [slachtoffer 5] langs de eerder genoemde personen de bus uit. Toen wij uitgestapt waren, hoorde ik NN1 zeggen: ‘hey sta is stil’. Ik keek achterom en vroeg wat er was. Ik hoorde NN1 zeggen: ‘Wat zit er in je tas?’ Ik zag vervolgens zijn rechterhand mijn tas vastpakken. Ik zag dat hij mijn portemonnee pakte. Ik zag dat hij daar mijn ING bankpas met rekeningnummer: [rekeningnummer] en mijn Nederlandse identiteitskaart eruit haalde. Ook pakte hij uit mijn rugtas een draaisleutel die dient voor het aandraaien van mijn skateboard wielen. Vervolgens voelde hij aan mijn rechterbroekzak en pakte hij ook direct mijn telefoon van me af. Dit is een zwarte Samsung A52.
Toen NN1 de telefoon had weggestopt, zag ik dat NN1 met zijn rechterhand uit zijn linker binnenzak een mes pakte. Ik zag dat NN1 met dit mes richting mijn borst ging. Ik hoorde NN1 zeggen: "Niet snitchen anders steek ik je neer. Ook niks blokkeren, ik weet je te vinden en ik weet wie je bent."
Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 4] d.d. 25 juli 2022
Aangever [slachtoffer 4] heeft aanvullend bij de politie het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Tevens wil ik nog aanvullen dat ik mijn wachtwoorden en pincode van mijn telefoon moest geven. Dit was dader: NN1.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 september 2022
Verbalisant [verbalisant] heeft in het proces-verbaal van bevindingen over het bekijken van de videobewakingsbeelden die waren opgenomen in de bus onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Aangever [slachtoffer 5] verklaarde over de vier jongens/verdachten die de bus instapten het volgende: "In mijn aangifte verklaarde ik over personen V1 t/m V4. Ik ben beroofd door V1 en V3 en [slachtoffer 4] door V2 en V4. Wat ik ook nog wil opmerken is dat V2, die kleine jongen dus, echt het meest agressieve was. Die andere jongens waren erg kalm.
Opmerking verbalisant: Uit onderzoek naar de identiteit van de verdachten (Rechtbank: proces-verbaal van herkenning; MD2R022088-241) is V2 al herkend als verdachte [minderjarige] .
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
feit 1 – gedeeltelijke vrijspraak voor medeplegen
De officier van justitie vindt medeplegen aan de orde. Zij heeft hiertoe naar voren gebracht dat uit het dossier blijkt dat [medeverdachte] samen met een vriend in gesprek was met aangever. Op een gegeven moment wordt [minderjarige] gewenkt dat hij moet komen. [minderjarige] had aan één blik genoeg en nam gelijk deel aan het feit door de zakken te doorzoeken en de ketting bij aangever af te trekken. Het OM ziet hierin een nauwe en bewuste samenwerking waaraan in ieder geval [minderjarige] en [medeverdachte] hebben deelgenomen.
[minderjarige] heeft ter zitting verklaard dat hij de ketting van de nek van aangever heeft afgetrokken. [minderjarige] kent de jongens die bij aangever stonden naar eigen zeggen niet en er was van tevoren met niemand een plan gemaakt over het stelen van de ketting van aangever. Voor de vriend met wie [minderjarige] was, was het volgens [minderjarige] een verrassing dat [minderjarige] de ketting van aangever zijn nek aftrok.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast. Een groep jongens met onder meer aangever staat bij de bushalte. [minderjarige] loopt naar de groep en trekt de ketting van de nek van aangever af. Later in de bus trapt [minderjarige] aangever in de buik, terwijl de vriend van [minderjarige] bij hem stond.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte kan de rechtbank niet vaststellen dat de andere jongens wisten van het plan van [minderjarige] om de ketting te stelen van aangever danwel het plan om tegen aangever geweld te gebruiken. Ook is de bijdrage van de andere jongens niet van voldoende gewicht om te spreken van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte(n). De rechtbank spreekt [minderjarige] dan ook partieel vrij van het medeplegen.
feit 2 – bewezenverklaring voor medeplegen
De officier van justitie vindt dat het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend kan worden bewezen. Immers, een andere jongen dan [minderjarige] heeft het geld uit de handen van aangever heeft gepakt. Vervolgens heeft deze jongen het geld overgegeven aan [minderjarige] en [minderjarige] stopt het geld in zijn broekzak. Op de beelden is dit contactmoment te zien.
[minderjarige] heeft ter zitting verklaard dat hij geen geld heeft aangepakt van de jongen die het geld afpakte van aangever. Hij stond enkel bij de groep en is mee gaan rennen op het moment dat de andere jongens ook gingen rennen, uit angst voor een aanhouding. Het contactmoment is een boks geweest.
De advocaat van [minderjarige] heeft in aanvulling op de verklaring van [minderjarige] bepleit dat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Immers, er was geen sprake van een duidelijk vooropgezet plan. [minderjarige] heeft juist gezegd tegen de anderen dat zij het geld niet moesten afpakken.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast. De langste jongen (jongen 1 in de aangifte) heeft het geld uit de handen van de aangever gepakt. Vervolgens rennen alle jongens (met onder meer [minderjarige] ) weg. De aangever rent samen met zijn zusje achter de jongens aan. Aangever ziet dat de langste jongen het geld overgeeft aan de kleinste jongen (jongen 2 in de aangifte). Ook op de beelden is een contactmoment tussen deze twee jongens (de langste en de kleinste jongen) te zien. De rechtbank heeft waargenomen dat [minderjarige] de kleinste jongen is op de beelden. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de langste jongen het geld heeft overgegeven aan [minderjarige] . [minderjarige] heeft het geld aangepakt en in zijn broekzak gestopt. De rechtbank vindt dat er sprake is geweest van een dusdanige bewuste en nauwe samenwerking tussen [minderjarige] en de andere twee jongens dat er sprake is van medeplegen. Hoewel de rechtbank niet kan bewijzen dat er sprake was van een duidelijk vooropgezet plan over het wegnemen van het geld en [minderjarige] niet degene is geweest die het geld van aangever heeft afgepakt, heeft [minderjarige] vanaf het wegrennen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de diefstal. [minderjarige] heeft immers het geld aangepakt van degene die het geld heeft afgepakt en het geld uit het zicht en de macht van de aangever gehouden. De rechtbank ziet deze bijdrage van [minderjarige] als een bijdrage van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.