ECLI:NL:RBMNE:2023:3589

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
16.054114.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van winkeloverval met geweld in Utrecht

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993 in Algerije en laatstelijk verblijvend in Nederland, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 juli 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van een overval op de Kruidvat in Utrecht op 12 januari 2023, waarbij hij samen met een ander onder bedreiging van een mes een geldbedrag zou hebben weggenomen. Tijdens de zitting op 3 juli 2023 heeft de officier van justitie, mr. G. Nicolaas-Alagahgi, gepleit voor een veroordeling op basis van herkenningen door verbalisanten en een COA-medewerker. De verdediging heeft echter vrijspraak bepleit, stellende dat de bewijsvoering onvoldoende was.

De rechtbank heeft de bewijswaarde van de herkenningen kritisch beoordeeld. De herkenningen door de verbalisanten waren niet onbevangen, aangezien zij al wisten dat de verdachte als verdachte was aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de herkenningen niet overtuigend genoeg waren om buiten redelijke twijfel de betrokkenheid van de verdachte bij de overval vast te stellen. Bovendien had de politie geen aanvullend onderzoek verricht naar de kleding van de verdachte of zijn reisbewegingen op de dag van de overval. De medeverdachte verklaarde bovendien dat de verdachte niet de persoon was met wie hij de overval had gepleegd, wat een contra-indicatie vormde voor de betrokkenheid van de verdachte.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast heeft de rechtbank het in beslag genomen vleesmes onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De benadeelde partij, die een schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, nu de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.054114.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] (Algerije),
niet ingeschreven in de Basisregistratie personen, laatstelijk verblijvend in [verblijfplaats] ,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. G. Nicolaas-Alagahgi, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. B.A.E.J. Koster, advocaat te Groningen, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat [A] (Slachtofferhulp Nederland) namens benadeelde partij [benadeelde] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 12 januari 2023 te Utrecht samen met een ander een overval heeft gepleegd op de Kruidvat, door onder bedreiging van de kassière met een mes een geldbedrag weg te nemen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te beoordelen.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte is namelijk aan de hand van de (stills van de) camerabeelden van de Kruidvat door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en een medewerker van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) herkend als één van de daders van de overval.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de Kruidvat gelegen aan de [adres] in [vestigingsplaats] op 12 januari 2023 door twee mannen is overvallen. De overval is op camerabeelden vastgelegd. De medeverdachte, [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte), heeft zich de dag na de overval bij de politie gemeld en heeft, ook op de zitting als getuige in de zaak van verdachte, verklaard dat hij samen met een ander de overval heeft gepleegd. Verdachte is als de mogelijke tweede dader in beeld gekomen aan de hand van herkenningen op de (stills van de) bewegende camerabeelden door een COA-medewerker en (later) drie verbalisanten ( [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] ).
Verbalisant [verbalisant 1] relateert in het proces-verbaal van bevindingen dat hij, eerst nadat een collega aan hem kenbaar had gemaakt dat hij een verdachte die sterk op één de overvallers leek had aangehouden, een foto van verdachte heeft bekeken. [verbalisant 1] verklaart dat verdachte gelijkenissen vertoont met de overvaller. Hij beschrijft dat hij gelijkenissen ziet in oogopslag, kleur haardracht onder de muts en de opvallende, haakse neus. Op grond van die gelijkenissen is hij ervan overtuigd dat verdachte degene is die bij de overval betrokken is geweest.
Verbalisant [verbalisant 3] relateert dat hij naar aanleiding van de herkenning van verdachte door de COA-medewerker, de bewegende beelden van de overval heeft bekeken. Bij het nadien in persoon zien van verdachte, heeft de verbalisant hem herkend als de persoon op de beelden van de overval. Hij beschrijft dat hij verdachte heeft herkend aan zijn opvallende kromme neus, zijn gezicht en zijn postuur.
Verbalisant [verbalisant 2] relateert dat zij verdachte in verband met de overval heeft verhoord en dat zij hem aan de hand van de stills van de camerabeelden heeft herkend. Zij beschrijft dat zij verdachte aan zijn opvallende grote neus, geelachtige lichte huidskleur, smalle gelaat en zwarte, lange vlassige haar heeft herkend. Ook zag zij in de fouillering de opvallende muts met de tekst ‘Knicks’ liggen, die ook op de camerabeelden van de overval is te zien.
De onbekend gebleven COA-medewerker heeft geschreven aan de politie dat hij de beelden van de overval in een uitzending van het programma Opsporing Verzocht heeft gezien en dat hij verdachte op de beelden heeft herkend. Verdachte heeft volgens hem hetzelfde uiterlijk, gezicht, loopje en dezelfde neus. Ook droeg hij dezelfde donkere jas, opvallende muts en dezelfde sportbroek.
De rechtbank stelt voorop dat de bewijswaarde van herkenningen in het licht van hun totstandkoming moet worden beoordeeld en bovendien in samenhang met het overige beschikbare bewijs. In dit geval vindt de rechtbank de herkenningen van verdachte onvoldoende overtuigend om buiten redelijke twijfel te kunnen concluderen tot zijn betrokkenheid bij de overval.
Daartoe overweegt de rechtbank ten eerste dat de herkenning van verdachte door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] niet onbevangen is geweest. De herkenningen hebben plaatsgevonden op het moment dat de drie verbalisanten al wisten dat deze verdachte als verdachte van de overval was aangemerkt. Daar komt bij dat geen van de drie verbalisanten verdachte kende voorafgaand aan zijn aanhouding in deze zaak (bijvoorbeeld als wijkagent of anderszins). Verbalisant [verbalisant 1] heeft zijn herkenning bovendien alleen gebaseerd op de vergelijking van een foto van verdachte met de bewegende beelden; hij heeft verdachte niet zelf gezien. Aan de herkenning van de verbalisanten kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook slechts beperkte bewijswaarde worden toegekend. Deze omstandigheden zijn anders voor de herkenning door de COA-medewerker, omdat deze verdachte kende en hem (spontaan) op de uitgezonden beelden heeft herkend op een moment dat verdachte nog niet was aangemerkt als verdachte van de overval. De herkenning door deze anoniem gebleven COA-medewerker is echter alleen als een schriftelijke tip binnengekomen bij de politie en in het dossier gevoegd. De schriftelijke tip als zodanig is weinig onderscheidend. Het is niet bekend geworden wie de COA-medewerker is en de politie heeft dus ook geen verdiepende vragen aan deze persoon kunnen stellen over hoe lang hij verdachte al kent, hoe vaak hij verdachte ziet, wanneer dit voor het laatst is geweest en waarop de herkenning specifiek is gebaseerd. Zonder voldoende steunbewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de overval acht de rechtbank deze herkenningen onvoldoende om een bewezenverklaring op te baseren. Dit geldt temeer nu de politie – naast de constatering dat in de fouillering van verdachte een muts zat die grote gelijkenissen vertoont met de muts op de camerabeelden van de overal – geen onderzoek heeft verricht naar bijvoorbeeld de (overige) kleding van verdachte (is hij in het bezit van een zelfde blauw/groene sportbroek met op het linker bovenbeen de letter 'R' en aan beide zijden een verticale streep van boven naar beneden en zwarte sportschoenen met een witte zool en witte/grijze neus die de dader op de beelden draagt?) en de eventuele reisbewegingen van verdachte op de dag van de overval (verdachte woonde destijds in [verblijfplaats] , maar de overval vond plaats in Utrecht). Ook heeft de politie geen onderzoek gedaan naar eventueel relevante informatie in de telefoon van verdachte. Daarbij komt ten slotte dat de medeverdachte, op verzoek van de officier van justitie, ter terechtzitting als getuige is gehoord in de zaak van verdachte en heeft verklaard dat hij verdachte niet kent en dat verdachte niet de persoon is met wie hij de overval heeft gepleegd. Daarmee bestaat er dus tevens een contra-indicatie voor betrokkenheid van verdachte bij deze overval.
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, is de rechtbank – na alles in onderlinge samenhang te hebben bezien – van oordeel dat er weliswaar wettig bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte, maar dat op basis daarvan niet de overtuiging kan worden gebaseerd dat verdachte degene is die samen met de medeverdachte op 12 januari 2023 de overval op Kruidvat heeft gepleegd.
De rechtbank heeft tegen deze achtergrond de voorlopige hechtenis van verdachte op 3 juli 2023 met onmiddellijke ingang opgeheven.

5.BESLAG

Onder verdachte is een vleesmes in beslag genomen.
5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd te beslissen dat het onder verdachte in beslag genomen vleesmes verbeurd wordt verklaard.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het vleesmes onttrekken aan het verkeer omdat het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Verdachte is weliswaar vrijgesproken, maar gelet op de aangifte, de camerabeelden en de bekennende verklaring van de medeverdachte staat wel vast dat met dit voorwerp het strafbare feit op de tenlastelegging is begaan.

6.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 919,83. Dit bedrag bestaat uit € 19,83 materiële schade en € 900,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is en heeft gevorderd het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De officier van justitie heeft daarnaast verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering jegens verdachte, nu verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
De benadeelde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

7.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het tenlastegelegde.

8.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Beslag
- beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven vleesmes (PL0900-2023012418-G3104132);
Benadeelde partij [benadeelde]
  • verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in haar vordering jegens verdachte;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.J. van Yperen, voorzitter, mrs. H.A. Brouwer en J.C. Hooker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juli 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen enig geldbedrag, in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Kruidvat, in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, door
- een mes te tevoorschijn te halen en/of het mes aan voornoemde [benadeelde] te tonen
en/of met het mes meermalen stekende bewegingen in de richting van voornoemde
[benadeelde] te maken en/of
- voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen “kassa open, kassa open”,
althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking.
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)