ECLI:NL:RBMNE:2023:3573

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
UTR 22/766
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde en gelijkheidsbeginsel in belastingzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, hebben eisers beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van hun woning aan de [adres 1] in [woonplaats 2]. De heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] had de waarde voor het belastingjaar 2021 vastgesteld op € 649.000,-, gebaseerd op een waardepeildatum van 1 januari 2020. Na bezwaar van eiser werd deze waarde verlaagd naar € 593.000,-, maar eiser was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. Tijdens de digitale zitting op 5 januari 2023 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door een gemachtigde en een taxateur.

De rechtbank heeft overwogen dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer moet zijn, en dat de bewijslast bij de verweerder ligt om aan te tonen dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Eiser betwistte de door verweerder opgegeven oppervlakte van 250 m2 en voerde aan dat de juiste oppervlakte 237 m2 is, onderbouwd met gegevens uit de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG). De rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende bewijs had geleverd om de opgegeven oppervlakte te onderbouwen, waardoor de vastgestelde waarde niet aannemelijk was gemaakt.

Daarnaast hebben eisers een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet konden aantonen dat er sprake was van identieke woningen of dat in de meerderheid van vergelijkbare gevallen een lagere WOZ-waarde was vastgesteld. Uiteindelijk heeft de rechtbank de waarde schattenderwijs vastgesteld op € 569.000,- en de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig verlaagd. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht van € 50,- aan eisers moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/766

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats 1] , eiser

[eiseres], uit [woonplaats 1] , eiseres
hierna samen: eisers
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder

(gemachtigde: S. Sital).

Procesverloop

In de beschikking van 11 februari 2021 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] in [woonplaats 2] (de woning) voor het belastingjaar 2021 vastgesteld op € 649.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2020. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 30 december 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de waarde van de woning vastgesteld op € 593.000,-.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een taxatiematrix ingediend.
De zaak is behandeld op de digitale zitting van 5 januari 2023. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door de heer [taxateur] , taxateur.

Overwegingen

1. De woning is een in 2009 gebouwd appartement met dakterras, berging en parkeerplaats.
2. De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor die woning zou zijn betaald.
3. Eisers bepleiten een lagere waarde, namelijk € 545.000,-. Verweerder handhaaft de vastgestelde waarde en heeft om die te onderbouwen een taxatiematrix overgelegd.
4. Verweerder heeft de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Bij de beoordeling of dit het geval is, zal de rechtbank wat eisers ter betwisting van de vastgestelde waarde hebben aangevoerd, meewegen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Verweerder is bij de vaststelling van de WOZ-waarde uitgegaan van een oppervlakte van 250 m2. Eisers hebben deze oppervlakte gemotiveerd betwist en hebben aangevoerd dat de juiste oppervlakte 237 m2 is. Zij hebben verwezen naar het uittreksel van de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) van het kadaster en een uittreksel van het WOZ-waardeloket van de woning waarin beide 237 m2 staat aangegeven. In reactie hierop heeft verweerder in zijn verweerschrift enkel naar voren gebracht dat verweerder niet verplicht is om de gegevens van de BAG te gebruiken. De rechtbank overweegt dat deze stelling op zich juist is, maar dat verweerder hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat de oppervlakte 250 m2. Ook met de enkele verwijzing ter zitting naar het taxatieverslag, zonder onderliggende gegevens zoals een bouwtekening, of met de stelling dat de WOZ-registratie klopt, heeft verweerder dit niet aannemelijk gemaakt. Omdat de gehele waarde onderbouwing van verweerder gebaseerd is op een oppervlakte die niet aannemelijk is gemaakt, slaagt verweerder al hierom niet in zijn bewijslast. De rechtbank laat de overige beroepsgronden van eisers daarom onbesproken.
6. Het beroep is gegrond en de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd.
7. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of eisers de door hen voorgestane waarde aannemelijk hebben gemaakt. Eisers hebben een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Zij hebben aangevoerd dat de onder hun appartement gelegen appartementen nr. [adres 2] en nr. [adres 3] gelijk zijn voor wat betreft onderhoud, kwaliteit en oppervlakte. Ze zijn wel op een andere bouwlaag gelegen en dus iets minder waard, maar dit rechtvaardigt niet het grote verschil waar verweerder vanuit is gegaan.
8. De rechtbank overweegt dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel in een WOZ-zaak alleen kan slagen als eiser stelt en - bij betwisting - aannemelijk maakt dat in de meerderheid van gelijke gevallen een juiste waardering achterwege is gebleven. Bij de beoordeling of in de meerderheid van de vergelijkbare gevallen een lagere WOZ-waarde is vastgesteld, moeten uitsluitend identieke woningen worden vergeleken. De rechtbank is van oordeel
dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat sprake is van identieke woningen, noch dat sprake is van een meerderheid van gelijke gevallen waarbij een juiste waardering achterwege is gebleven.
9. Partijen hebben de waardes die zij voorstaan beide niet aannemelijk gemaakt. Rekening houdend met alle feiten en omstandigheden zal de rechtbank de waarde schattenderwijs vaststellen op € 569.000,-. De rechtbank zal verder bepalen dat verweerder de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig vermindert.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. Van door eisers gemaakte proceskosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • stelt de waarde van het object vast op € 569.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2020 en bepaalt dat de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig wordt verlaagd;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2023.
de rechter is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat