4.3Het oordeel van de rechtbank
-
De camerabeelden beschreven door verbalisant:
Ik, verbalisant, zag op camerabeelden van de sportschool in Nieuwegein van 27 november 2019 het volgende:
Ik zag dat verdachte [verdachte] de aangever die op de grond zat, en probeerde overeind te komen, een schop in het gezicht gaf met zijn rechterbeen. Ik zag dat de aangever hierop achterover viel en lelijk ten val kwam met zijn hoofd tegen een glazen deur.
-
De verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 19 januari 2023, voor zover –zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik heb aangever [slachtoffer] op 27 november 2019 in de sportschool een trap op zijn gezicht gegeven toen hij overeind kwam.
Wat is er gebeurd?
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever eenmaal tegen het gezicht van aangever heeft getrapt terwijl aangever probeerde overeind te komen dicht bij een glazen deur. Aangever viel als gevolg van de trap tegen zijn gezicht opnieuw achterover.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden hoe het voorgaande juridisch gekwalificeerd moet worden: was het opzet van verdachte gericht op de dood van aangever (poging doodslag), op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (poging zware mishandeling), of is er juridisch ‘slechts’ sprake van mishandeling?
Geen vol opzet
Er is onvoldoende bewijs dat verdachte de intentie had aangever te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (vol opzet).
Voorwaardelijke opzet? Vrijspraak poging doodslag, wel poging zware mishandeling bewezen
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals in dit geval de dood van aangever – aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat het schoppen tegen het gezicht zoals verdachte heeft gedaan (eenmaal en niet tegen de meest kwetsbare delen van het hoofd) weliswaar een grote kans op letsel oplevert, maar dat niet geoordeeld kan worden dat hierdoor de kans op dodelijk letsel aanmerkelijk is. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met zijn handelen wel de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gezicht een zeer kwetsbaar deel van het menselijk lichaam is en dat met één harde schop tegen het gezicht al zwaar lichamelijk letsel kan worden toegebracht (zoals een gecompliceerde botbreuk waar medisch ingrijpen noodzakelijk is en waar het herstel lang zal duren of ernstig hersenletsel). In dit geval speelt ook mee dat aangever op de grond lag en overeind probeerde te komen en zich dicht bij een glazen deur bevond waar hij tegenaan had kunnen komen. Daarbij komt dat het trappen tegen het gezicht van aangever naar haar uiterlijke verschijningsvorm zozeer is gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak medeplegen
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij het subsidiair ten laste gelegd feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit gedeelte van de tenlastelegging, nu uit de stukken in het procesdossier niet kan worden afgeleid dat verdachte bij het begaan van voormeld feit nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt. Er waren weliswaar andere mannen betrokken bij het incident met aangever, maar die stonden – op het moment dat verdachte aangever trapte - al buiten de sportschool of niet in de buurt van verdachte en van enige nauwe en bewuste samenwerking is niet gebleken.
Partiële vrijspraak om nek pakkenDe rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken voor het om de nek pakken van aangever zoals subsidiair ten laste is gelegd. Hoewel verdachte aangever wel om de nek heeft gepakt, is de rechtbank van oordeel dat deze handeling niet heeft bijgedragen aan het voorwaardelijke opzet op zwaar lichamelijk letsel. Verdachte zag dat aangever een tik gaf aan een van de mannen uit zijn groep en reageerde hier op door de aangever weg te trekken.