ECLI:NL:RBMNE:2023:356

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
16.000180.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met taakstraf en schadevergoeding aan benadeelde partij

Op 2 februari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 november 2019 in Nieuwegein een andere persoon heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere vuistslagen in het gezicht van het slachtoffer heeft gegeven, wat heeft geleid tot pijn en letsel. De rechtbank heeft het primair ten laste gelegde, namelijk poging tot zware mishandeling, niet bewezen geacht, omdat er onvoldoende bewijs was voor de intentie van de verdachte om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte is echter wel schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlastelegging van mishandeling.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 10.273,64 had gevorderd, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van € 850,00 aan de benadeelde partij, bestaande uit € 100,00 voor materiële schade en € 750,00 voor immateriële schade. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak, waaronder de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot een gevangenisstraf van 15 weken afgewezen en in plaats daarvan een onvoorwaardelijke taakstraf opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.000180.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Almere naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen de benadeelde partij [slachtoffer] , bijgestaan door mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Primair: op 27 november 2019 te Nieuwegein samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door (met kracht) tegen het hoofd te slaan;
Subsidiair: op 27 november 2019 te Nieuwegein samen met anderen [slachtoffer] heeft mishandeld door (met kracht) tegen het hoofd te slaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde, omdat niet kan worden bewezen dat sprake was van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Subsidiair wordt verzocht om vrijspraak, omdat sprake was van noodweer. De raadsman heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarop. Uit de beelden blijkt dat aangever op zoek was naar de confrontatie en op het punt stond om tot de aanval op verdachte over te gaan. Verdachte kon zich op dat moment niet meer onttrekken aan de situatie en was genoodzaakt zich te verdedigen. Tevens wordt verzocht om vrijspraak van het medeplegen dat primair en subsidiair ten laste is gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
-
De verklaring van aangever [slachtoffer] , voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 27 november 2019 bevond ik mij in de sportschool in Nieuwegein. Ik zag en voelde dat de man met de baard met zijn linkerarm richting mijn hoofd uithaalde. Ik voelde dat ik een harde klap tegen mijn rechterkant van mijn hoofd kreeg. Ik voelde een scherpe pijn en ik raakte uit balans. Ik zag meteen veel bloed uit mijn hoofd stromen. Ik werd meteen duizeling. [2]
-
De camerabeelden beschreven door verbalisant:
Ik, verbalisant, zag op camerabeelden van de sportschool in Nieuwegein van 27 november 2019 het volgende:
Ik zag dat [verdachte] sloeg in de richting van het hoofd van aangever. Ik zag dat hij dit deed met zijn linkerarm. Ik zag dat deze klap raak was op de rechterkant van het gezicht van aangever. Ik zag dat [verdachte] hierop weer met zijn rechtervuist uithaalde. Ik zag dat [verdachte] meerdere vuistslagen op het gezicht van de aangever gaf. Ik zag dat deze klappen raak waren. Ik zag dat hij met zijn linker vuist de aangever twee vuistslagen gaf onderop zijn kin en in het gezicht. Ik zag dat hij hierbij van onder naar boven sloeg. [3]
-
De verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 19 januari 2023, voor zover –zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik heb [slachtoffer] geslagen in de sportschool. Ik denk dat ik zijn gezicht heb geraakt.
Bewijsoverwegingen
Wat is er gebeurd?
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer meerdere vuistslagen in het gezicht heeft gegeven. De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden hoe het voorgaande juridisch gekwalificeerd moet worden: was het opzet van verdachte gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (poging zware mishandeling) of is er juridisch ‘slechts’ sprake van mishandeling?
Vrijspraak primair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte de intentie had aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (vol opzet). Daarnaast kan op grond van de stukken in het dossier ook niet worden vastgesteld dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg (in dit geval zwaar lichamelijk letsel) is aanwezig wanneer de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte meerdere klappen tegen het hoofd van aangever heeft gegeven. Niet vastgesteld kan worden met hoeveel kracht de klappen zijn gegeven en of deze klappen terecht zijn gekomen op bepaalde kwetsbare onderdelen van het hoofd. De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat verdachte meerdere klappen tegen het hoofd van het slachtoffer heeft gegeven, onvoldoende grond vormt voor het oordeel dat er sprake was van een aanmerkelijk kans op zwaar lichamelijk letsel en dat verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Bewezenverklaring subsidiair ten laste gelegde (mishandeling)De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft aangever immers meerdere keren met de vuist in het gezicht geslagen waardoor de aangever pijn en letsel heeft opgelopen.
Verwerping beroep op noodweer
Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad ligt in het begrip ‘mishandeling’ de wederrechtelijkheid van de gedraging besloten. De rechtbank zal het beroep van de raadsman op noodweer in dit kader dan ook als een bewijsverweer beschouwen.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer en overweegt daartoe als volgt.
Voor het slagen van een beroep op noodweer is het in dit geval noodzakelijk dat aannemelijk is geworden dat verdachte voorafgaand aan de mishandeling door de aangever is aangevallen of dat er sprake was van zodanige gedragingen van aangever dat die als een onmiddellijke dreiging voor een aanval kunnen worden beschouwd. De rechtbank acht dit echter niet aannemelijk geworden.
Uit het dossier volgt dat aangever naar de groep van verdachte toe liep terwijl hij gebaren maakte en verbaal agressief was. De aangever is echter niet overgegaan tot fysieke agressie en ook is niet gebleken dat hij op het punt stond om dat te gaan doen.
Vrijspraak Medeplegen
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij het subsidiair ten laste gelegde feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit gedeelte van de tenlastelegging, nu uit de stukken in het procesdossier niet kan worden afgeleid dat verdachte bij het begaan van voormeld feit nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt.
De andere mannen uit de groep van verdachte stonden om het incident tussen verdachte en aangever heen en hebben niet meegedaan aan de worsteling die tussen hen ontstond. Verdachte heeft alleen gehandeld.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair:
op 27 november 2019 te Nieuwegein, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen, telkens met kracht tegen zijn gezicht en elders tegen het hoofd te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Subsidiair: mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht verdachte strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte niet strafbaar is voor de door hem begane mishandeling, omdat deze mishandeling wordt verontschuldigd door noodweerexces. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat sprake is van putatief noodweer. Verdachte mocht en kon in redelijkheid menen dat hij zich moest verdedigen omdat hij het dreigende gevaar van aangever of de aard van de dreiging verkeerd heeft beoordeeld.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Zoals eerder onder 4.3 uiteengezet, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een noodweersituatie. Ook het beroep op noodweerexces kan daarom niet slagen.
Evenmin is aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van een situatie waarin verdachte redelijkerwijs kon veronderstellen dat het voor hem noodzakelijk was om zich te verdedigen.
Immers, kan enkel vastgesteld worden dat aangever verbaal agressief was. Verder is niet van feiten en omstandigheden gebleken waaruit verdachte redelijkerwijs in de veronderstelling kon verkeren dat hij door de aangever fysiek zou worden aangevallen.
Het beroep op putatief noodweer wordt dan ook verworpen.
Er is ook verder geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 weken.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Het is van belang om mee te wegen dat de agressie van de zijde van de aangever kwam. De verdediging verzoekt om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en artikel 63 Wetboek van Strafrecht (sr).
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft het slachtoffer in een openbare ruimte (sportschool) meerdere keren in het gezicht geslagen. Het slachtoffer kwam weliswaar verbaal agressief en druk gebarend naar de groep van verdachte toegelopen, verdachte had echter niet over moeten gaan tot fysiek geweld. Daarbij is het niet bij één klap gebleven, maar is verdachte daarna doorgegaan. Het slachtoffer heeft hierdoor pijn en letsel opgelopen. Omdat de mishandeling in een openbare ruimte plaatsvond draagt dit ook bij aan gevoelens van angst en onveiligheid bij de mensen die dit gezien hebben.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 12 december 2022. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 21 juni 2021 voor een andersoortig feit is veroordeeld tot een geldboete van € 300. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Uit het reclasseringsadvies van 20 augustus 2020, uitgebracht door Reclassering Nederland, blijkt dat in die periode sprake was van problematiek in het leven van verdachte. De reclassering adviseerde daarom destijds om verdachte een deels voorwaardelijk straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Straf
Om te bevorderden dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn binnen de rechtspraak oriëntatiepunten voor straftoemeting ontwikkeld. De oriëntatiepunten gaan voor mishandeling uit van een geldboete of taakstraf.
Strafverzwarend wordt meegewogen dat verdachte meerdere klappen in het gezicht van aangever heeft gegeven waardoor aangever heeft gebloed. De mishandeling vond plaats in een openbare ruimte wat ook strafverzwarend wordt meegewogen. In strafverminderende zin wordt rekening gehouden met het lange tijdsverloop sinds het bewezen verklaarde. Ten aanzien van een mogelijke overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, overweegt de rechtbank als volgt. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat door de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Op grond van de jurisprudentie heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 31 december 2019. Nu het vonnis is gewezen op 2 februari 2023 is de hierboven genoemde termijn met ruim een jaar overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de hierna te vermelden op te leggen straf.
De rechtbank zal ook rekening houden met de context waarin de mishandeling heeft plaatsgevonden, namelijk de omstandigheid dat de aangever de verdachte agressief en opgefokt heeft benaderd waardoor verdachte de aangever heeft mishandeld.
De rechtbank zal – anders dan door de reclassering geadviseerd – niet overgaan tot het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf aangezien de mishandeling enkele jaren geleden heeft plaatsgevonden en verdachte op dit moment zijn leven goed op orde heeft. Gelet op de ernst van het feit zal de rechtbank wel een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank slechts tot een bewezenverklaring komt voor het subsidiaire ten laste gelegde.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 30 uren passend en geboden is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.273,64. Dit bedrag bestaat uit € 273,63 materiële schade en € 10.000 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 273,63 voor de materiële schade en € 7.500 voor immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van de wettelijke rente. De benadeelde partij moet voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus de officier van justitie.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij de beoordeling van de vordering
rekening te houden met de eigen schuld van de benadeelde partij.
De verdediging heeft de rechtbank er daarnaast op gewezen dat de benadeelde partij zelf heeft afgezien van behandeling bij Jellinek voor zijn alcoholverslaving en dat het voorafgaand aan het ten laste gelegde al niet goed met hem ging. Het is dus de vraag in hoeverre sprake is van rechtstreekse schade. De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van de immateriële schade kan dan ook slechts deels worden toegewezen tot een bedrag van hoogstens € 2.500,-. De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt over de vordering tot vergoeding van de materiële schade.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
Gelet op het feit dat verdachte en zijn medeverdachte voor verschillende feiten zijn veroordeeld en het onderhavige bewezenverklaarde feit minder ernstig is dan het feit waarvoor de medeverdachte is veroordeeld, zal de rechtbank niet bepalen dat verdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn, maar de toe te wijzen schadevergoeding tussen de verdachten verdelen, naar gelang hun aandeel in de ontstane schade gelet op de ernst van de feiten.
Materiële schade
[slachtoffer] heeft € 273,63 gevorderd ter zake van medische kosten in de zaak van verdachte en de zaak van medeverdachte. De schadeposten zijn onderbouwd en komt voor vergoeding in aanmerking.
Gelet op het bewezenverklaarde feit en de verdeling tussen verdachten, zal de rechtbank de vordering tot het bedrag van € 100,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 november 2019 tot de dag van volledige betaling. Aangezien de rechtbank in het vonnis van de medeverdachte de medeverdachte heeft veroordeeld voor het overige deel van de gevorderde materiële schade, zal de rechtbank de benadeelde partij in dit vonnis voor het meerdere niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
[slachtoffer] heeft een vergoeding van € 10.000 aan immateriële schade gevorderd. Omdat er sprake is van lichamelijk letsel, komt de benadeelde partij in aanmerking voor toekenning van immateriële schadevergoeding. Gelet op vergelijkbare zaken en op de omstandigheden van het geval, acht de rechtbank een vergoeding van in totaal € 2.500 billijk. Gelet op het bewezenverklaarde feit en de verdeling tussen verdachten, zal de rechtbank de vordering tot een bedrag van € 750,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 november 2019 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het meerdere van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Partijen zijn beiden onvoldoende in de gelegenheid geweest om alles naar te brengen ter onderbouwing van hun standpunten en daar is in dit strafproces geen ruimte meer voor, want dat zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren.
Totaal
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 850,00 toewijzen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 850,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 november 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 17 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 30 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 15 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 850,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 november 2019 tot de dag van de algehele voldoening;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 850,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 november 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 17 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van den Driest, voorzitter, mr. E.W.A. Vonk en mr. N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. M.E. Wolters en P.M. Lindeman, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 februari 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 november 2019 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, vooroemde [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) op/tegen zijn gezicht en/of (elders)
op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 november 2019 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door vooroemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) op/tegen zijn gezicht en/of (elders) op/tegen het hoofd te slaan;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 januari 2020, genummerd PL0900-2019355463, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 125. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van 3 december 2019, pagina 5 tot en met 8.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 28 december 2019, pagina 29 tot en met 42.