ECLI:NL:RBMNE:2023:3533
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening WIA-uitkering wegens ontbreken spoedeisend belang
In deze zaak heeft verzoeker een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 6 juni 2023 heeft het Uwv aan verzoeker meegedeeld dat zijn aanvraag niet verder in behandeling wordt genomen. Hierop heeft verzoeker bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter van de rechtbank.
De voorzieningenrechter heeft op 30 juni 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen omdat het kennelijk ongegrond is. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is, aangezien verzoeker niet heeft aangetoond dat hij in een acute financiële noodsituatie verkeert. De voorzieningenrechter wijst erop dat bij financiële geschillen, zoals deze, doorgaans geen spoedeisend belang aanwezig is, tenzij er sprake is van onomkeerbare situaties zoals dreigende uithuiszetting of afsluiting van essentiële voorzieningen.
Verzoeker heeft weliswaar aangevoerd dat hij en zijn echtgenote niet kunnen rondkomen van hun inkomen, maar heeft dit niet voldoende onderbouwd met schriftelijke stukken. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen evident onrechtmatig besluit van het Uwv is, en dat het verzoek om voorlopige voorziening daarom wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier mr. G.M.T.M. Sips, en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2023.