ECLI:NL:RBMNE:2023:3515

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
10477630 UV EXPL 23-113
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over beëindiging begeleidingsovereenkomst en gebruik van woning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en de stichting [gedaagde]. [Eiseres] vorderde dat de kantonrechter zou bepalen dat de begeleidingsovereenkomst met [gedaagde] niet eenzijdig mocht worden beëindigd en dat zij recht had op gebruik van de woning aan de [locatie 1] in [plaats 2]. De achtergrond van de zaak is dat [eiseres] sinds 1996 door [gedaagde] wordt begeleid en dat er een begeleidingsovereenkomst bestaat die aan de Algemene leveringsvoorwaarden ggz 2017 is onderworpen. Na een periode van verslechtering van haar psychische gezondheid heeft [gedaagde] de begeleidingsovereenkomst op 26 april 2023 eenzijdig beëindigd, wat leidde tot het kort geding. De kantonrechter oordeelde dat het aannemelijk is dat [gedaagde] de overeenkomst niet in redelijkheid heeft kunnen beëindigen, en dat [eiseres] recht heeft op het gebruik van de woning en de voortzetting van de begeleidingsovereenkomst totdat in een bodemprocedure anders wordt beslist. De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiseres] toegewezen en [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10477630 UV EXPL 23-113 MB/40202
Kort geding vonnis van 14 juni 2023
inzake
[eiseres],
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. B. Blanckenburg,
tegen:
de stichting
[gedaagde],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. H.C.J. Oomen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 8 die op 9 mei 2023 aan [gedaagde] is betekend;
  • de brief van de zijde van [gedaagde] van 25 mei 2023 met producties A tot en met C en houdende een reconventionele vordering.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 mei 2023. Namens [eiseres] was aanwezig de heer [A] , vader van [eiseres] , samen met de heer mr. B. Blanckenburg. Namens [gedaagde] waren aanwezig mevrouw [B] , de persoonlijk begeleider van [eiseres] en de heer [C] , zorgmanager , samen met de heer mr. H.C.J. Oomen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen met partijen is besproken. Die aantekeningen zitten in het dossier van de kantonrechter.
1.3.
Daarna is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De feiten

In conventie en in reconventie

2.1.
[gedaagde] is een zorgorganisatie [.] . Dit kan door middel van ambulante zorg of begeleid wonen. [gedaagde] houdt zich niet bezig met de psychiatrische behandeltrajecten van haar cliënten.
2.2.
Bij [eiseres] is op jonge leeftijd een persoonlijkheidsstoornis vastgesteld. [gedaagde] begeleidt [eiseres] vanaf 1996. Tussen partijen bestaat een begeleidingsovereenkomst waarop de Algemene leveringsvoorwaarden ggz 2017 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing zijn.
2.3.
[eiseres] heeft afgelopen jaren begeleid gewoond op een locatie van [gedaagde] in [plaats 1] . Op haar eigen verzoek is [eiseres] in september 2022 door [gedaagde] geplaatst op locatie de [locatie 1] in [plaats 2] om zo dichter bij haar ouders in [plaats 3] te wonen.
2.4.
[eiseres] heeft op enig moment haar medicatie voor haar persoonlijkheidsstoornis moeten afbouwen wegens bijkomende gezondheidsproblemen. In het najaar van 2022 verslechterde de psychische problematiek van [eiseres] . Haar behandelaar, [....] , heeft toen besloten dat [eiseres] moest worden opgenomen voor een behandeling. [eiseres] is met haar instemming in maart 2023 eerst twee weken gehuisvest op locatie ’ [locatie 2] . Dit is een kleinere woonlocatie van [gedaagde] . Daarna is [eiseres] een aantal weken behandeld op ggz locatie [locatie 3] . Tijdens haar behandeling is nieuwe medicatie voor haar persoonlijkheidsstoornis weer opgebouwd.
2.5.
Tegen het einde van haar behandeling in [locatie 3] heeft [gedaagde] aan [eiseres] medegedeeld dat zij vanwege haar gedrag niet terug kon keren naar de [locatie 1] . [eiseres] is vanuit [locatie 3] geplaatst op locatie ’ [locatie 2] .
2.6.
Op ’ [locatie 2] heeft [eiseres] meerdere waarschuwingen gekregen van [gedaagde] ; een mondelinge en een eerste schriftelijke waarschuwing op 3 april 2023, een tweede schriftelijke waarschuwing op 12 april 2023 en een derde schriftelijke waarschuwing op 18 april 2023. In alle waarschuwingen staat dat [eiseres] zich niet begeleidbaar opstelt, zich verbaal agressief uit richting begeleiding, medebewoners en externe behandelaar, zich fysiek dreigend opstelt richting begeleiding door het duwen en trekken van begeleiders en dat ze dreigt met fysiek geweld richting haar begeleiding.
2.7.
[gedaagde] heeft per brief van 26 april 2023 de begeleidingsovereenkomst met [eiseres] eenzijdig beëindigd, omdat [eiseres] na herhaalde waarschuwingen haar verantwoordelijkheden niet nakomt en wegens grensoverschrijdend gedrag van haar vader jegens medewerkers van [gedaagde] op 25 april 2023.
2.8.
[gedaagde] biedt [eiseres] nazorg, ook in de vorm van tijdelijke huisvesting op locatie de [locatie 4] in [plaats 2] , waar [eiseres] op dit moment verblijft. [gedaagde] spant zich in om nieuwe huisvesting voor [eiseres] te vinden. Dit is op het moment van de mondelinge behandeling nog niet gelukt.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] beveelt om de door [eiseres] bewoonde woning aan de [locatie 1] [nummer/letter] in [plaats 2] , binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan haar ter beschikking te stellen, met daarbij het ongehinderde gebruik van alle voorzieningen van het gehuurde en daarbij de sleutels te overhandigen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag tot een maximum van € 25.000,00;
[gedaagde] beveelt om de begeleidingsovereenkomst te blijven uitvoeren totdat de beëindiging van de begeleidingsovereenkomst door [gedaagde] in een bodemprocedure door de rechter wordt bevestigd in zijn uitspraak of totdat de begeleiding van [eiseres] op verantwoorde wijze kan worden overgedragen aan een andere zorginstelling, hetgeen minstens inhoudt dat de overnemende zorginstelling aansluitend aan de overdracht passende huisvesting aan [eiseres] kan bieden;
[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen – samengevat - primair ten grondslag dat zij huurbescherming geniet op basis van een tussen [eiseres] en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst. Subsidiair beroept [eiseres] zich op bescherming op grond van de begeleidingsovereenkomst. Deze had volgens haar niet door [gedaagde] eenzijdig mogen worden beëindigd. De beëindiging is in strijd met de redelijkheid en billijkheid, met de tekst van de begeleidingsovereenkomst zelf en met artikel 8 EVRM. [eiseres] vordert dan ook voorzetting van de begeleidingsovereenkomst door [gedaagde] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen en concludeert tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
In reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] veroordeelt om binnen drie werkdagen na dit vonnis de woning in [plaats 2] aan de [locatie 1] [nummer/letter] leeg en ontruimd op te leveren aan [gedaagde] onder afgifte van sleutels van die woning aan [gedaagde] , met machtiging van [gedaagde] om deze ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de sterke arm indien [eiseres] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, alsmede op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag voor iedere dag dat [eiseres] niet heeft voldaan aan deze veroordeling tot een maximum van € 25.000,00 en met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.5.
[gedaagde] legt aan haar vordering – samengevat - ten grondslag dat zij de begeleidingsovereenkomst met [eiseres] rechtsgeldig heeft opgezegd. [eiseres] kan dan wel op basis van haar indicatie aanspraak maken op huisvesting, maar op basis van die indicatie is [gedaagde] niet verplicht die aan [eiseres] te blijven bieden.
3.6.
[eiseres] voert verweer tegen de vordering en concludeert tot afwijzing daarvan.
In conventie en in reconventie
3.7.
Op stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie

4.1.
In deze kort geding procedure wordt aan de kantonrechter gevraagd om een spoedmaatregel (voorlopige voorziening) te nemen. De kantonrechter moet beoordelen of het waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [gedaagde] de begeleidingsovereenkomst met [eiseres] ten onrechte heeft beëindigd. Als dat voldoende waarschijnlijk is en [eiseres] een voldoende spoedeisend belang bij de gevorderde maatregel heeft, kunnen de door haar gevorderde maatregelen, die vooruitlopen op de beslissing in de bodemprocedure, worden toegewezen.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de spoedeisendheid voortvloeit uit de aard van de vordering. [eiseres] heeft immers geen toegang tot haar woning.
4.3.
[eiseres] stelt primair dat er naast de begeleidingsovereenkomst een huurovereenkomst is ontstaan en dat zij dus huurbescherming geniet. Dit wordt door [gedaagde] weersproken.
4.4.
Gelet op de inhoud van de begeleidingsovereenkomst en de algemene voorwaarden heeft van meet af aan te gelden dat het gebruik van de woning was gekoppeld aan de begeleiding van [eiseres] door [gedaagde] . Verder volgt uit de begeleidingsovereenkomst en de algemene voorwaarden dat de begeleiding overheerst ten opzichte van het gebruik van de woning. Zo volgt uit artikel 4 van de begeleidingsovereenkomst en artikel 27 lid 2 van de algemene voorwaarden dat indien de begeleidingsovereenkomst mede inhoudt het gebruik van een zelfstandige woonruimte, het einde van de begeleidingsovereenkomst ook het einde van het gebruik van de woonruimte betekent. Dit betekent dat het gebruik van de woonruimte afhankelijk is gesteld van de medewerking aan de uitvoering van de begeleidingsovereenkomst. De begeleidingsovereenkomst is daarmee niet op een lijn te stellen met een huurovereenkomst. Het moet er dus voorlopig voor worden gehouden dat [eiseres] geen beroep op huurbescherming toekomt.
4.5.
[eiseres] stelt subsidiair dat de begeleidingsovereenkomst ten onrechte door [gedaagde] is opgezegd. Zij vordert dan ook dat er door [gedaagde] weer uitvoering wordt gegeven aan de begeleidingsovereenkomst, zodat zij ook het daaraan gekoppelde gebruik van de woning op de [locatie 1] kan hervatten. [gedaagde] vordert daar tegenover dat [eiseres] wordt veroordeeld om de woning aan de [locatie 1] te ontruimen.
4.6.
[gedaagde] stelt dat zij de begeleidingsovereenkomst met haar opzeggingsbrief van 26 april 2023 (zie 2.7 ) rechtsgeldig heeft opgezegd, op grond van de algemene voorwaarden. In artikel 27 lid 1 onder d is bepaald dat de begeleidingsovereenkomst eindigt na een eenzijdige opzegging door de zorginstelling met inachtneming van artikel 30. In artikel 30 lid 1 onder b is bepaald dat de zorginstelling gerechtigd is de overeenkomst op te zeggen, indien de cliënt herhaaldelijk diens verantwoordelijkheden uit de overeenkomst niet nakomt, daarop herhaaldelijk is aangesproken maar hij/zij zijn/haar gedrag niet verandert en dat dit heeft geleid tot een zodanige situatie dat het voortduren van de overeenkomst in redelijkheid niet langer van de zorginstelling kan worden gevergd. Volgens [gedaagde] is een dergelijke situatie aan de orde, omdat [eiseres] meerdere waarschuwingen wegens ongewenst gedrag heeft gekregen van [gedaagde] maar zij haar gedrag niet heeft verbeterd.
4.7.
In artikel 30 lid 1 sub d is voorts bepaald dat de zorginstelling gerechtigd is de overeenkomst op te zeggen, indien door toedoen van naasten van de cliënt ernstige spanningen met de zorgverleners ontstaan, waardoor voortzetting van zorgvuldige zorg al dan niet in combinatie met verblijf ernstig wordt bemoeilijkt. Volgens [gedaagde] is ook een dergelijke situatie aan de orde, omdat de vader van [eiseres] een negatieve invloed heeft op haar gedrag, hij regelmatig onaangekondigd bij haar langskomt hetgeen tot onrust leidt bij [eiseres] en hij op 25 april 2023 een zorgmanager van [gedaagde] telefonisch heeft bedreigd.
4.8.
De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat op dit moment onvoldoende aannemelijk is dat [gedaagde] in redelijkheid de begeleidingsovereenkomst met [eiseres] eenzijdig heeft mogen beëindigen. [eiseres] is in september 2022 op de [locatie 1] komen wonen en is in maart 2023 tijdelijk naar ’ [locatie 2] gegaan. In de tussenliggende periode was [eiseres] haar medicatie voor haar persoonlijkheidsstoornis aan het afbouwen wegens bijkomende gezondheidsproblemen. Volgens [eiseres] zijn hierdoor haar klachten destijds verergerd. Desgevraagd heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat [eiseres] desondanks in die periode vanaf september 2022 geen waarschuwingen of time-outs heeft gekregen.
4.9.
Volgens [eiseres] gaat het na de behandeling bij de ggz en met de nieuwe medicatie weer goed met haar. Zij heeft van [gedaagde] alleen nooit de kans gekregen om dit te laten zien, omdat haar de toegang tot haar woning op de [locatie 1] is ontzegd. [gedaagde] weerspreekt dat het met de nieuwe medicatie weer goed gaat met [eiseres] .
4.10.
Gelet op het grote belang dat [eiseres] heeft om terug te keren naar haar vertrouwde woning op de [locatie 1] , is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter voortijdig door [gedaagde] bepaald dat zij daar niet terug mocht keren. Waarom dit na haar behandeling in de ggz instelling in een multidisciplinair overleg is besloten, is de kantonrechter onvoldoende duidelijk geworden. Hoewel [eiseres] zelf aangeeft dat zij voor die behandeling door een turbulente periode is gegaan, heeft zij in de tijd dat zij voorheen op de [locatie 1] woonde geen waarschuwingen of time-outs gekregen van [gedaagde] . Vanaf enig moment is het kennelijk wel minder goed gegaan met [eiseres] en is zij bij ’ [locatie 2] geplaatst. Omdat het vermoeden bestond dat de gedragsproblemen van [eiseres] verband hielden met de afgebouwde medicatie, is zij vervolgens opgenomen bij [locatie 3] , waar zij weer medicatie heeft gekregen. Bij die stand van zaken kan de kantonrechter [eiseres] volgen in haar stelling dat van [gedaagde] had mogen worden verwacht dat zij [eiseres] de kans had gegeven om na haar behandeling door de ggz waarin haar medicatie is bijgesteld terug te keren op de [locatie 1] om te laten zien dat het in haar eigen vertrouwde omgeving weer goed met haar ging.
4.11.
Het gaat op het moment alleen helemaal niet goed met [eiseres] , dat zegt zij zelf ook. Volgens haar komt dit alleen door het feit dat zij zich in de nieuwe tijdelijke setting wanhopig voelt omdat zij niet de juiste begeleiding krijgt en weg is uit haar vertrouwde omgeving. Deze wanhoop heeft volgens haar geleid tot een aantal incidenten en waarschuwingen.
4.12.
Op basis van de stukken in het procesdossier en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken kan de kantonrechter niet vaststellen of de incidenten die zich hebben voorgedaan
nadat[eiseres] de toegang tot haar woning aan de [locatie 1] is ontzegd het gevolg zijn van de nieuwe setting waarin [eiseres] is geplaatst (zoals door [eiseres] wordt gesteld) of dat zij het gevolg zijn van de verergering van haar klachten, óók met de nieuwe medicatie (zoals door [gedaagde] is aangevoerd). Een nader onderzoek naar de oorzaak van de incidenten gaat het kader van het kort geding echter te buiten. Omdat niet kan worden uitgesloten dat de incidenten die zich hebben voorgedaan hun oorzaak (mede) vinden in het feit dat [eiseres] niet in haar vertrouwde omgeving verblijft, zijn naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter de daarvoor gegeven waarschuwingen op dit moment onvoldoende om te kunnen oordelen dat [gedaagde] de begeleidingsovereenkomst terecht heeft beëindigd.
4.13.
[gedaagde] heeft in haar opzeggingsbrief ook het gedrag van de vader van [eiseres] ten grondslag gelegd aan de eenzijdige beëindiging van de begeleidingsovereenkomst. De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat door [gedaagde] onvoldoende is gesteld dat vader het [gedaagde] ernstig bemoeilijkt om zorgvuldige zorg aan [eiseres] te leveren. Dat hij een medewerker van [gedaagde] telefonisch heeft bedreigd is niet weersproken. Dit gedrag is weliswaar zeer ongewenst, maar rechtvaardigt naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter – gelet op de omstandigheden en de maatstaf in artikel 30 lid 1 sub d van de algemene voorwaarden – op dit moment niet de eenzijdige beëindiging van de begeleidingsovereenkomst.
4.14.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voorlopig van oordeel dat [gedaagde] op 26 april 2023 de begeleidingsovereenkomst niet in redelijkheid eenzijdig heeft kunnen beëindigen, zodat het aannemelijk is dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat hieraan op dit moment nog uitvoering moet worden gegeven door [gedaagde] . De gevorderde voorlopige maatregel in conventie onder 2. wordt daarom toegewezen, maar niet zoals die is gevorderd. [eiseres] vordert namelijk dat [gedaagde] de begeleidingsovereenkomst moet blijven uitvoeren
totdat in een bodemprocedure is bevestigd dat de overeenkomst kan worden beëindigd of totdat de begeleiding van [eiseres] op verantwoorde wijze kan worden overgedragen aan een andere zorginstelling. Als dat op die manier zou worden toegewezen zouden de opzegmogelijkheden van [gedaagde] worden beperkt ten opzichte van hetgeen partijen in de begeleidingsovereenkomst hebben afgesproken. De voorzieningenrechter kan op dit moment alleen oordelen dat onvoldoende aannemelijk is dat de opzegging van 26 april 2023 in een bodemprocedure stand zal houden. Het is echter denkbaar dat er (nadat [eiseres] weer op de [locatie 1] gaat wonen) een nieuwe situatie ontstaat die binnen de grenzen van de overeenkomst tussen partijen een beroep van [gedaagde] op de beëindiging van de overeenkomst rechtvaardigen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als het gedrag van [eiseres] – ook als zij weer op de [locatie 1] woont – aanleiding geeft voor waarschuwingen en eventueel beëindiging van de begeleidingsovereenkomst. De voorzieningenrechter kan niet nu al oordelen dat [gedaagde] in dat geval beperkter is in haar opzegmogelijkheden dan in de overeenkomst is afgesproken. Het onder 2. gevorderde wordt daarom toegewezen als hierna vermeld.
4.15.
Omdat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter door [gedaagde] nog uitvoering moet worden gegeven aan de begeleidingsovereenkomst, heeft [eiseres] ook recht op het daarvan afhankelijke gebruik van de woning op de [locatie 1] [nummer/letter] in [plaats 2] . De gevorderde voorlopige maatregel in conventie onder 1. wordt daarom toegewezen en de gevorderde voorlopige maatregel in reconventie wordt afgewezen. De gevorderde dwangsom in conventie wordt ook afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] niet aan een bevel van de kantonrechter zal voldoen. In haar brief van 24 april 2023 heeft haar gemachtigde immers ook geschreven dat [gedaagde] niet kan toestaan dat [eiseres] terugkeert naar haar woning, tenzij de kort geding rechter haar daartoe zou verplichten.
4.16.
Een belangenafweging maakt niet dat de kantonrechter tot een ander oordeel komt. Het belang van [eiseres] , dat is gelegen in het terugkeren in haar woning op de [locatie 1] en het voorkomen van plaatsing op een wachtlijst bij en andere zorginstelling, weegt naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter op tegen het belang van [gedaagde] , dat is gelegen in het voorkomen van nieuwe overlast op de [locatie 1] (voor zover dat in dit kort geding is komen vast te staan) en het op korte termijn kunnen toewijzen van de woning aan een andere cliënt met een zorgvraag.
4.17.
[eiseres] vordert de door haar gevorderde voorlopige maatregelen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat zij het vonnis direct kan (laten) uitvoeren, als [gedaagde] niet aan het vonnis voldoet. [gedaagde] kan dus niet wachten met voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als zij hoger beroep heeft ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist. Het uitgangspunt is dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als de belangen van [gedaagde] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten zwaarder wegen dan de belangen van [eiseres] om direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis. De belangen die hierbij worden meegewogen, zijn hiervoor onder 4.16 genoemd. De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval de belangen van [eiseres] zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde] . Daarom zal het vonnis volgens het uitgangspunt uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.18.
De kantonrechter merkt nog op dat partijen het er over eens zijn dat het niet in het belang van [eiseres] is dat zij steeds van locatie moet wisselen. Dit komt haar gezondheid niet ten goede. De beslissingen die door de kantonrechter hieronder worden genomen, brengen ook weer met zich dat [eiseres] van locatie de [locatie 4] moet verhuizen naar locatie de [locatie 1] . Als mocht blijken dat het gedrag van [eiseres] toch niet verbetert op het moment dat zij in haar vertrouwde omgeving zit, heeft dit volgens het protocol van [gedaagde] mogelijk tot gevolg dat zij na een waarschuwing een time-out op een andere locatie krijgt en dus weer van locatie moet wisselen. De vraag is of dit gezondheidsrisico moet worden genomen, mede gelet op het feit dat tijdens de mondelinge behandeling is gesproken over de nieuwe diagnostisering die zal plaatsvinden. [eiseres] is opgeroepen voor een onderzoek op 6 juni 2023. [gedaagde] heeft aangegeven dat door de behandelaar van [eiseres] is toegezegd dat op korte termijn de uitslag bekend zal worden. Een nieuw indicatiebesluit opent mogelijk deuren naar een locatie die mogelijk passender is voor de zorgvraag die [eiseres] heeft. Omdat beide partijen het beste voor hebben met [eiseres] , is het zaak dat zij met elkaar in gesprek blijven en zich gezamenlijk blijven inzetten om de meest passende zorg en woonruimte voor [eiseres] te regelen.
4.19.
[gedaagde] heeft in conventie en in reconventie (grotendeels) ongelijk gekregen. Zij wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Dit betekent dat zij haar eigen proceskosten moet dragen en dat zij de proceskosten van [eiseres] moet betalen. De kosten van [eiseres] , die procedeert met een toevoeging, worden tot op heden begroot op:
  • salaris gemachtigde: € 793,00 (vast tarief kort geding)
  • griffierecht: € 86,00
Totaal: € 879,00

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
5.1.
beveelt [gedaagde] de door [eiseres] bewoonde woning aan de [locatie 1] [nummer/letter] in [plaats 2] , binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan [eiseres] ter beschikking te stellen, met daarbij het ongehinderde gebruik van alle voorzieningen van de woning en daarbij de sleutels aan [eiseres] te overhandigen;
5.2.
beveelt [gedaagde] om de begeleidingsovereenkomst te blijven uitvoeren;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie
5.4.
wijst de vordering af;
In conventie en in reconventie
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten; zij moet de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 879,00 aan [eiseres] betalen, waaronder begrepen een bedrag van € 793,00 aan salaris gemachtigde;
5.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.