In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Bo-Ex '91 (hierna: Bo-Ex) en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De procedure betreft een vordering van Bo-Ex tot betaling van servicekosten over het jaar 2020, die door de huurder betwist worden. De huurovereenkomst bevatte bepalingen over servicekosten, waaronder een voorschot voor glasverzekering en rioolontstopping. De huurder heeft de afrekening van de servicekosten betwist en een verzoek ingediend bij de Huurcommissie, die heeft geoordeeld dat de servicekosten over 2020 vastgesteld moeten worden op € 146,69. Bo-Ex was het niet eens met deze uitspraak en heeft de huurder gedagvaard.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat Bo-Ex servicekosten in rekening heeft gebracht voor schoonmaakkosten, stroomverbruik en tuinonderhoud. De huurder heeft echter aangevoerd dat de afrekening niet voldoet aan de wettelijke eisen, omdat de wijze van berekening van de kosten niet duidelijk is en er geen inzicht is gegeven in de kosten voor glasverzekering en rioolontstopping. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de afrekening inderdaad niet voldoet aan de eisen van artikel 7:259 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, omdat Bo-Ex niet heeft aangetoond dat er kosten zijn gemaakt voor de glasverzekering en het ontstoppen van het riool.
De kantonrechter heeft Bo-Ex veroordeeld tot terugbetaling van de teveel betaalde voorschotten voor glasverzekering en rioolontstopping, alsook de administratiekosten over de kosten voor het vervangen van lampen. De totale betalingsverplichting van de huurder voor de servicekosten over 2020 is vastgesteld op € 448,58. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van transparantie en naleving van wettelijke eisen bij de afrekening van servicekosten door verhuurders.