ECLI:NL:RBMNE:2023:3509

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
UTR 23/2343
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak omtrent ontslag van politieambtenaar

Op 11 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een politieambtenaar, een voorlopige voorziening vroeg om het ontslagbesluit van haar werkgever, de korpschef van politie, te schorsen. Verzoekster was in dienst getreden op 7 oktober 2019 en had een voorwaardelijk strafontslag opgelegd gekregen op 16 januari 2023, omdat zij een verslag had ingeleverd dat voor een groot gedeelte was overgenomen van een ander. Dit leidde tot een onderzoek en uiteindelijk tot het primaire ontslagbesluit van 15 mei 2023, waartegen verzoekster bezwaar had gemaakt.

Tijdens de zitting op 11 juli 2023 heeft verzoekster haar verzoek om een voorlopige voorziening toegelicht, waarbij zij stelde dat zij in financiële problemen verkeerde en het laatste examen voor het zomerreces dreigde te missen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekster niet voldoende spoedeisend belang had aangetoond. De financiële gegevens die zij had overgelegd, toonden geen acute noodsituatie aan, en de wens om een examen af te leggen werd niet als spoedeisend beschouwd, aangezien er meerdere mogelijkheden zijn om het examen af te leggen.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was. Er was geen duidelijke indicatie dat het ontslagbesluit niet in stand zou blijven in een eventuele bodemprocedure. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2343
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juli 2023 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. H. Sala),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Hoogerhuis-Wessels).

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 juli 2023 op zitting behandeld. Verzoekster heeft via een beeldverbinding deelgenomen en haar gemachtigde was fysiek aanwezig. Ook waren namens verweerder zijn gemachtigde en mevrouw [A] fysiek aanwezig.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Inleiding

1. Verzoekster is op 7 oktober 2019 in dienst getreden bij verweerder in de rang van aspirant van politie. In deze functie is het werk gecombineerd met een opleiding.
2. Op 9 oktober 2022 heeft verzoekster een verslag ingeleverd voor haar portfolio. Verweerder is er achter gekomen dat dit verslag voor een groot gedeelte één op één is overgenomen van een verslag van iemand anders. Hiervan is melding gemaakt bij de Examencommissie BPO van de Politieacademie en er heeft een lijnonderzoek plaatsgevonden.
3. Begin januari 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen verzoekster en de heer [B] , teamchef van het basisteam [locatie] . Dit gesprek ging over een eventuele ruil van werklocatie tussen verzoekster en een klasgenoot. Ook is ter sprake gekomen dat er op dat moment een onderzoek liep naar verzoekster.
4. Met het besluit van 16 januari 2023 heeft verweerder aan verzoekster een voorwaardelijk strafontslag opgelegd met een proeftijd van drie jaar. [1] Hieraan is ten grondslag gelegd dat verzoekster een nagenoeg volledig gekopieerd verslag in haar portfolio heeft opgenomen en op verschillende momenten niet open en transparant heeft verklaard, of zelfs leugenachtig. Verzoekster heeft hiertegen geen rechtsmiddel ingesteld.
5. Vervolgens heeft teamchef de heer [B] op 1 februari 2023 een e-mail verzonden over het gesprek dat hij begin januari met verzoekster had. Hij schrijft onder meer dat verzoekster heeft meegedeeld dat zij liever niet op het onderzoek wilde ingaan en dat zij volledig was vrijgepleit. Verzoekster heeft een andere visie op wat precies besproken is en betwist dat zij heeft gezegd dat ze was vrijgepleit.
6. Daarna hebben op 8 februari 2023 en 23 februari 2023 gesprekken met verzoekster plaatsgevonden over de gebeurtenissen en ontstane situatie.
7. Met de brief van 24 maart 2023 [2] heeft verweerder het voornemen aan verzoekster kenbaar gemaakt om over te gaan tot ontslag. Op 15 april 2023 heeft verzoekster een zienswijze ingediend met haar kant van het verhaal.
8. Met het primaire besluit (hierna: het bestreden besluit) van 15 mei 2023 heeft verweerder aan verzoekster primair strafontslag [3] opgelegd en subsidiair ontslag wegens ongeschiktheid voor de dienst. [4] De reden hiervoor is in essentie dat verzoekster volgens verweerder op diverse momenten niet transparant, open en zelfs leugenachtig heeft verklaard en hiermee niet integer heeft gehandeld. Ter zitting is verduidelijkt dat het ontslag niet gebaseerd is op het overtreden van de voorwaarden van het eerder gegeven voorwaardelijk strafontslag. Hiertegen heeft verzoekster bezwaar gemaakt.

Het verzoek (in essentie)

9. Hangende het bezwaar heeft verzoekster gevraagd een voorlopige voorziening te treffen, die inhoudt dat het bestreden besluit wordt geschorst en het loon wordt doorbetaald. Met een schorsing van het bestreden besluit is verzoekster ook in staat alsnog examen af te leggen. Verzoekster heeft naar voren gebracht dat sprake is van een spoedeisend belang en dat het bestreden besluit volgens haar in bezwaar geen stand kan houden.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

10. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. [5]
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
11. Verzoekster stelt dat zij een spoedeisend belang heeft, omdat zij in financiële problemen dreigt te komen en het laatste examen voor het zomerreces dreigt te missen. Ter onderbouwing heeft zij bankafschriften overgelegd onder meer van een spaarrekening waar op 14 juni 2023 een bedrag van € 572,06 op stond en van een betaalrekening waar op 14 juni 2023 een bedrag op stond van € 7.754,26. Een week na indiening van het verzoek om een voorlopige voorziening had verzoekster in totaal dus een positief saldo van € 8.326,32.
12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de door verzoekster overgelegde financiële gegevens niet blijkt van een zodanige financiële noodsituatie dat er hangende bezwaar nu een voorziening moet worden getroffen. Niet is gebleken van schulden of achterstanden in betalingen. Hierbij is verder van belang dat niet gebleken is van woonlasten in de vorm van huur of hypotheek. Verzoekster heeft op de zitting verteld dat ze bij haar ouders inwoont. Ook de wens een examen af te leggen brengt geen spoedeisend belang mee. Verweerder heeft op de zitting verduidelijkt dat tenminste vier keer in het jaar de mogelijkheid bestaat het examen af te leggen. Vanwege deze uitleg is niet gebleken van onomkeerbare gevolgen.
Is het bestreden besluit evident onrechtmatig?
13. In een situatie zoals deze, dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft, kan de gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit ‘evident onrechtmatig’ is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven.
14. De voorzieningenrechter overweegt dat het in deze zaak niet gaat om een situatie waarin al gelijk duidelijk is dat het bestreden besluit geen stand zal houden. Het staat dus niet op voorhand vast dat het bezwaar zal slagen. Het gaat hierbij niet alleen om het primair opgelegde strafontslag, maar ook het subsidiair opgelegde ontslag wegens ongeschiktheid voor de dienst. Verzoekster heeft bezwaren naar voren gebracht en verweerder zal hierop moeten reageren in een beslissing op bezwaar. Er is ook niet gebleken van dusdanige zwaarwegende belangen dat toch een voorziening moet worden getroffen.

Conclusie en gevolgen

15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
16. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2023 door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 77, eerste lid, onder j, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en artikel 78 van het Barp.
2.Uitgereikt op 3 april 2023.
3.Op grond van artikel 77, eerste lid, onder j, van het Barp.
4.Op grond van artikel 89, vierde lid, onder a, van het Barp.
5.Als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).