ECLI:NL:RBMNE:2023:3504

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
UTR 23/553
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening uitwonendenbeurs en terugvordering studiefinanciering met boete opgelegd aan eiseres

In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de herziening van haar uitwonendenbeurs, de terugvordering van teveel ontvangen studiefinanciering en de aan haar opgelegde boete. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had op 21 december 2022 besloten om de uitwonendenbeurs van eiseres te herzien, omdat zij volgens de minister niet op het door haar opgegeven adres woonde. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de minister bleef bij zijn besluit. De rechtbank heeft op 15 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigden van de minister aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de minister terecht de uitwonendenbeurs heeft herzien en de teveel ontvangen studiefinanciering heeft teruggevorderd. Eiseres had vanaf december 2021 geen recht op studiefinanciering voor een uitwonende en moet de teveel ontvangen bedragen terugbetalen, evenals de opgelegde boete van € 334,07. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende bewijs heeft geleverd dat eiseres niet op het opgegeven adres woonde, onderbouwd door een controle die op 25 februari 2022 heeft plaatsgevonden. De rechtbank wijst erop dat eiseres onvoldoende tegenbewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij wel op het adres woonde.

Daarnaast constateert de rechtbank dat er een motiveringsgebrek is in het besluit op bezwaar van de minister, omdat er geen verslag is gemaakt van de hoorzitting. Echter, dit gebrek wordt gepasseerd omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij op het opgegeven adres woonde. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,- en bepaalt dat de minister het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoedt. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. A.A.M. Elzakkers, in aanwezigheid van griffier mr. M.L. Bressers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/553
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.A. van Ham),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

(gemachtigden: mr. H. Bouhuys en mr. M.M. Remmelts).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herziening van haar uitwonendenbeurs, de terugvordering van teveel ontvangen studiefinanciering en de aan haar opgelegde boete.
Met het bestreden besluit van 21 december 2022 op het bezwaar van eiseres is de minister bij deze besluiten gebleven.

De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 15 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de minister.
Na afloop van de behandeling van de zaak op zitting heeft de rechtbank onmiddellijk op zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-;
  • bepaalt dat de minister het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoedt.

Beoordeling door de rechtbank

De minister heeft de studiefinanciering van eiseres over de periode van 1 december 2021 tot en met april 2022 herzien van de norm van een uitwonende studerende naar de norm van een thuiswonende studerende. Verder vordert de minister een bedrag van € 1.115,55 aan teveel ontvangen studiefinanciering over deze periode van haar terug. Tot slot heeft de minister een boete opgelegd van € 334,07. Dit heeft hij gedaan, omdat bij een controle is gebleken dat eiseres feitelijk niet woonde op het adres [adres 1] in [woonplaats], waarop zij sinds 28 november 2021 bij de gemeente staat ingeschreven.
Om de uitwonendenbeurs te kunnen herzien en terug te vorderen, is het eerst aan de minister om aannemelijk te maken dat eiseres niet woont op het door haar opgegeven adres. Om een boete te kunnen opleggen, moet de minister dit aantonen. De minister heeft daarvoor een controle uit laten voeren op 25 februari 2022. Het rapport dat daarvan is opgemaakt is duidelijk en op grond daarvan kon de minister concluderen dat eiseres niet op het adres [adres 2] woonde. Twee slaapkamers in de woning (waaronder de slaapkamer van eiseres) waren helemaal leeg en onbewoond en er zijn in de woning geen spullen aangetroffen die naar eiseres persoonlijk te herleiden zijn: geen post, administratie, studiemateriaal, kleding of persoonlijke verzorgingsspullen. Er lagen wel in de derde kamer van de zus van eiseres enkele spullen (twee op elkaar gestapelde matrassen, een paar sjaaltjes, pyjama’s en enkele verzorgingsartikelen), maar die zijn niet herleidbaar naar eiseres. Als iemand ergens woont, mag meer worden verwacht. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat het onderzoek door de controleurs onzorgvuldig of vooringenomen is geweest. De minister mag onaangekondigd een huisbezoek doen en beoordeelt dan de feitelijke situatie van dat moment. Als de hoofdbewoner op dat moment niet aanwezig is, betekent dat niet dat er geen huisbezoek kan plaatsvinden. De broer/medebewoner van eiseres heeft de controleurs toestemming gegeven om binnen te komen en heeft de toestemmingsverklaring ook getekend. Dat is voldoende. Het is bovendien niet onzorgvuldig dat de broer en zus van eiseres niet zijn gehoord.
Het is vervolgens in het kader van de herziening en de terugvordering aan eiseres om met tegenbewijs te komen dat zodanig overtuigend is dat het de conclusie rechtvaardigt dat zij wel in de periode voor de controle op het aangegeven adres woonde. Bij een boete is het voldoende dat redelijke twijfel wordt gewekt waardoor het vermoeden dat eiseres niet op het adres woonde, wordt ontzenuwd. Dit heeft eiseres onvoldoende gedaan. De verklaringen van haarzelf, haar broer en zus zijn – gelet op de feitelijke situatie die de controleurs aantroffen – niet genoeg. Dat geldt ook voor de gestelde bewijzen van huurbetaling en de overgelegde foto’s; daarmee laat eiseres niet zien dat zij daar in die periode wel woonde. Van de foto’s kan niet worden vastgesteld dat deze zijn gemaakt voor het huisbezoek en van de betaalbewijzen kan niet worden vastgesteld waar deze op zien en waarvoor wordt betaald.
Alles bij elkaar betekent dit dat de minister de uitwonendenbeurs terecht heeft herzien, de ten onrechte verstrekte studiefinanciering heeft mogen terugvorderen en ook terecht een boete heeft opgelegd.
In het beroepschrift heeft eiseres nog aangevoerd dat er geen volledige heroverweging heeft plaatsgevonden in bezwaar. Op zitting heeft eiseres verduidelijkt dat het haar erom gaat dat de minister in het besluit op bezwaar ten onrechte niet is ingegaan op wat zij tijdens de hoorzitting heeft gezegd over de foto’s die de controleurs hebben gemaakt. De rechtbank ziet hierover inderdaad niets staan in het besluit op bezwaar. Verder stelt de rechtbank vast dat er geen verslag is opgemaakt van de hoorzitting. De rechtbank kan daarom niet controleren wat er op de hoorzitting is gezegd. Dit komt voor risico van de minister, omdat hij heeft nagelaten een verslag op te maken. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat er over de foto’s is gesproken op de hoorzitting. Omdat de minister hier niet op in is gegaan in het besluit op bezwaar, kleeft er een motiveringsgebrek aan dit besluit. De rechtbank ziet echter reden om dit gebrek te passeren met artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat eiseres met wat zij op de zitting van de rechtbank heeft gezegd over de foto’s niet alsnog heeft bewezen dat ze wel op het opgegeven adres woonde. Van de foto’s kan namelijk – zoals gezegd – niet worden vastgesteld dat ze zijn gemaakt voor het huisbezoek.
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de besluiten in stand blijven. Eiseres heeft vanaf december 2021 geen recht op studiefinanciering voor een uitwonende en zij moet de teveel ontvangen studiefinanciering terugbetalen. Ook moet zij de aan haar opgelegde boete betalen.
7. Gelet op wat is overwogen onder 5. ziet de rechtbank aanleiding om de minister te veroordelen in de proceskosten van eiseres in beroep. Deze proceskosten stelt de rechtbank vast op € 1.674,- voor verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
8. Ook ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat de minister het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.
9. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2023 door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
griffier
De rechter is verhinderd dit proces-verbaal te ondertekenen.
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.