In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de herziening van haar uitwonendenbeurs, de terugvordering van teveel ontvangen studiefinanciering en de aan haar opgelegde boete. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had op 21 december 2022 besloten om de uitwonendenbeurs van eiseres te herzien, omdat zij volgens de minister niet op het door haar opgegeven adres woonde. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de minister bleef bij zijn besluit. De rechtbank heeft op 15 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigden van de minister aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de minister terecht de uitwonendenbeurs heeft herzien en de teveel ontvangen studiefinanciering heeft teruggevorderd. Eiseres had vanaf december 2021 geen recht op studiefinanciering voor een uitwonende en moet de teveel ontvangen bedragen terugbetalen, evenals de opgelegde boete van € 334,07. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende bewijs heeft geleverd dat eiseres niet op het opgegeven adres woonde, onderbouwd door een controle die op 25 februari 2022 heeft plaatsgevonden. De rechtbank wijst erop dat eiseres onvoldoende tegenbewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij wel op het adres woonde.
Daarnaast constateert de rechtbank dat er een motiveringsgebrek is in het besluit op bezwaar van de minister, omdat er geen verslag is gemaakt van de hoorzitting. Echter, dit gebrek wordt gepasseerd omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij op het opgegeven adres woonde. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,- en bepaalt dat de minister het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoedt. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. A.A.M. Elzakkers, in aanwezigheid van griffier mr. M.L. Bressers.