ECLI:NL:RBMNE:2023:3501

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
558989 HA RK 23-130
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 10 juli 2023 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker, wonend in Zweden. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. D.C.P.M. Straver, de behandelend rechter in de hoofdzaak met zaaknummer 10069784 AE VERZ 22-35. De verzoeker stelde dat het dossier in de hoofdzaak onvolledig was en dat de VvE en haar advocaat informatie achterhielden. Hij meende dat de afwijzing van zijn verzoek tot aanhouding van de mondelinge behandeling een schijn van vooringenomenheid van de rechter met zich meebracht.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de behandeling niet aan te houden een procesbeslissing is en dat een negatieve procesbeslissing op zich geen grond voor wraking oplevert. De rechter had in haar schriftelijke reactie aangegeven dat de stelling van verzoeker over het onvolledige dossier door de wederpartij werd betwist en dat dit tijdens de mondelinge behandeling besproken zou worden.

De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en wees erop dat verzoeker in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend, wat leidde tot de beslissing om een volgend verzoek niet in behandeling te nemen. De kamer benadrukte dat het belangrijk is om misbruik van het wrakingsmiddel te voorkomen en dat de procedure met zaaknummer 10069784 AE VERZ 22-35 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 558989 HA RK 23-130
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
10 juli 2023
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonend in Zweden,
(verder te noemen verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek, binnengekomen per e-mail van 27 juni 2023;
- de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van 4 juli 2023;
- een toelichting van verzoeker op het wrakingsverzoek van 5 juli 2023;
- een nadere toelichting van verzoeker op het wrakingsverzoek van 6 juli 2023;
- een reactie van mr. Y.H. van Ballegooijen, gemachtigde van de wederpartij in de hoofdzaak ( [VvE] , hierna: VvE).
1.2.
Op 7 juli 2023 stond een (digitale) mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek gepland. Maar omdat zowel verzoeker als de rechter hebben aangegeven niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te kunnen zijn, is de mondelinge behandeling niet doorgegaan. De meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer) geeft onderstaande beslissing op basis van de thans beschikbare stukken.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. D.C.P.M. Straver als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer 10069784 AE VERZ 22-35 (hierna te noemen: de hoofdzaak).
2.2.
Verzoeker heeft het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Volgens verzoeker is het dossier in de hoofdzaak onvolledig. De VvE en de advocaat van de VvE houden in de hoofdzaak bewust informatie achter en verzoeker beschikt niet over middelen om deze informatie boven tafel te krijgen. Om die reden heeft hij een verzoek ingediend tot aanhouding van de mondelinge behandeling in de hoofdzaak. Door het aanhoudingsverzoek af te wijzen heeft de rechter niet opgetreden tegen de handelswijze en het machtsmisbruik door de VvE en de advocaat. Dit maakt dat er sprake is van schijn van vooringenomenheid van de rechter, aldus verzoeker.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De beslissing van de rechter om de behandeling van een zaak al dan niet aan te houden, is een procesbeslissing. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek uitgelegd dat de stelling van verzoeker dat het dossier onvolledig is, wordt betwist door de wederpartij in de hoofdzaak en dat dit op de mondelinge behandeling zal worden besproken.
3.4.
Volgens vaste rechtspraak levert een als negatief ervaren procesbeslissing geen grond op voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen, ook niet als deze beslissing zonder motivering is genomen. Dit houdt verband met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen: een wrakingsverzoek is geen verkapt rechtsmiddel. Alleen als de motivering van die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden.
3.5.
Het wrakingsverzoek is gericht tegen de weigering om de mondelinge behandeling aan te houden. Gelet op de hiervoor genoemde maatstaf kan het wrakingsverzoek niet slagen. Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat uit de reactie van de rechter op het wrakingsverzoek blijkt dat de rechter juist de mogelijkheid heeft opengehouden om de stelling van verzoeker, dat er sprake is van een onvolledig dossier, tijdens de mondelinge behandeling te bespreken en op basis van de daar gekregen informatie een beslissing te nemen.
3.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.
Wrakingsverbod
3.7.
De wrakingskamer behandelt inmiddels het derde wrakingsverzoek van verzoeker, waarbij verzoeker bij één van de verzoeken tot driemaal toe de behandelend wrakingskamer heeft gewraakt. De verzoeken zijn weliswaar ingediend in verschillende procedures, maar de wrakingskamer leidt uit de correspondentie van verzoeker af dat hij weinig vertrouwen meer heeft in de rechtspraak. Een volgend wrakingsverzoek acht de wrakingskamer dan ook niet uitgesloten. De wrakingskamer ziet hierin dan ook aanleiding toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Rv. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met zaaknummer 10069784 AE VERZ 22-35, zal niet in behandeling worden genomen. De reden hiervan is dat in het belang van de voortgang van deze procedure voorkomen moet worden dat verzoeker door een hernieuwd wrakingsverzoek misbruik maakt van het wrakingsmiddel.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team Kanton, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 10069784 AE VERZ 22-35 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
4.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met het zaaknummer 10069784 AE VERZ 22-35 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. A.F. Hermans en mr. C.P. Lunter als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2023.
de griffier is buiten staat de voorzitter
deze beslissing te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.