ECLI:NL:RBMNE:2023:3489

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
UTR 22/1603
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omgevingsvergunning voor zorgvilla naast veehouderij met motiveringsgebreken en overschrijding uitspraaktermijn

In deze zaak hebben eisers, eigenaren van percelen in [plaats], beroep ingesteld tegen de omgevingsvergunning die is verleend voor de bouw van een zorgvilla met 26 appartementen naast hun veehouderij. De rechtbank heeft op 13 juli 2023 uitspraak gedaan. De eisers vrezen dat de zorgvilla negatieve gevolgen heeft voor hun bedrijfsvoering en dat het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren niet heeft aangetoond dat er een goed woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners zal zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning niet deugdelijk is gemotiveerd en in strijd is met de rechtszekerheid. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft onderbouwd waarom de zorgvilla, ondanks het niet aanhouden van de minimale afstanden tot geurgevoelige objecten, toch een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan garanderen. De rechtbank heeft de omgevingsvergunning vernietigd en het college opgedragen om binnen 8 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het college het griffierecht en de proceskosten van eisers moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4603

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser 1] ., [eiser 2] en [eiser 3] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. S.W. Derksen)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren,verweerder
(gemachtigden: mr. A. van Dekken en K.G. Vrielink).
Verder neemt als partij aan de zaak deel:
Claris Zorgvilla’s Nederland B.V.,
(gemachtigde: mr. H. Koolen).
Partijen worden in deze uitspraak eisers, het college en vergunninghouder genoemd.

Inleiding

1. Eisers zijn eigenaar van een aantal percelen aan de [adres 1] in
[plaats] . Op deze percelen exploiteren zij een rundvee- en paardenhouderij en eiser [eiser 3] is eigenaar van de bedrijfswoning. Naast de bedrijfswoning zijn er ook een rundveestal, een paardenstal inclusief opslagruimte, een paddock/longeerplaats, een buitenrijbaan, een werkplaats en een opslagplaats voor vaste mest.
2. Vergunninghouder heeft vanaf 2018 plannen ontwikkeld voor een nieuwe bestemming
van het voormalige [gebouw] naast de percelen van eisers. Het college heeft op 12 juli 2022 een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het realiseren van een zorgvilla met 26 appartementen en bijbehorende functies (hierna aangeduid als de zorgvilla). Het monumentale hoofdgebouw wordt daarbij gehandhaafd, maar de aanbouwen aan de zij- en achterkant worden gesloopt en vervangen door nieuwbouw. De omgevingsvergunning is verleend op aanvraag van vergunninghouder, nadat daarover eerst een ontwerp-besluit is genomen waarop eisers een zienswijze hebben gegeven.
3. Eisers zijn het niet eens met de verleende omgevingsvergunning. Zij vrezen dat het
realiseren van de zorgvilla negatieve gevolgen heeft voor hun bedrijf(svoering) en hun toekomstplannen en zij vinden dat het college niet heeft aangetoond dat bij de zorgvilla sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners. Zij hebben daarom beroep ingesteld bij de rechtbank.
4. De rechtbank heeft het beroep op 26 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben
deelgenomen: de gemachtigde van eisers samen met [A] ( [bedrijf 1] ), de gemachtigden van het college, en de gemachtigde van vergunninghouder samen met
[B] (huisvesting) en [C] ( [bedrijf 2] ).

Beoordeling door de rechtbank

Crisis- en herstelwet
5. Op deze zaak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. [1] Dat heeft onder meer tot
gevolg dat de rechtbank binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn uitspraak had moeten doen. Dat is in deze zaak niet gelukt en de rechtbank betreurt dat. De rechtbank onderkent de aan de Crisis- en herstelwet ten grondslag liggende wens van de wetgever om tot een versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten te komen, maar de rechtbank heeft te maken met een toenemende complexiteit van omgevingsrechtelijke zaken die aan haar worden voorgelegd. Dit heeft gevolgen voor de doorlooptijden van dit soort zaken in het algemeen, waardoor ook de kortere uitspraaktermijn uit de Crisis- en herstelwet vaak niet kan worden gehaald.
Samenvatting
6. De rechtbank oordeelt dat het college het bestreden besluit om de omgevingsvergunning
te verlenen niet deugdelijk heeft gemotiveerd en in strijd is met de rechtszekerheid. Het bestreden besluit wordt daarom vernietigd. Dat betekent dat vergunninghouder niet meer beschikt over een omgevingsvergunning en het college een nieuw besluit moet nemen op de aanvraag.
7. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel
heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
Omvang van het geding
8. Eisers hebben op de zitting hun beroepsgrond over het bij de vergunning ontbreken
van het rapport Akoestisch onderzoek industrielawaai [adres 2] van
15 maart 2022, ingetrokken. Hun beroepsgronden over het ontbreken van een goede ruimtelijke ordening, waaronder een goed woon- en leefklimaat bij de zorgvilla, hebben zij gehandhaafd. Eisers gaan daarbij specifiek in op de aspecten geluid en geur.
Toetsingskader
9. Partijen zijn het erover eens dat de ontwikkelplannen voor de zorgvilla in strijd zijn met
het geldende bestemmingsplan [plaats] landelijk gebied noordoost - 2012. Het college heeft bij zijn besluitvorming over aanvragen die in strijd zijn met het bestemmingsplan beleidsruimte. Als het college van mening is dat de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, kan hij ervoor kiezen om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan te gebruiken. De rechtbank toetst of het college met de motivering van zijn besluit bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
10. Ten aanzien van de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat in een geval als dit,
beoogt de norm van een goede ruimtelijke ordening zowel de belangen van de (toekomstige) omwonenden bij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat als de belangen van agrarische bedrijven bij een ongehinderde bedrijfsuitoefening te waarborgen. Degene die een agrarisch bedrijf voert kan, omdat hij geconfronteerd kan worden met klachten van de bewoners van woningen over de gevolgen van zijn bedrijf, aanvoeren dat bij die woningen geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Dat geldt ook voor de bij die woningen behorende tuin(en). Dit volgt uit vaste rechtspraak. [2]
Geur: standpunten van partijen
11. Het college heeft zich bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebaseerd op
het door [C] uitgebrachte rapport “Aanvullend milieuonderzoek: Geurhinder en veehouderijen” van 9 april 2021 en de “Reactie op zienswijze ontwerpbesluit omgevingsvergunning [adres 2] te [plaats] - aspect geur” van 10 maart 2022. De bedrijfsvoering van eisers wordt volgens het college niet belemmerd omdat het [gebouw] al een geurgevoelig object was, waardoor het bedrijf al beperkt werd. De zorgvilla komt zelfs iets verder weg van de huidige bebouwing en/of bedrijfsmatige activiteiten te liggen. Het college wijst er verder op dat het geurgevoelige [gebouw] positief bestemd is in het bestemmingsplan ondanks dat het binnen de in acht te nemen geurafstanden lag en dat voor het bedrijf van eisers in 2007 een milieuvergunning is verleend. Om die reden moet ervan worden uitgegaan dat er, ondanks de te korte afstand, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, ook voor de zorgvilla. Het college wijst ook op de voorschriften in de vroegere milieuvergunning van het bedrijf over het sluiten van de deuren van de stallen en over het verwijderen van vaste mest. Bovendien is sprake van een kleinschalige veehouderij omdat minder dan 50 stuks vleesvee zijn toegestaan en geen paarden voor productiedoeleinden worden gebruikt.
12. Eisers voeren aan dat het college onvoldoende heeft getoetst of bij de zorgvilla ten
aanzien van het aspect geur sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat en of de bedrijfsactiviteiten van eisers niet beperkt zullen worden door de komst van de zorgvilla’s. Het college is niet uitgegaan van de representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden voor hun bedrijf en heeft ten onrechte geen onderzoek uitgevoerd naar de geurbelasting binnen het plangebied. Eisers vinden het advies van [C] gebrekkig omdat daarin niet alle bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen, de gehanteerde achtergrond- en voorgrondbelasting niet kloppen en er wordt uitgegaan van verschillende (richt)afstanden. [C] heeft bovendien geen feitelijke metingen verricht en heeft in de berekeningen geen rekening gehouden met de deuren in de stal en de ventilatieruimte tussen de dakplaten en de ramen
Geur: bedrijfsvoering van eisers
13. Een geurgevoelig object is een gebouw dat is bestemd voor en geschikt om te worden
gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf. Het gebouw moet hiervoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze worden gebruikt. [3] De locatie van de toekomstige zorgvilla heeft nu de bestemming maatschappelijk-2, met de specifieke aanduiding een [gebouw] . Deze functie is geschikt voor menselijk verblijf en een [gebouw] wordt, net als een kantoorgebouw, permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze gebruikt. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft vastgesteld dat het planologisch toegestane [gebouw] al een geurgevoelig object is en daarom al maatgevend is voor de bedrijfsvoering van eisers. In zoverre levert de zorgvilla als nieuw geurgevoelig object geen (extra) beperking op voor de bestaande bedrijfsvoering en de uitbreidingsmogelijkheden van eisers. De beroepsgrond slaagt op dit onderdeel niet.
Geur: woon- en leefklimaat
14. Als tussen de inrichting en een geurgevoelig object de in het Activiteitenbesluit
milieubeheer of de Wet geurhinder en veehouderij (Wgh) genoemde afstand wordt aangehouden, mag in beginsel worden aangenomen dat bij het geurgevoelig object een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Als tussen de inrichting en een geurgevoelig object niet de in het Activiteitenbesluit genoemde afstand wordt aangehouden, mag dit niet zonder meer worden aangenomen. In dat geval moet het bevoegd gezag motiveren waarom ter plaatse van het geurgevoelig object toch een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Dit volgt uit vaste rechtspraak. [4]
15. Tussen partijen is niet in geschil dat de zorgvilla niet voldoet aan de minimale afstand
tot de geurgevoelige objecten zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit en de Wgh. [5] Als in dat geval wél de relevante richtafstand uit de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) wordt aangehouden, hoeft het college in beginsel geen verdere toetsing te verrichten. Partijen zijn het er echter over eens dat de zorgvilla ook niet voldoet aan die richtafstand. Dat betekent dat het college moest motiveren waarom bij de zorgvilla toch een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
16. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheid dat het [gebouw] als kantoor bij recht
was toegestaan onvoldoende is als motivering, omdat de wijziging van kantoorfunctie naar 22 nieuwe woningen moet worden gezien als het toestaan van nieuwe geurgevoelige objecten. Die nieuwe objecten zijn naar hun aard anders dan het bestaande geurgevoelige object. Bij woningen is immers sprake van een ander en intensiever gebruik dan bij een kantoorfunctie, zodat voor het woon- en leefklimaat een eigen beoordeling moet worden gemaakt van de geurbelasting. Daarbij speelt ook een rol dat het aantal personen en de tijd waarbinnen zij kunnen worden geconfronteerd met geur bij de beoogde woon-/zorgfunctie toeneemt ten opzichte van de kantoorfunctie van het voormalige [gebouw] . De omstandigheid dat sprake is van een kleinschalige veehouderij is op zichzelf en zonder nadere motivering onvoldoende voor de conclusie dat een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd bij de zorgvilla.
17. Over de voorheen geldende milieuvergunning overweegt de rechtbank dat voor het
bedrijf van eisers sinds 1 januari 2013 geen vergunningplicht meer geldt en dat deze veranderingsvergunning op die datum is vervallen. De voorschriften van de vergunning golden vanaf dat moment gedurende drie jaar als maatwerkvoorschriften. [6] Het college heeft na het aflopen van deze overgangsrechtelijke situatie geen maatwerkvoorschriften gesteld om te waarborgen dat blijvend aan de inmiddels vervallen voorschriften van de veranderingsvergunning wordt voldaan om op deze wijze geuroverlast te voorkomen. Op dit moment gelden dus uitsluitend de rechtstreeks werkende bepalingen van het Activiteitenbesluit. Het college kan dus niet als motivering verwijzen naar voorschriften uit de vervallen milieuvergunning, terwijl uit die motivering wel moet worden afgeleid dat het college het voor het voldoen aan een goed woon- en leefklimaat het onder andere belangrijk vindt dat deuren aan de zijde van de zorgvilla gesloten blijven en dat mest wordt verwijderd. Dat is nu niet gewaarborgd.
18. Het college is bij zijn besluitvorming dan ook uitgegaan van onjuiste uitgangspunten en
heeft daardoor onvoldoende onderbouwd waarom bij de zorgvilla, ondanks het niet aanhouden van de minimale afstanden, toch een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wat betreft geurbelasting kan worden gegarandeerd. Op grond hiervan oordeelt de rechtbank dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening, zodat deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank zal hierna eerst de beroepsgrond over het aspect geluid van eisers beoordelen, om daarna te bezien wat de uitkomst van deze zaak moet zijn.
Geluid: standpunten van partijen
19. Het college heeft zich bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebaseerd op het
Rapport “Akoestisch onderzoek industrielawaai [adres 2] ” van 15 maart 2022. EnviroSpace gaat aan de hand van de VNG-brochure uit van een gemengd gebied. Daarvoor geldt een richtafstand van 10 meter. Enkele zorgstudio’s en één woonkamer liggen binnen deze afstand. EnviroSpace komt na toepassing van stap 2 uit de VNG-brochure tot de conclusie dat de geluidnormen alleen gehaald worden als er ‘Silent air’-voorzetramen worden geplaatst bij de zorgstudio's met ramen in de zuidgevel en de oostelijke woonkamer op de 1e verdieping. En er moet bovendien een geluidscherm van 76 meter lengte en een hoogte van 2,5 meter worden geplaatst. Het bedrijf van eisers wordt door het treffen van deze maatregelen in combinatie met artikel 2.17, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit volgens het college niet beperkt in het uitvoeren van de bedrijfsactiviteiten.
20. Eisers voeren aan dat dat bij de zorgvilla geen sprake zal zijn van een aanvaardbaar
woon- en leefklimaat ondanks de geluidsbelasting van de bedrijfsactiviteiten van eisers. Ook de conclusie, dat de bedrijfsactiviteiten van eisers niet beperkt zullen worden door de komst van de zorgvilla, klopt niet. Eisers verwijzen voor de onderbouwing naar het rapport “Briefrapport second opinion akoestisch onderzoek” van [bedrijf 1] . Daaruit blijkt dat EnviroSpace het onderzoek op onjuiste wijze heeft uitgevoerd en dat het rapport verschillende fouten bevat, waardoor de berekende geluidsbelasting lager is dat werkelijk het geval zal zijn. Verder gaat EnviroSpace uit van maatregelen die door het college niet zijn vastgelegd in de omgevingsvergunning.
21. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het [gebouw] geen
geluidgevoelig object is. Eisers gingen hier al van uit en op de zitting is dit ook namens het college en vergunninghouder bevestigd. Dat betekent dat sprake is van de nieuwvestiging van een geluidgevoelig object.
Geluid: woon- en leefklimaat
22. Volgens vaste rechtspraak zijn de richtafstanden voor geluid uit de VNG-brochure
indicatief voor de beoordeling van de vraag of wordt voldaan aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Ruimtelijke ontwikkelingen binnen de richtafstanden zijn mogelijk, als een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd. In die gevallen moet het bevoegd gezag de afwijking van de richtafstand motiveren en afwegen in het licht van het doel van deze normen. [7]
23. In de VNG-brochure is voor een paarden- en rundveehouderij voor het aspect geluid een
richtafstand van 30 meter aanbevolen. Als de omgeving is aan te merken als "gemengd gebied", dan kunnen de richtafstanden volgens de VNG-brochure met één afstandsstap worden verlaagd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is volgens de VNG-brochure een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische bedrijvigheid en gebieden die direct langs de hoofdstructuur liggen, kunnen als gemengd gebied worden beschouwd.
24. De rechtbank oordeelt dat het college voor de beoordeling van de richtafstand kon
uitgaan van gemengd gebied. Weliswaar ligt schuin tegenover de locatie een woonwijk, maar de Nieuw Loosdrechtsedijk kenmerkt zich door een mix aan woningen met andere functies, zoals agrarisch, maatschappelijk en bedrijven. In dat geval geldt een richtafstand van 10 meter van de perceelgrens van het bedrijf tot de dichtstbijzijnde gevel van de zorgvilla. Vaststaat dat daar niet aan wordt voldaan. In zo’n geval kan het college aansluiting zoeken bij de in de VNG-brochure opgenomen streefwaarden voor geluid. Het college mag bij het onderzoek naar geluid uitgaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden.
25. Het college stelt zich op het standpunt dat het uit heeft kunnen gaan van de
representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden, zoals dit is gedaan in het akoestisch onderzoek van EnviroSpace. Volgens eisers gaat het college er ten onrechte van uit dat het bedrijf nauwelijks planologische uitbreidingsmogelijkheden heeft en zijn de geluidbronnen van het bedrijf in het akoestisch onderzoek van EnviroSpace niet altijd goed weergegeven of juist berekend.
26. Het door eisers ingeschakelde bureau [bedrijf 1] heeft aangegeven dat de
rekenresultaten van EnviroSpace te laag zijn en onbetrouwbaar. [bedrijf 1] baseert dit standpunt niet op (eigen) metingen of berekeningen, maar zet vraagtekens bij de door EnviroSpace gehanteerde uitgangspunten. Zo wordt opgemerkt dat ‘het dichtklappen van een veewagen of het in/uitladen van rundvee kan pieken tot boven 115 dB(A)’ en dat ‘een snelheid van 15 km/uur bij mobiele bronnen relatief hoog is’. Dat vindt de rechtbank onvoldoende om te twijfelen aan de gehanteerde uitgangspunten en conclusies van EnviroSpace.
27. De rechtbank overweegt verder dat het college voor de bedrijfssituatie van eisers niet
hoeft uit te gaan van de maximale mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Het gaat immers om een representatieve invulling daarvan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft EnviroSpace in het akoestisch onderzoek voldoende rekening gehouden met de bestaande en mogelijke bedrijfsactiviteiten. Eisers hebben geen concrete plannen aangedragen waaruit volgt dat een andere, meer geluidsbelastende, bedrijfsvoering te verwachten valt. Daarbij geldt dat als het bedrijf in de toekomst meer geluidsruimte nodig heeft, op dat moment moeten worden beoordeeld in hoeverre dat is toegestaan.
28. Eisers stellen verder dat moet worden gekeken naar de geluidsbelasting in de bij de
zorgvilla behorende tuin. De rechtbank overweegt dat uit de VNG-brochure volgt dat de richtafstand van 10 meter tot de gevels van woningen wordt aanbevolen. Voor de tuin geldt de richtafstand dus niet. Geluidsbelasting in de tuin is echter wel van belang voor de vraag of sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De rechtbank ziet echter geen reden om aan te nemen dat de geluidbelasting in de tuin in betekenende mate hoger zal zijn dan die op de dichtstbijzijnde gevel van de zorgvilla.
29. Het college erkent dat de geluidsbelasting afkomstig van het bedrijf van eisers voor
enkele zorgstudio’s en één woonkamer in de zorgvilla te hoog is, maar wijst erop dat met het treffen van maatregelen kan worden voldaan aan de geluidnormen zoals opgenomen in Stap 2 onder Geluid van Bijlage B56.3 van de VNG-brochure. Daarvan uitgaande komt het college tot de conclusie dat sprake blijft van een uit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbare situatie, die het bedrijf van eisers wat betreft geluidsbelasting niet belemmert in de bedrijfsvoering. De rechtbank ziet in wat eisers aanvoeren geen reden om het college niet te volgen in zijn conclusie dat met geluidwerende maatregelen kan worden voldaan aan de geluidnormen. Eisers stellen echter terecht dat de geluidwerende maatregelen niet zijn geborgd in het bestreden besluit. Anders dan het college meent, had dit inderdaad moeten worden geborgd in de vergunning die nu voorligt. Geluidwerende maatregelen die noodzakelijk zijn om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen, kunnen immers niet worden verbonden aan de nog te verlenen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, omdat daarvoor een beperkt toetsingskader geldt waarbinnen dit niet mogelijk is. Dat betekent dat het bestreden besluit op dit punt onvoldoende zorgvuldig is voorbereid.
30. De rechtbank komt tot de conclusie dat, met uitzondering van het borgen van de
geluidwerende maatregelen, het college wat betreft het aspect geluid voldoende heeft onderbouwd dat het verlenen van de omgevingsvergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de bedrijfsvoering van eisers niet zal leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de bewoners van de zorgvilla. Het geconstateerde gebrek kan het college herstellen door alsnog de vereiste geluidwerende maatregelen te borgen in de omgevingsvergunning, door dit als voorschrift daaraan te verbinden. Vergunninghouder heeft op de zitting al gezegd zich daarin te kunnen vinden. Het college heeft verder voldoende onderbouwd dat de zorgvilla eisers niet onredelijk belemmert in hun bedrijfsvoering.

Conclusie en gevolgen

31. Het beroep is gegrond, omdat in de omgevingsvergunning onvoldoende is gemotiveerd
dat de zorgvilla ten aanzien van geur passend is binnen een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast is de noodzaak van geluidwerende voorzieningen onvoldoende gewaarborgd. De rechtbank zal de omgevingsvergunning vernietigen, omdat deze is verleend in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht en met het rechtszekerheidsbeginsel.
32. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding de rechtsgevolgen in stand te laten of
zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank ziet ook geen aanleiding het college de mogelijkheid te geven het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit omdat het college een geheel nieuwe afweging moet maken over het aspect geurbelasting, waarvan de uitkomst op dit moment niet duidelijk is.
33. Als gevolg van de vernietiging geldt de omgevingsvergunning niet langer en kan de
ontwikkeling van de zorgvilla nu niet doorgaan. Het college moet opnieuw op de aanvraag van vergunninghouder beslissen en daarbij deze uitspraak in acht nemen. Het is mogelijk om de omgevingsvergunning opnieuw te verlenen, maar dat kan alleen als het college rekening houdt met het volgende:
Het college moet alsnog toereikend motiveren dat ten aanzien van de nieuwe functie van de zorgvilla met betrekking tot het aspect geur een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Het college mag daarbij niet enkel verwijzen naar de bestaande planologische situatie met het geurgevoelige [gebouw] .
Als het college het voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect geur noodzakelijk vindt dat het bedrijf van eisers deuren gesloten houdt en dat mest wordt verwijderd, dan moet het college uiterlijk gelijktijdig met het verlenen van de omgevingsvergunning een besluit nemen waarbij ten aanzien van het bedrijf maatwerkvoorschriften worden opgelegd.
De door het college ten aanzien van het aspect geluid noodzakelijk geachte voorzieningen moeten door middel van een voorschrift aan
dezeomgevingsvergunning worden verbonden.
Als het college hieraan niet kan of niet wil voldoen, dan moet hij de gevraagde omgevingsvergunning in het nieuwe besluit weigeren.
34. Op de aanvraag is de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing. De rechtbank zal bepalen dat het college die procedure voor het nieuwe besluit niet opnieuw hoeft te doorlopen. Dat betekent dat het college niet opnieuw een ontwerpbesluit ter inzage hoeft te leggen en dat geen gelegenheid hoeft te worden geboden om zienswijzen naar voren te brengen. De gemeenteraad hoeft niet opnieuw een verklaring van geen bedenkingen af te geven.
35. Het college krijgt een termijn van 8 weken voor het nieuwe besluit.
Proceskosten en griffierecht
36. Omdat het beroep gegrond is, moet het college het door eisers betaalde griffierecht
vergoeden en krijgen zij een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert twee punten op (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor de aanwezigheid op de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
Toegekend wordt € 1.674,- voor rechtsbijstand. Eisers hebben daarnaast verzocht om vergoeding van de kosten van de door hen ingeschakelde deskundige(n) tot een bedrag van € 4.200,25. De rechtbank oordeelt dat het inschakelen van deskundige [bedrijf 1] in de beroepsfase redelijk was, evenals de in deze fase gemaakte kosten van € 1.452,- (inclusief btw). Dit bedrag zal worden toegewezen. De overige kosten zijn onvoldoende gespecificeerd en daarvan is ook onvoldoende duidelijk of ze betrekking hebben op deze procedure. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Het bedrag van € 650,- voor het bijwonen van de zitting door [bedrijf 1] is niet gespecificeerd. De rechtbank hanteert daarom het maximale tarief van € 142,75 per uur voor een zitting van 1,5 uur, zodat een bedrag van € 214,13 vergoed moet worden. De totale proceskosten waarin het college zal worden veroordeeld bedragen daarmee € 3.340,13.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het college op om binnen 8 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag om een omgevingsvergunning te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat bij het voorbereiden van dit besluit de bepalingen van paragraaf 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht buiten toepassing blijven;
  • bepaalt dat het college aan eisers het griffierecht van € 365,- vergoedt;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 3.340,13.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2023.
de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat in het hogerberoepschrift de gronden van hoger beroep kenbaar moeten worden gemaakt.
Na de genoemde termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd.Indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Er is sprake van een ruimtelijk project in de zin van categorie 3.1 van bijlage I bij de Crisis- en herstelwet: een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken, ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied.
2.Bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3303, en van 10 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:276,
3.Artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgh).
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:768, overweging 4.5.
5.Artikel 3.117 en artikel 3.119 van het Activiteitenbesluit.
6.Op grond van artikel 6.1, eerste lid, van het Activiteitenbesluit.
7.Bijvoorbeeld de uitspraak van 28 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3981, overweging 12.2.