ECLI:NL:RBMNE:2023:3480

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
16.048214.19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging zware mishandeling met een mes

Op 12 juli 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte op 6 december 2018 in Lelystad heeft geprobeerd een slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer met meerdere steken in de borst, arm en schouder hebben verwond. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en zijn broer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat deze verklaringen onbetrouwbaar waren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van het geweldsdelict, dat op klaarlichte dag in de openbare ruimte plaatsvond, en de impact die dit op het slachtoffer heeft gehad. De verdachte is eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit, wat als strafverzwarende omstandigheid is meegenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 160 uren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.048214.19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen verdachte en zijn raadsman,
mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Almere, alsmede de advocaat van de benadeelde partij, mr. S.C. van Bunnik, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
primair
op 6 december 2018 in Lelystad samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in de borst(streek) en/of de arm en/of de schouder te steken en in zijn gezicht te slaan;
subsidiair
op 6 december 2018 in Lelystad samen met een ander openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. Voor het subsidiaire feit stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken vanwege gebrek aan bewijs dan wel moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat verdachte een geslaagd beroep toekomt op noodweer voor het slaan van aangever. De verklaring van verdachte over de feitelijke gang van zaken dient tot uitgangspunt te worden genomen. De verklaringen van aangever en zijn broer zijn onvoldoende betrouwbaar en tegenstrijdig met elkaar en dienen te worden uitgesloten van het bewijs, dan wel, dient behoedzaam met die verklaringen te worden omgegaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen: [1]
Aangever [slachtoffer] (hierna: aangever) heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Op 6 december 2018 was ik omstreeks 15:20 uur met mijn broertje [A] in de [straat] [nummeraanduiding 1] te [plaats] . Ik had een afspraak met een jongen die [medeverdachte (voornaam)] heet. [2] [medeverdachte (voornaam)] stapte achter in de auto aan de kant waar [A (voornaam)] zat. Even daarna stapte een andere jongen in, ik ken hem niet. Deze jongen ging achter mij zitten. Ik hoorde [medeverdachte (voornaam)] toen zeggen: "Is een vriend van mij". Ik voelde dat de jongen die achter mij zat mij vastpakte, ik voelde iets tegen mijn keel aan. Ik wist direct dat dit een mes was. Ik herinner mij dat dit een groot keukenmes was.
Ik keek om naar achteren en ik zag dat [medeverdachte (voornaam)] ook een mes had. Ik heb gezien dat dit mes kleiner was dan het mes dat net op mijn keel werd gezet. Ik stapte uit de auto. Ik kon niet wegkomen. De jongen die achter mij zat, had mijn jas nog vast aan de achterkant. [medeverdachte (voornaam)] stond ook al bij mij naast de auto. Er ontstond een kleine worsteling tussen mij en [medeverdachte (voornaam)] . Ik zag dat [medeverdachte (voornaam)] het mes nog in zijn rechterhand had. Ik hoorde hem telkens zeggen: "ik ga je steken als je niks geeft". Ik zag dat [medeverdachte (voornaam)] uithaalde met zijn rechterhand met daarin het mes richting mijn linkerarm. Ik voelde dat het mes mijn huid doorboorde en dat het mes ook direct weer teruggetrokken werd. Ik voelde op dat moment pijn aan mijn bovenarm. Ik zag dat de onbekende jongen en [medeverdachte (voornaam)] beide met hun messen stonden te zwaaien en te steken in mijn richting. [medeverdachte (voornaam)] en de onbekende jongen stonden te schreeuwen: "geef alles wat je hebt anders ga ik je steken." Ik hoorde dat de twee jongens onderling stonden te schreeuwen tegen elkaar: "Steek dan, steek dan". Ik zag dat [medeverdachte (voornaam)] weer uithaalde met zijn mes en ik voelde dat zijn mes mijn onderarm raakte. Ik voelde dat deze messteek diep in mijn onderarm terechtkwam. Ik voelde veel pijn. Ik heb gezien en gevoeld dat het mes van de onbekende jongen mijn borstkas raakte met de punt. Deze messteek heb ik met mijn handen afgeweerd. Ik heb gevoeld dat ik gestoken werd in mijn linkerschouder. Ze gingen maar door met steken in mijn richting.
Ik herinner mij ook dat ik diverse vuistslagen heb gekregen van de onbekende man en [medeverdachte (voornaam)] . Deze vuistslagen kwamen terecht op mijn mond en gezicht, dit deed pijn. [3]
[A] heeft volgens
het proces-verbaal van verhoor getuige, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik zat bij mijn broer [slachtoffer (voornaam)] in de auto naast hem. [4] Toen stapte de jongen in die [slachtoffer (voornaam)] kende van gezicht. Hij ging achter mij zitten. Een andere jongen kwam achter mijn broer zitten. Ineens kwam die jongen met een mes en die jongen achter mij zette ook een mes in mijn nek. Die bekende jongen had een mes bij mij gezet. Die andere jongen zette een mes op mijn broer. Uiteindelijk konden we allebei uitstappen. Ik zag dat mijn broer aan het worstelen was met die andere jongen. Ze bleven steken met twee messen. [5]
Ze hadden allebei een mes. Die onbekende die achter mijn broer zat had een groot mes en die andere die achter mij zat had een klein mes.
Het mes was zilver.. Het was een groot mes, ik schat ongeveer 30 centimeter. [6] Ik zag toen dat diezelfde jongen die mij bedreigde mijn broer één keer stak.
Ik zag dat mijn broer meer met die andere jongen bezig was en toen zag ik dat die jongen een soort slaande beweging maakte met kracht. Dit was op mijn broers linker bovenarm. Ik zag ook allemaal wol vliegen. Die jongen met het kleine mes zei tegen die andere jongen, ‘jij hebt een groter mes, steek hem, steek hem'.
Die jongen met het kleine mes heb ik als eerste zien steken, ik zag toen hij hem in zijn bovenarm stak het mes ook verdwijnen in mijn broers jas. En daarna staken ze hem allebei, ze bleven steken. Dus ook die jongen met het grote mes. [7]
Ik weet niet precies hoe vaak die jongens hebben gestoken, maar het ging achter elkaar door.
De stekende bewegingen naar mijn broer werden echt met de punt van het mes gemaakt en dan meer prikken, dus niet snijden. [8]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft een
proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot camerabeeldenopgemaakt en daarin onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op vrijdag 7 december 2018 kreeg ik camerabeelden van [...] . Deze waren opgenomen op donderdag 6 december 2018 en op deze beelden zouden twee personen te zien zijn die aan het signalement voldeden. De personen op de camerabeelden zouden [medeverdachte] en [verdachte] heten. Ik kan de personen aan de hand van de camerabeelden als volgt omschrijven:
Persoon 1: Volgens de afdelingsmanager van [...] : [medeverdachte]
Donker gekleurde huidskleur
Donker haar, opgeschoren en bovenop krulletjes
Blauw trainingspak
Persoon 2: Volgens die afdelingsmanager: [verdachte]
Gekleurde huidskleur
Slank postuur
Donkerkleurig petje op met logo Northface voorop.
Donkere baard, donkere trainingsbroek met links voor een wit logo.
Zwarte Northface jas met capuchon. Logo van Northface links voor op de jas en rechts achter op de jas. [9]
Camerabeelden overloop en tuin:
Ik zag dat [medeverdachte (voornaam)] en [verdachte (voornaam)] omstreeks 15:31 15:35 uur de trap afliepen.
Ik zag op de camera dat om 15:49 uur [medeverdachte (voornaam)] en [verdachte (voornaam)] snel de trap opliepen. [10]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Aangever [slachtoffer] werd in het ziekenhuis door politiemedewerkers bezocht. Hierbij werden een tweetal telefoons bij hem in beslag genomen ter waarheidsvinding. Eén telefoon betrof een witkleurige Nokia TA1034.
Ik zag in de zogeheten ‘timeline’ van de telefoon dat aangever voorafgaande aan het incident meerdere malen contact heeft gehad met het telefoonnummer + [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer heb ik bekeken in het politiesysteem. Dit telefoonnummer bleek sinds 18 januari 2019 te zijn gekoppeld aan verdachte [medeverdachte] .
Door het telefoonnummer + [telefoonnummer] wordt op donderdag 6 december 2018, omstreeks 14:56 uur ingebeld naar de witte Nokia telefoon. De gebruiker van de Nokia antwoordt dat hij wel over een uurtje langskomt. Omstreeks 15:32 uur vindt er tussen beide een telefoongesprek plaats, waarna de gebruiker van de Nokia rond 15:37 uur een sms stuurt “10 min”. Omstreeks 15:40 uur vindt het laatste contact tussen beide telefoons plaats
. [11]
[B] heeft volgens
het proces-verbaal van verhoor getuige, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard
Op 6 december 2018 omstreeks 15:30 uur was ik in mijn woning aan de [straat] [nummeraanduiding 1] [nummeraanduiding 3] te [plaats] . Ik zag op de parkeerplaats ter hoogte van de [straat] [nummeraanduiding 1] [nummeraanduiding 2] te [plaats] een voor mij onbekend voertuig staan. Ik zag vier jongens bij het voertuig staan. Ik zag dat één jongen een capuchon op had en een donkere jas of hoodie. Ik zag dat een andere jongen een lichte jas aan had. Ik vermoed dat deze twee jongens bij elkaar horen omdat zij op een bepaald moment samen zijn weggerend. Ik zag dat de vier jongens aan de bestuurderszijde van de auto stonden. Ik zag dat er ineens werd gevochten. Ik zag dat er met de handen slaande bewegingen gemaakt werden. Ik zag dat de twee jongens met de capuchon en de lichte jas tevens wegrenden in de richting van, globaal gezien, de [straat] [nummeraanduiding 4] [nummeraanduiding 5] te [plaats] . [12]
[D] , Forensisch arts KNMG, verbonden aan GGD Flevoland, heeft in een
letselrapportageover [slachtoffer] , zakelijk weergegeven, opgetekend:
Het letsel vastgesteld bij dhr. [slachtoffer] zijn kras-, snij- dan wel steekverwondingen. Deze types letsel zijn scherp trauma en worden veroorzaakt door een scherprandig dan wel puntig voorwerp. [13]
Bevindingen medische informatie ziekenhuis van 6 dec 2018dhr. [slachtoffer] werd op 6 december 2018 gezien. In de brief staan de volgende letsels vermeld:
- Links bij schouderblad 'oppervlakkig penetrerend scherpe laceratie max 0,5cm diep'
- Rechts boven de tepel 'klein penetrerende snee'
- Linker bovenarm 'deltoideus 8cm diep, 3 cm breed wijkend'
- Linker onderarm 'ulnaire zijde laceratie wijkende wond, 2cm diep peesblad zichtbaar'
De verwondingen van de onderarm, bovenarm en bij schouderblad werden gehecht. [14]
Wat zijn de gevaarzetting/het risico van het letsel?Voor steekverwondingen in de borstkas geldt dat met name steekverwondingen in de hartstreek een hoog risico op overlijden hebben. Een steekverwonding in de borstkas kan ook een traumatische klaplong als gevolg hebben. Dit kan een levensbedreigende situatie zijn.
Gezien de locaties van de verwondingen aan de borstkas was het ontwikkelen van een traumatische klaplong een reële mogelijkheid. [15]
Verdachte [verdachte] heeft bij gelegenheid van zijn
verhoor bij de politieonder meer, zakelijk weergegeven , het volgende verklaard:
Ik ben samen met een vriend, hij heet [medeverdachte (voornaam)] , achterin een auto gestapt. Dit was in [plaats] , in de [straat] . Ik zat achterin aan de bestuurderskant. Op de bestuurdersstoel en passagiersstoel zaten ook twee jongens. We kregen een woordenwisseling in de auto. [16]
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer] en [A]
Door de raadsman is bepleit dat de verklaring van aangever [slachtoffer] en zijn broer [A] onbetrouwbaar zijn, omdat zij onjuist hebben verklaard over de aanleiding van de afspraak, de verklaringen tegenstrijdig zijn met elkaar en niet uit te sluiten is dat zij de inhoud van hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Tegenover deze verklaringen staat – in de ogen van de verdediging – de betrouwbare verklaring van verdachte dat het juist aangever was die begon met het toepassen van geweld en verdachte hier slechts op heeft gereageerd. In geen geval heeft verdachte een mes gebruikt, laat staan dat hij aangever heeft gestoken. Ter onderbouwing van de betrouwbaarheid van de verklaring van verdachte – en daarmee de facto de onbetrouwbaarheid van de verklaringen van aangever en zijn broer – wijst de raadsman op de geverbaliseerde verontwaardigende reactie van verdachte tijdens het politieverhoor toen hij werd geconfronteerd met het steekletsel van aangever en de verklaring van aangever over de toedracht hiervan.
De rechtbank zal weliswaar behoedzaam omgaan met de verklaringen van aangever en zijn broer, maar is anders dan de raadsman van oordeel dat de verklaringen wel voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
Aangever, die op verschillende momenten een verklaring heeft afgelegd, heeft in de kern steeds consistent verklaard over de wijze waarop hij zijn verwondingen heeft opgelopen. Bovendien vindt zijn aangifte steun in de verklaring van zijn broer, getuige [A] , die ook concreet, gedetailleerd en consistent heeft verklaard daar waar het de kern van de aan verdachte en zijn medeverdachte verweten gedragingen betreft. Hoewel de rechtbank behoedzaam omgaat met de verklaringen, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor de suggestie dat de verklaringen op elkaar zijn afgestemd en/of dat is gelogen ten aanzien van de vechtpartij die heeft plaatsgevonden. Van belang is hierbij ook dat de verklaringen van aangever en zijn broer steun vinden in andere (objectieve) bewijsmiddelen. Zo volgt uit de medische stukken onder meer dat aangever letsel heeft opgelopen en de verwondingen passen bij de door aangever en zijn broer beschreven toedracht. Verder sluit hetgeen aangever heeft verklaard aan bij het telefonisch contact dat de medeverdachte met aangever had over het maken van een afspraak en ook bij de camerabeelden, waarop is te zien dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] net voor het tijdstip waarop is afgesproken de woning verlaat en later gezamenlijk bij de woning terugkeren. Tot slot heeft getuige [B] verklaard dat zij vier jongens bij de auto heeft zien staan en dat na de vechtpartij twee jongens in dezelfde richting samen zijn weggerend, hetgeen overeenkomt met de verklaring van aangever.
De rechtbank acht gelet hierop de verklaringen van aangever en van zijn broer betrouwbaar voor zover het de tenlastegelegde gedragingen betreft. Dat aangever mogelijk wél heeft gelogen dat de afspraak was gemaakt om drugs te verkopen in plaats van kopen, en op andere punten inconsistent zou hebben verklaard, doet aan de betrouwbaarheid van de verklaringen voor zover dat ziet op het geweldsincident en de feitelijke toedracht ervan, niet af. Evenmin doet af de verbalisering van de verontwaardigde reactie van verdachte in zijn politieverhoor toen hij werd geconfronteerd met het letsel en de verklaring van aangever. Dat geldt des te meer nu het bij een verontwaardigde reactie van verdachte is gebleven en hij daarna nog steeds geen volledige openheid geeft over (wie betrokken was bij) het geweldsincident en ook niet met een verklaring komt die het ontstane letsel van aangever anderszins kan verklaren.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van de verklaringen van aangever en zijn broer, voor zover hiervoor opgenomen in de bewijsmiddelen. Deze verklaringen vinden in voldoende mate steun in de overige (objectieve) bewijsmiddelen en kunnen dan ook voor het bewijs worden gebruikt.
Geweldshandelingen en medeplegen
Verdachte heeft slechts beperkt willen verklaren over de aan hem verweten gedragingen. Hij erkent betrokken te zijn geweest bij het geweldsincident met aangever en zijn broer. Ook heeft hij verklaard dat hij meerdere keren heeft uitgehaald richting aangever en in zijn gezicht heeft geslagen. Echter wil verdachte niet verklaren over wie nog meer bij het geweldsincident betrokken was.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met [medeverdachte] , de medeverdachte, betrokken was bij het geweldsincident en zij aangever met messen hebben gestoken. Uit de bewijsmiddelen wordt immers afgeleid dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] met messen naar aangever en zijn broer is gegaan en de confrontatie met hen heeft gezocht. Tijdens de daaropvolgende worsteling hebben beiden steekverwondingen bij aangever toegebracht en hem in zijn gezicht geslagen, waarna zij vervolgens ook samen zijn weggerend naar hetzelfde gebouw waarin zij woonden.
De rechtbank is van oordeel dat bij het door hen gepleegde geweld tegen aangever sprake was van een gemeenschappelijke uitvoering van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Uit de gelijktijdigheid van de gedragingen, almede uit het feit dat verdachten elkaar aanmoedigden door ‘steek dan, steek dan’ naar elkaar te roepen, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] het opzet heeft gehad op het gepleegde geweld. De rechtbank acht derhalve het medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Poging zware mishandeling?
De vraag die voorligt is of het handelen van verdachten kan worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft, samen met de medeverdachte, aangever meerdere malen in zijn bovenlichaam gestoken. Het steken met een mes in iemands bovenlichaam is gericht op het toebrengen van fors letsel. Verdachte heeft hier dus opzet op gehad. Er bevinden zich in het bovenlichaam kwetsbare en vitale onderdelen (waaronder organen, spieren en pezen), die wanneer zij geraakt worden zwaar lichamelijk letsel tot gevolg zullen hebben. Door het toegepaste geweld heeft aangever steekwonden in de linkerschouder, rechterborst, linker bovenarm en linker onderarm opgelopen. Dat letsel had zwaarder kunnen zijn als verdachten aangever net anders geraakt hadden. Dat blijkt ook uit de letselverklaring, waarin staat omschreven dat gelet op de locaties van de verwondingen aan de borstkas het ontwikkelen van een traumatische klaplong een reële mogelijkheid was en zelfs een levensbedreigende situatie kan opleveren.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft gepleegd, zoals hierna in rubriek 5 is omschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 6 december 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een mes meermalen, stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer] en
- met een mes meermalen heeft gestoken, te weten in de borst(streek) en de arm en de schouder van [slachtoffer] en
- meermalen heeft geslagen in het gezicht van [slachtoffer] ,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

De raadsman heeft een beroep op noodweer gedaan en is daarbij uitgegaan van de door verdachte beschreven feitelijke toedracht, waarbij verdachte alleen geslagen zou hebben als reactie op een geweldshandeling van aangever. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen volgt echter dat de rechtbank uitgaat van een andere feitelijke toedracht: verdachte en zijn medeverdachte hebben de aangever niet alleen geslagen, maar ook meermalen gestoken. Een noodweersituatie kan uit de door de rechtbank vastgestelde toedracht niet volgen. De rechtbank verwerpt het verweer.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 dagen, met aftrek van het voorarrest (nu het taakstrafverbod van toepassing is) en een taakstraf van 160 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, het van toepassing zijnde artikel 63 Wetboek van Strafrecht en de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt. De raadsman verzoekt de rechtbank te volstaan met een onvoorwaardelijk gevangenisstsstraf gelijk aan de duur van de ondergane inverzekeringstelling en een taakstraf van 80 uur.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een ernstig geweldsdelict dat op klaarlichte dag in de openbare ruimte heeft plaatsgevonden en waarbij aangever letsel is toegebracht. Door met een mes te steken in de borst, arm en schouder van aangever, hebben zij geprobeerd dit slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Als gevolg van hun handelswijze heeft aangever meerdere steekverwondingen opgelopen. Gezien de handelwijze van verdachte en zijn medeverdachte had dit nog veel erger kunnen aflopen. Uit het dossier blijkt ook dat het incident bij aangever heeft geleid tot angstgevoelens. Behalve de impact van dit feit op het slachtoffer, dragen misdrijven als deze ook bij aan algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij,
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van een op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 25 mei 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake een soortgelijk feit is veroordeeld, zodat dit als een strafverzwarende omstandigheid wordt meegenomen.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een e-mail van reclasseringsmedewerker
[C] over het verloop van toezicht in een andere zaak. Uit de mail volgt dat verdachte recentelijk de Agressie Regulatietraining met succes heeft afgerond. Verdachte volgt een [.] en loopt momenteel stage in een restaurant. Verder heeft verdachte vrijwillig hulp gezocht om af te kicken van zijn verslavingen. Al met al concludeert de reclassering dat verdachte goed op weg is met het opbouwen van een stabiel eigen leven. Hij draagt de verantwoordelijkheid voor zijn gezin, volgt een opleiding en regelt dit allemaal zelf. De reclassering merkt een positieve houding en veel motivatie om de criminaliteit achter zich te laten.
De reclassering ziet weinig meerwaarde om verdachte, die momenteel onder toezicht staat vanwege een andere veroordeling, nog langer onder toezicht te houden. Verdachte werkt binnen het huidige kader goed mee en de reclassering ziet niet wat zij in een jaar of meer extra kan doen. De reclassering kan ook niet meer doen om recidive terug te dringen, waardoor het toezicht ook zijn kracht verliest.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, zoals hiervoor uiteengezet, is de rechtbank van oordeel dat in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is. Echter ziet de rechtbank in deze zaak aanleiding om in het voordeel van verdachte hiervan af te wijken.
Op grond van vaste jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn van berechting een periode van 24 maanden. De termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden, is aangevangen op 6 december 2018. De termijn eindigt met het wijzen van dit vonnis op
12 juli 2023. Hieruit volgt dat de termijn waarbinnen verdachte is berecht in totaal ruim 55 maanden bedraagt. Het voorgaande betekent dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn van berechting.
Naar het oordeel van de rechtbank maken de dusdanig forse overschrijding van de redelijke termijn in combinatie met de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt, dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op dit moment niet meer passend is.
Evenwel is de rechtbank van oordeel dat de ernst van het feit, mede in verband met een juiste normhandhaving, maakt dat aan verdachte een straf dient te worden opgelegd. De rechtbank heeft geconstateerd dat het taakstrafverbod als bedoeld in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Alles afwegend zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de dagen inverzekeringstelling, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis. De rechtbank wijkt hiermee af van de vordering van de officier van justitie om de ernst van het feit te benadrukken.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.854,17 ter vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voornoemd bedrag heeft betrekking op:
  • materiële schade ter hoogte van € 858,18, bestaande uit een ziekenhuis daggeldvergoeding van € 30,00, de kosten van het eigen risico van de zorgverzekering van 2019 en 2020 van in totaal € 723,18 en de kosten van een Nike trainingspak van € 100,99 (ter terechtzitting bijgesteld van € 105 naar € 100,99).
  • immateriële schade ter hoogte van € 8.000.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de vordering af te wijzen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de kosten voor het trainingspak onvoldoende onderbouwd zijn. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade voert de raadsman aan dat de psychische problematiek van het slachtoffer onvoldoende onderbouwd is en dit onderdeel niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Indien de rechtbank wel overgaat tot toewijzing van een bedrag ter vergoeding van immateriële schade, verzoekt de raadsman het gevorderde bedrag te matigen
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De gevorderde materiële schade komt voor vergoeding in aanmerking. Deze schade is veroorzaakt door het hiervoor bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij heeft de hoogte van deze schadebedragen voldoende onderbouwd; in het licht van die onderbouwing is de betwisting, voorover gedaan, onvoldoende gemotiveerd. De gevorderde bedragen zullen worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 december 2018 tot de dag van volledige betaling
Immateriële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, zodat hij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een causaal verband tussen de bewezen verklaarde gedragingen van verdachte en de gestelde schade. De rechtbank acht de door de benadeelde partij ingediende vordering, gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken, echter niet in zijn geheel toewijsbaar en stelt de schade naar billijkheid vast op € 5.000. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 december 2018 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade afwijzen.
Hoofdelijk aansprakelijk
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.854,17, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 december 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 64 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die door verdachte of zijn mededader is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
90 (negentig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
87 (zevenentachtig) dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als
algemene voorwaardegeldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 80 (tachtig) dagen hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 5.854,17 (bestaande uit € 854,17 wegens materiële schade en € 5.000,- wegens immateriële schade);
- veroordeelt verdachte
hoofdelijktot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening;
- wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde (wegens immateriële schade) af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.854,17 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 december 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 64 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd indien en voor zover hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.G. de Jong, voorzitter, mr. H.B.W. Beekman en
mr. A.W.M. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juli 2023.
Mr. E.G. de Jong is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 6 december 2018 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer] en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, heeft gestoken in de borst(streek) en/of de arm en/of de schouder, althans het (boven)lichaam, van [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen in het gezicht, althans op het lichaam, van [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij, op of omstreeks 6 december 2018 te Lelystad, althans in Nederland, openlijk, te weten de [straat] [nummeraanduiding 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer] door
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, te
steken in de borst(streek) en/of de arm en/of de schouder, althans het (boven)lichaam, van
[slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, te slaan in het gezicht, althans op het lichaam, van [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 31 januari 2019, genummerd 2018350898
2.Pagina 1010 (pagina 90 van digitale procesdossier).
3.Pagina 1011 (pagina 91 van het digitale procesdossier).
4.Pagina 1053 (pagina 133 van het digitale procesdossier).
5.Pagina 1054 (pagina 134 van het digitale procesdossier).
6.Pagina 1056 (pagina 136 van het digitale procesdossier).
7.Pagina 1057 (pagina 137 van het digitale procesdossier).
8.Pagina 1058 (pagina 148 van het digitale procesdossier).
9.Pagina 1035 (pagina 115 van het digitale procesdossier).
10.Pagina 1036 (pagina 116 van het digitale procesdossier).
11.Pagina 1066 (pagina 146 van het digitale procesdossier).
12.Pagina 1051 (pagina 131 van het digitale procesdossier).
13.GGD Rapportage 261119, pagina 6.
14.GGD Rapportage 261119, pagina 10.
15.GGD Rapportage 261119, pagina 11.
16.Pagina 226 (pagina 67 van het digitale procesdossier).