ECLI:NL:RBMNE:2023:3479

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
16.048200.19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging zware mishandeling met een mes in Lelystad

Op 12 juli 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 december 2018 in Lelystad samen met een medeverdachte heeft geprobeerd een slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes te steken. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 28 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer, de verdachte heeft vervolgd. De verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen, maar de rechtbank heeft op basis van de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook camerabeelden, vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte betrokken waren bij het geweldsincident. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van medeplegen van poging tot zware mishandeling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 160 uren. Tevens is er een vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.048200.19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen verdachte en zijn raadsman,
mr. R.J. Balkenende, advocaat te Zoetermeer, alsmede de advocaat van de benadeelde partij mr. S.C. van Bunnik, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
primair
op 6 december 2018 in Lelystad samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in de borst(streek) en/of de arm en/of de schouder te steken en in zijn gezicht te slaan;
subsidiair
op 6 december 2018 in Lelystad samen met een ander openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. De feitelijke toedracht is onvoldoende vast te stellen en dan met name de vermeende betrokkenheid van verdachte bij gebruik van een mes. De betrokkenheid bij mesgebruik en/of mesbezit berust uitsluitend op de verklaringen van aangever. Bovendien heeft aangever leugenachtig en inconsistent verklaard. Ook ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging geldt dat de feitelijke toedracht onvoldoende is vast te stellen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen: [1]
Aangever [slachtoffer] (hierna: aangever) heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Op 6 december 2018 was ik omstreeks 15:20 uur met mijn broertje [getuige 1] in de [adres] te [woonplaats] . Ik had een afspraak met een jongen die [verdachte] heet. [2] [verdachte] stapte achter in de auto aan de kant waar [getuige 1] zat. Even daarna stapte een andere jongen in, ik ken hem niet. Deze jongen ging achter mij zitten. Ik hoorde [verdachte] toen zeggen: "Is een vriend van mij". Ik voelde dat de jongen die achter mij zat mij vastpakte, ik voelde iets tegen mijn keel aan. Ik wist direct dat dit een mes was. Ik herinner mij dat dit een groot keukenmes was.
Ik keek om naar achteren en ik zag dat [verdachte] ook een mes had. Ik heb gezien dat dit mes kleiner was dan het mes dat net op mijn keel werd gezet. Ik stapte uit de auto. Ik kon niet wegkomen. De jongen die achter mij zat, had mijn jas nog vast aan de achterkant. [verdachte] stond ook al bij mij naast de auto. Er ontstond een kleine worsteling tussen mij en [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] het mes nog in zijn rechterhand had. Ik hoorde hem telkens zeggen: "ik ga je steken als je niks geeft". Ik zag dat [verdachte] uithaalde met zijn rechterhand met daarin het mes richting mijn linkerarm. Ik voelde dat het mes mijn huid doorboorde en dat het mes ook direct weer teruggetrokken werd. Ik voelde op dat moment pijn aan mijn bovenarm. Ik zag dat de onbekende jongen en [verdachte] beide met hun messen stonden te zwaaien en te steken in mijn richting. [verdachte] en de onbekende jongen stonden te schreeuwen: "geef alles wat je hebt anders ga ik je steken." Ik hoorde dat de twee jongens onderling stonden te schreeuwen tegen elkaar: "Steek dan, steek dan". Ik zag dat [verdachte] weer uithaalde met zijn mes en ik voelde dat zijn mes mijn onderarm raakte. Ik voelde dat deze messteek diep in mijn onderarm terechtkwam. Ik voelde veel pijn. Ik heb gezien en gevoeld dat het mes van de onbekende jongen mijn borstkas raakte met de punt. Deze messteek heb ik met mijn handen afgeweerd. Ik heb gevoeld dat ik gestoken werd in mijn linkerschouder. Ze gingen maar door met steken in mijn richting.
Ik herinner mij ook dat ik diverse vuistslagen heb gekregen van de onbekende man en [verdachte] . Deze vuistslagen kwamen terecht op mijn mond en gezicht, dit deed pijn. [3]
[getuige 1] heeft volgens
het proces-verbaal van verhoorgetuige, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik zat bij mijn broer [slachtoffer] in de auto naast hem. [4] Toen stapte de jongen in die [slachtoffer] kende van gezicht. Hij ging achter mij zitten. Een andere jongen kwam achter mijn broer zitten. Ineens kwam die jongen met een mes en die jongen achter mij zette ook een mes in mijn nek. Die bekende jongen had een mes bij mij gezet. Die andere jongen zette een mes op mijn broer. Uiteindelijk konden we allebei uitstappen. Ik zag dat mijn broer aan het worstelen was met die andere jongen. Ze bleven steken met twee messen. [5]
Ze hadden allebei een mes. Die onbekende die achter mijn broer zat had een groot mes en die andere die achter mij zat had een klein mes.
Het mes was zilver. Het was een groot mes, ik schat ongeveer 30 centimeter. [6] Ik zag toen dat diezelfde jongen die mij bedreigde mijn broer één keer stak.
Ik zag dat mijn broer meer met die andere jongen bezig was en toen zag ik dat die jongen een soort slaande beweging maakte met kracht. Dit was op mijn broers linker bovenarm. Ik zag ook allemaal wol vliegen. Die jongen met het kleine mes zei tegen die andere jongen, ‘jij hebt een groter mes, steek hem, steek hem'.
Die jongen met het kleine mes heb ik als eerste zien steken, ik zag toen hij hem in zijn bovenarm stak het mes ook verdwijnen in mijn broers jas. En daarna staken ze hem allebei, ze bleven steken. Dus ook die jongen met het grote mes. [7]
Ik weet niet precies hoe vaak die jongens hebben gestoken, maar het ging achter elkaar door.
De stekende bewegingen naar mijn broer werden echt met de punt van het mes gemaakt en dan meer prikken, dus niet snijden. [8]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft een
proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot camerabeeldenopgemaakt en daarin onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op vrijdag 7 december 2018 kreeg ik camerabeelden van Vast en Verder. Deze waren opgenomen op donderdag 6 december 2018 en op deze beelden zouden twee personen te zien zijn die aan het signalement voldeden. De personen op de camerabeelden zouden [verdachte] en [medeverdachte] heten. Ik kan de personen aan de hand van de camerabeelden als volgt omschrijven:
Persoon 1: Volgens de afdelingsmanager van Vast en Verder: [verdachte]
Donker gekleurde huidskleur
Donker haar, opgeschoren en bovenop krulletjes
Blauw trainingspak
Persoon 2: Volgens die afdelingsmanager: [medeverdachte]
Gekleurde huidskleur
Slank postuur
Donkerkleurig petje op met logo Northface voorop.
Donkere baard, donkere trainingsbroek met links voor een wit logo.
Zwarte Northface jas met capuchon. Logo van Northface links voor op de jas en rechts achter op de jas. [9]
Camerabeelden overloop en tuin:
Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte] omstreeks 15:31 15:35 uur de trap afliepen.
Ik zag op de camera dat om 15:49 uur [verdachte] en [medeverdachte] snel de trap opliepen. [10]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Aangever [slachtoffer] werd in het ziekenhuis door politiemedewerkers bezocht. Hierbij werden een tweetal telefoons bij hem in beslag genomen ter waarheidsvinding. Eén telefoon betrof een witkleurige Nokia TA1034.
Ik zag in de zogeheten ‘timeline’ van de telefoon dat aangever voorafgaande aan het incident meerdere malen contact heeft gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer heb ik bekeken in het politiesysteem. Dit telefoonnummer bleek sinds 18 januari 2019 te zijn gekoppeld aan verdachte [verdachte] .
Door het telefoonnummer [telefoonnummer] wordt op donderdag 6 december 2018, omstreeks 14:56 uur ingebeld naar de witte Nokia telefoon. De gebruiker van de Nokia antwoordt dat hij wel over een uurtje langskomt. Omstreeks 15:32 uur vindt er tussen beide een telefoongesprek plaats, waarna de gebruiker van de Nokia rond 15:37 uur een sms stuurt “10 min”. Omstreeks 15:40 uur vindt het laatste contact tussen beide telefoons plaats
. [11]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij gelegenheid van zijn
verhoor bij de politieonder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik ben samen met een vriend, hij heet [verdachte] , achterin een auto gestapt. Dit was in Lelystad, in de [adres] . Ik zat achterin aan de bestuurderskant. Op de bestuurdersstoel en passagiersstoel zaten ook twee jongens. We kregen een woordenwisseling in de auto. [12]
[getuige 2] heeft volgens
het proces-verbaal van verhoor getuige, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard
Op 6 december 2018 omstreeks 15:30 uur was ik in mijn woning aan de [adres] te [woonplaats] . Ik zag op de parkeerplaats ter hoogte van de [adres] te [woonplaats] een voor mij onbekend voertuig staan. Ik zag vier jongens bij het voertuig staan. Ik zag dat één jongen een capuchon op had en een donkere jas of hoodie. Ik zag dat een andere jongen een lichte jas aan had. Ik vermoed dat deze twee jongens bij elkaar horen omdat zij op een bepaald moment samen zijn weggerend. Ik zag dat de vier jongens aan de bestuurderszijde van de auto stonden. Ik zag dat er ineens werd gevochten. Ik zag dat er met de handen slaande bewegingen gemaakt werden. Ik zag dat de twee jongens met de capuchon en de lichte jas tevens wegrenden in de richting van, globaal gezien, de [adres] te [woonplaats] . [13]
J.A. Kortmann, Forensisch arts KNMG, verbonden aan GGD Flevoland, heeft in een
letselrapportageover [slachtoffer] – zakelijk weergegeven – opgetekend:
Het letsel vastgesteld bij dhr. [slachtoffer] zijn kras-, snij- dan wel steekverwondingen. Deze types letsel zijn scherp trauma en worden veroorzaakt door een scherprandig dan wel puntig voorwerp. [14]
Bevindingen medische informatie ziekenhuis van 6 dec 2018dhr. [slachtoffer] werd op 6 december 2018 gezien. In de brief staan de volgende letsels vermeld:
- Links bij schouderblad 'oppervlakkig penetrerend scherpe laceratie max 0,5cm diep'
- Rechts boven de tepel 'klein penetrerende snee'
- Linker bovenarm 'deltoideus 8cm diep, 3 cm breed wijkend'
- Linker onderarm 'ulnaire zijde laceratie wijkende wond, 2cm diep peesblad zichtbaar'
De verwondingen van de onderarm, bovenarm en bij schouderblad werden gehecht. [15]
Wat zijn de gevaarzetting/het risico van het letsel?Voor steekverwondingen in de borstkas geldt dat met name steekverwondingen in de hartstreek een hoog risico op overlijden hebben. Een steekverwonding in de borstkas kan ook een traumatische klaplong als gevolg hebben. Dit kan een levensbedreigende situatie zijn.
Gezien de locaties van de verwondingen aan de borstkas was het ontwikkelen van een traumatische klaplong een reële mogelijkheid. [16]
Bewijsoverwegingen:
Betrouwbaarheid verklaring aangever [slachtoffer]
Door de raadsman is bepleit dat de verklaring van aangever niet betrouwbaar is, omdat hij onjuist heeft verklaard over de aanleiding van de afspraak en zijn verklaring onvoldoende consistent is. De rechtbank begrijpt dit verweer aldus, dat deze verklaring niet voor het bewijs kan worden gebruikt. De rechtbank zal weliswaar behoedzaam omgaan met deze verklaring, maar oordeelt dat deze verklaring wel voor het bewijs kan worden gebruikt. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
Aangever, die op verschillende momenten een verklaring heeft afgelegd, heeft in de kern steeds consistent verklaard over de wijze waarop hij zijn verwondingen heeft opgelopen. Bovendien vindt zijn aangifte steun in de verklaring van zijn broer, getuige [getuige 1] , die ook concreet, gedetailleerd en consistent heeft verklaard daar waar het de kern van de aan verdachte en zijn medeverdachte verweten gedragingen betreft. Van belang is hierbij ook dat de verklaringen van aangever en zijn broer steun vinden in andere bewijsmiddelen. Zo volgt uit de medische stukken onder meer dat aangever letsel heeft opgelopen en de verwondingen passen bij de door aangever en zijn broer beschreven toedracht.
Verder sluit hetgeen aangever heeft verklaard aan bij het telefonisch contact dat verdachte met aangever had over het maken van een afspraak en ook bij de camerabeelden, waarop is te zien dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] net voor het tijdstip waarop is afgesproken de woning verlaat en later gezamenlijk bij de woning terugkeren. Tot slot heeft getuige [getuige 2] verklaard dat zij vier jongens bij de auto heeft zien staan en dat na de vechtpartij twee jongens in dezelfde richting samen zijn weggerend, hetgeen overeenkomt met de verklaring van aangever.
De rechtbank acht gelet hierop de verklaringen van aangever en van zijn broer betrouwbaar voor zover het de ten laste gelegde gedragingen betreft. Dat aangever mogelijk wél heeft gelogen dat de afspraak was gemaakt om drugs te verkopen in plaats van kopen, en op andere punten inconsistent zou hebben verklaard, doet aan de betrouwbaarheid van de verklaring voor zover dat ziet op het geweldsincident en de feitelijke toedracht ervan, niet af.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van de verklaringen van aangever en zijn broer, voor zover hiervoor opgenomen in de bewijsmiddelen. Deze verklaringen vinden in voldoende mate steun in de overige bewijsmiddelen en zullen dan ook voor het bewijs worden gebruikt.
Geweldshandelingen en medeplegen
Verdachte heeft niet veel willen verklaren over de aan hem verweten gedragingen. Bij de politie heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen en tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 28 juni 2023 heeft verdachte verklaard: ‘ik heb geen mes gezien en ik heb ook niemand gestoken’, om zich vervolgens op zijn zwijgrecht te beroepen op de aan hem gestelde vragen. Hoewel verdachte hiermee lijkt te zeggen dat hij wel aanwezig was bij het geweldsincident (anders zou je niet kunnen zeggen dat je geen mes hebt gezien), volgt uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen dat verdachte niet alleen aanwezig was, maar ook dat hij een prominente rol had bij het geweldsincident, samen met zijn medeverdachte [medeverdachte] . Uit de bewijsmiddelen wordt immers afgeleid dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] met messen naar aangever en zijn broer is gegaan en de confrontatie met hen heeft gezocht. Tijdens de daaropvolgende worsteling hebben beiden steekverwondingen bij aangever toegebracht en hem in zijn gezicht geslagen, waarna zij vervolgens ook samen zijn weggerend naar hetzelfde gebouw waarin zij woonden.
De rechtbank is van oordeel dat bij het door hen gepleegde geweld tegen aangever sprake was van een gemeenschappelijke uitvoering van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Uit de gelijktijdigheid van de gedragingen, almede uit het feit dat verdachten elkaar aanmoedigden door ‘steek dan, steek dan’ naar elkaar te roepen, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] het opzet heeft gehad op het gepleegde geweld. De rechtbank acht derhalve het medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Poging zware mishandeling?
De vraag die voorligt is of het handelen van verdachten kan worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft, samen met de medeverdachte, aangever meerdere malen in zijn bovenlichaam gestoken. Het steken met een mes in iemands bovenlichaam is gericht op het toebrengen van fors letsel. Verdachte heeft hier dus opzet op gehad. Er bevinden zich in het bovenlichaam kwetsbare en vitale onderdelen (waaronder organen, spieren en pezen), die wanneer zij geraakt worden zwaar lichamelijk letsel tot gevolg zullen hebben. Door het toegepaste geweld heeft aangever steekwonden in de linkerschouder, rechterborst, linker bovenarm en linker onderarm opgelopen. Dat letsel had zwaarder kunnen zijn als verdachten aangever net anders geraakt hadden. Dat blijkt ook uit de letselverklaring, waarin staat omschreven dat gelet op de locaties van de verwondingen aan de borstkas het ontwikkelen van een traumatische klaplong een reële mogelijkheid was en zelfs een levensbedreigende situatie kan opleveren.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft gepleegd, zoals hierna in rubriek 5 is omschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 6 december 2018 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een mes meermalen stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer] en
- met een mes meermalen heeft gestoken, te weten in de borst(streek) en de arm en de schouder van [slachtoffer] en
- meermalen heeft geslagen in het gezicht van [slachtoffer] ,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 dagen, met aftrek van het voorarrest (nu het taakstrafverbod van toepassing is) en een taakstraf van 160 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met de stijgende lijn die verdachte doormaakt. Hij houdt zich aan de afspraken met de reclassering en staat open voor hulp. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal die positieve ontwikkeling teniet doen. De raadsman verzoekt daarom in ieder geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en te volstaan met een deels voorwaardelijke taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een ernstig geweldsdelict dat op klaarlichte dag in de openbare ruimte heeft plaatsgevonden en waarbij aangever letsel is toegebracht. Door met een mes te steken in de borst, arm en schouder van aangever, hebben zij geprobeerd dit slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Als gevolg van hun handelswijze heeft aangever meerdere steekverwondingen opgelopen. Gezien de handelwijze van verdachte en zijn medeverdachte had dit nog veel erger kunnen aflopen. Uit het dossier blijkt ook dat het incident bij aangever heeft geleid tot angstgevoelens. Behalve de impact van dit feit op het slachtoffer dragen misdrijven als deze ook bij aan algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van een op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 25 mei 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake een soortgelijk feit is veroordeeld, zodat dit als een strafverzwarende omstandigheid wordt meegenomen.
Reclasseringsadvies
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 23 juni 2023. In dit reclasseringsadvies wordt weergegeven dat de reclassering in maart 2023 heeft geadviseerd om de voorwaardelijke invrijheidsstelling van verdachte in een andere zaak te verlengen, omdat nog niet aan alle bijzondere voorwaarden was voldaan. Conform het advies van de reclassering heeft de rechtbank op 3 mei 2023 de voorwaardelijke invrijheidsstelling verlengd tot 30 oktober 2023. De reden dat de reclassering tot verlenging adviseerde, was omdat nog niet aan alle bijzondere voorwaarden is voldaan en het risico op letselschade en recidive werd ingeschat als gemiddeld tot hoog. Risicofactoren waren op dat moment het sociaal netwerk, zijn financiën en zijn psychosociaal functioneren. De conclusies van de reclassering zijn in het advies van 23 juni 2023 ongewijzigd gebleven; de genoemde risico’s ziet de reclassering nog steeds. Wel heeft verdachte tijdens het lopende toezicht in die zaak nu een aantal maanden laten zien dat hij in staat is om zich aan afspraken te houden en geeft hij openheid van zaken. De reclassering schat in dat de risico's op recidive verlaagd zouden kunnen worden als betrokkene zijn afspraken bij de behandelaar en bij de begeleid wonen instelling nakomt en de behandeling wordt afgerond. De behandeling bij ForFACT Oostvaarders wordt binnenkort opnieuw opgestart en verdachte staat op de wachtlijst voor een nieuwe begeleid wonen plek.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Zij adviseren positief over een nieuw toezicht met een proeftijd van twee jaar, zodat er verder gewerkt kan worden aan de afronding van de reclasseringsdoelen en het recidiverisico verlaagd kan worden. Geadviseerd wordt om aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met het slachtoffer, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpsanering.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, zoals hiervoor uiteengezet, is de rechtbank van oordeel dat in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is. Echter ziet de rechtbank in deze zaak aanleiding om in het voordeel van verdachte hiervan af te wijken.
Op grond van vaste jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn van berechting een periode van 24 maanden. De termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden, is aangevangen op 6 december 2018. De termijn eindigt met het wijzen van dit vonnis op 12 juli 2023. Hieruit volgt dat de termijn waarbinnen verdachte is berecht in totaal ruim 55 maanden bedraagt. Het voorgaande betekent dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn van berechting.
Naar het oordeel van de rechtbank maken de dusdanig forse overschrijding van de redelijke termijn in combinatie met de voorzichtige positieve ontwikkeling die verdachte recentelijk heeft laten zien, dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op dit moment niet meer passend is.
Evenwel is de rechtbank van oordeel dat de ernst van het feit, mede in verband met een juiste normhandhaving, maakt dat aan verdachte een straf dient te worden opgelegd. De rechtbank heeft geconstateerd dat het taakstrafverbod als bedoeld in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Alles afwegend zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de dagen inverzekeringstelling, met een proeftijd van twee jaren en oplegging van de in het dictum genoemde bijzondere voorwaarden. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis. De rechtbank wijkt hiermee af van de vordering van de officier van justitie. Enerzijds om de ernst van het feit te benadrukken, maar ook om oplegging van bijzondere voorwaarden mogelijk te maken.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.854,17 ter vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voornoemd bedrag heeft betrekking op:
  • materiële schade ter hoogte van € 858,18, bestaande uit een ziekenhuis daggeldvergoeding van € 30,00, de kosten van het eigen risico van de zorgverzekering van 2019 en 2020 van in totaal € 723,18 en de kosten van een Nike trainingspak van € 100,99 (ter terechtzitting bijgesteld van € 105,- naar € 100,99).
  • immateriële schade ter hoogte van € 8.000.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de vordering af te wijzen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de kosten voor het trainingspak onvoldoende onderbouwd zijn. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade voert de raadsman aan dat de psychische problematiek van het slachtoffer onvoldoende onderbouwd is en dit onderdeel niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Indien de rechtbank wel overgaat tot toewijzing van een bedrag ter vergoeding van immateriële schade, verzoekt de raadsman het gevorderde bedrag te matigen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De gevorderde materiële schade komt voor vergoeding in aanmerking. Deze schade is veroorzaakt door het hiervoor bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij heeft de hoogte van deze schadebedragen voldoende onderbouwd; in het licht van die onderbouwing is de betwisting, voorover gedaan, onvoldoende gemotiveerd. De gevorderde bedragen zullen worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 december 2018 tot de dag van volledige betaling
Immateriële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, zodat hij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een causaal verband tussen de bewezen verklaarde gedragingen van verdachte en de gestelde schade. De rechtbank acht de door de benadeelde partij ingediende vordering, gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken, echter niet in zijn geheel toewijsbaar en stelt de schade naar billijkheid vast op € 5.000. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 december 2018 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade afwijzen.
Hoofdelijk aansprakelijk
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.854,17, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 december 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 64 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die door verdachte of zijn mededader is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
90 (negentig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
87 (zevenentachtig) dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 80 (tachtig) dagen hechtenis;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich blijft melden bij Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van ForFACT Oostvaarders of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijft, te bepalen door de reclassering en zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma;
* zich inspant voor het vinden en behouden van structurele dagbesteding, met een vaste structuur;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt dat hij moet meewerken aan schuldhulpsanering. Verdachte geeft inzicht in zijn financiën en schulden;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 5.854,17 (bestaande uit
€ 854,17 wegens materiële schade en € 5.000,- wegens immateriële schade);
- veroordeelt verdachte
hoofdelijktot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening;
- wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde (wegens immateriële schade) af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.854,17 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 december 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 64 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd indien en voor zover hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.G. de Jong, voorzitter, mr. H.B.W. Beekman en
mr. A.W.M. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juli 2023.
Mr. E.G. de Jong is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 6 december 2018 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer] en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, heeft gestoken in de borst(streek) en/of de arm en/of de schouder, althans het (boven)lichaam, van [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen in het gezicht, althans op het lichaam, van [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij, op of omstreeks 6 december 2018 te [woonplaats] , althans in Nederland, openlijk, te weten de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer] door
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, te
steken in de borst(streek) en/of de arm en/of de schouder, althans het (boven)lichaam, van
[slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, te slaan in het gezicht, althans op het lichaam, van [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 31 januari 2019, genummerd 2018350898
2.Pagina 1010 (pagina 90 van digitale procesdossier).
3.Pagina 1011 (pagina 91 van het digitale procesdossier).
4.Pagina 1053 (pagina 133 van het digitale procesdossier).
5.Pagina 1054 (pagina 134 van het digitale procesdossier).
6.Pagina 1056 (pagina 136 van het digitale procesdossier).
7.Pagina 1057 (pagina 137 van het digitale procesdossier).
8.Pagina 1058 (pagina 148 van het digitale procesdossier).
9.Pagina 1035 (pagina 115 van het digitale procesdossier).
10.Pagina 1036 (pagina 116 van het digitale procesdossier).
11.Pagina 1066 (pagina 146 van het digitale procesdossier).
12.Pagina 226 (pagina 67 van het digitale procesdossier).
13.Pagina 1051 (pagina 131 van het digitale procesdossier).
14.GGD Rapportage 261119, pagina 6.
15.GGD Rapportage 261119, pagina 10.
16.GGD Rapportage 261119, pagina 11.