ECLI:NL:RBMNE:2023:3477

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
16.217622.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een vijftienjarig slachtoffer door verdachte onder invloed van alcohol en drugs

Op 12 juli 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 13 december 2020 in Naarden het vijftienjarige slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam. De verdachte was op het moment van de feiten onder invloed van alcohol en drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het dwingen van het slachtoffer tot deze handelingen, ondanks zijn ontkenning dat hij haar had gedwongen.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn ernstige psychiatrische problematiek en middelengebruik. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte door zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, en dat dit grote impact op haar heeft gehad. De rechtbank benadrukte het belang van bescherming van minderjarigen tegen dergelijke delicten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.217622.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te Curaçao,
verblijvende op het adres: [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Arnhem, alsmede van hetgeen mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal, namens benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De ter terechtzitting van 15 februari 2023 gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
primair:op 13 december 2020 in Naarden [slachtoffer] (geboren op [2005] ) door (bedreiging met) geweld en/of feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ;
subsidiair:op 13 december 2020 in Naarden ontuchtige handelingen heeft gepleegd met
[slachtoffer] (geboren op [2005] ), die de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn en steun vinden in overige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Ten aanzien van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het lichaam van [slachtoffer] seksueel is binnengedrongen. Ten aanzien van het primair tenlastegelegde is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte door (bedreiging met) geweld of door andere feitelijkheden heeft veroorzaakt dat
[slachtoffer] zich niet tegen zijn handelingen kon verzetten of dat hij haar opzettelijk in een situatie heeft gebracht waaraan zij zich niet aan die handelingen kon onttrekken, zodat niet bewezen kan worden dat er sprake was van dwang.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
1. [slachtoffer] , geboren op [2005] , heeft op 13 december 2020 blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zedenhet volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zat in de hoek van de bank en hij lag op de bank. Zijn voeten gingen steeds naar mijn voeten en ik trok steeds terug. Hij ging met zijn voet over mijn been en ik trok terug. Ik kon niet weg. Hij pakte mij bij mijn armen, trok me naar zich toe. [2] Ik voelde een hand onder mijn vest en hij ging aan mijn tieten zitten. Ik voelde dat hij aan mijn kont ging zitten. Vanaf mijn kont ging hij met zijn hand naar voren naar het schaambeen en deed zijn hand naar achteren. Dit was op de broek. Vanaf het schaambeen ging hij naar mijn vagina. Hij bewoog heen en weer over de vagina. Hij trok mijn broek naar beneden van achteren. Hij deed mijn string opzij. Hij pakte me bij de heupen vast en trok me naar achteren en kantelde mijn heup. Ik voelde een lul in mij. Ik heb tegen hem gezegd dat het niet ok was wat hij deed. Ik zei dat toen zijn voet bij mijn been was. [3]
Waar is het gebeurd: Naarden.
Wanneer is het gebeurd: 13 december 2020 tussen 04:00 en 05:00 uur. [4]
2. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Op 13 december 2020 omstreeks 06:40 uur kwamen wij ter plaatse. Wij zagen dat [slachtoffer] zichtbaar aangedaan en emotioneel was over hetgeen haar was overkomen. Wij zagen dat zij heel erg aan het trillen was. Ze kwam erg timide en in shock over. [5]
Ik, Tool, vroeg aan [slachtoffer] of zij seks hebben gehad. Wij hoorden [slachtoffer] zeggen "ja".
Ik, Tool, vroeg of hij bij haar is binnengedrongen. Wij hoorden [slachtoffer] zeggen "ja".
Wij zagen dat [slachtoffer] weer emotioneel werd. Wij hoorden [slachtoffer] zeggen dat zij dit niet wilde en dat zij ook "nee" heeft gezegd tegen de jongen. [6]
3. [slachtoffer] heeft op 31 december 2020 blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigehet volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
A: Iedereen was al naar boven, behalve [verdachte] . [7]
A: Hij trok me naar zich toe. Hij lag op de bank. Ik belandde voor hem, met m’n rug naar hem toe. Toen deed ‘ie z’n deken over me heen. Toen ging ‘ie aan me zitten. Hij kantelde me en deed m’n broek en ook m’n string naar beneden. [8]
V: Wat van hem gaat dan bij jou naar binnen?
A: Z’n lul.
V: Waar bij jou gaat ‘ie naar binnen?
A: In m’n vagina.
A: Ik heb iets gezegd van het is niet ok. Zover ik me kan herinneren heb ik het gewoon echt uitgesproken. [9]
V: Wist [verdachte] dat jij vijftien bent?
A: Ja, volgens mij heb ik dat op die avond gezegd. [10]
4. [getuige 1] heeft blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeop 13 december 2020 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb hem toen ook verteld. Misschien niet heel slim, maar ik heb [verdachte] verteld dat [slachtoffer] een lastige thuissituatie had. Ik bedenk net dat dit niet handig is geweest. Dit heeft [slachtoffer] misschien kwetsbaar gemaakt. (…)
Ik hoorde [slachtoffer] zeggen “ [verdachte] is in mij geweest”. Ik zag dat [slachtoffer] toen ze dit zei aan het huilen en trillen was. Ze was helemaal in shock. [11]
Op enig moment hoorde ik dat [verdachte] zei “Ik heb seks met haar gehad”. “Je kan mij niet blamen want ik heb 'M' op.” [12]
5. [getuige 2] heeft blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeop 14 december 2020 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Vertel ons wat [slachtoffer] jou verteld heeft van wat haar is overkomen.
A: Ze zei “hij heeft aan me gezeten”. Ze was heel erg hard aan het huilen. Ik heb haar de vraag gesteld “is hij in jou geweest?”. Toen zei ze ja. [13]
V: Wat kan jij vertellen over wat [verdachte] weet over de leeftijd van [slachtoffer] ?
A: Dat weet hij heel goed. Toen zij net binnen waren heeft [slachtoffer] gezegd: [slachtoffer]
[de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ]is een mooi meisje maar degene die verkeerd naar haar kijkt of aanraakt heeft een probleem want zij is 15. [verdachte] had nog gezegd: wow ik had niet gedacht dat zij 15 was. [14]
6. [getuige 1] heeft blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeop 12 mei 2022 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Weet u of [verdachte] weet hoe oud [slachtoffer] is?
A: Ja, want dat was het eerste wat wij zeiden toen ze binnenkwamen. Wij zeiden dat ze 14 jaar was en dat hij met zijn poten van haar af moest blijven. [15]
7. M. van Gent, forensisch onderzoeker bij het NFI, heeft op 15 februari 2021 een
rapport met betrekking tot onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoekopgesteld, waaruit het volgende blijkt, zakelijk weergegeven:
De bemonsteringen uit onderzoeksset ZAAD2469NL van [slachtoffer] zijn onderzocht op de aanwezigheid van biologische sporen.
Omschrijving van bemonstering: vagina – 2, veiliggesteld voor DNA-onderzoek als: ZAAD2469NL#09. [16]
Bij het Y-chromosomaal DNA-onderzoek aan bemonstering ZAAD2469NL#09 is een Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen. Het Y-chromosomale DNA-profiel van [verdachte] komt overeen met dit Y-chromosomale DNA-profiel. Dit betekent dat bemonstering ZAAD2469NL#09 een geringe hoeveelheid mannelijk DNA bevat dat afkomstig kan zijn van [verdachte] of van een in de mannelijke lijn aan
[verdachte] verwante man. [17]
Hypothese 1: Het mannelijk DNA in bemonstering ZAAD2469NL#09 is afkomstig van [verdachte] of een in de mannelijke lijn aan hem verwante man.
Hypothese 2: Het mannelijk DNA in bemonstering ZAAD2469NL#09 is niet afkomstig van [verdachte] maar van een willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan hem verwante man.
De verkregen resultaten zijn zeer veel waarschijnlijker als hypothese 1 waar is dan
wanneer hypothese 2 waar is. [18]
8. Ter terechtzitting van 28 juni 2023
heeft verdachte verklaard:
Het klopt dat ik [verdachte] word genoemd. Ik heb aan de vagina, borsten en billen van [slachtoffer] gezeten. Ik had die dag MDMA en alcohol gebruikt. Ik was goed van de kaart en was aan het spacen.
Bewijsoverwegingen
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er tussen verdachte en de (toen) vijftienjarige [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. [slachtoffer] heeft hierover uitgebreide verklaringen afgelegd, waarbij zij heeft aangegeven dat de seksuele handelingen mede hebben bestaan uit het binnendringen door verdachte van haar lichaam. Verdachte heeft ter zitting bekend seksuele handelingen met [slachtoffer] te hebben uitgevoerd, maar ontkent haar daarbij te zijn binnengedrongen. Ook ontkent hij dat hij [slachtoffer] daartoe heeft gedwongen.
Ten aanzien van het seksueel binnendringen
[slachtoffer] heeft, vrijwel direct na het seksueel contact met verdachte, aan haar zus
[getuige 2] en [getuige 1] aangegeven dat verdachte in haar is geweest. Aan de verbalisanten heeft zij onder meer verteld dat verdachte en zij seks hebben gehad en dat zijn penis in haar vagina ging. De verklaringen van [slachtoffer] worden ondersteund door het in haar vagina aangetroffen biologische spoor waaruit een Y-chromosomaal DNA-profiel is verkregen waarvan geconcludeerd is dat het zeer veel waarschijnlijker is dat dit biologische spoor van verdachte dan van een willekeurige, niet aan hem verwante man afkomstig is. De locatie waar dit biologische spoor is aangetroffen, te weten in de vagina van [slachtoffer] , duidt op het seksueel binnendringen van haar lichaam. Daar komt bij dat verdachte kort na het seksueel contact met [slachtoffer] tegen [getuige 1] heeft gezegd dat hij seks met [slachtoffer] heeft gehad. Ook om die reden gaat de rechtbank uit van de lezing van [slachtoffer] , en schuift de ontkenning van verdachte terzijde.
Ten aanzien van de dwang
Om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit te komen, moet worden vastgesteld of verdachte door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
De rechtbank is op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting van oordeel dat geen sprake is geweest van geweld of bedreiging daarmee. De vraag resteert dan of sprake is geweest van ‘andere feitelijkheden’ waardoor verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen.
Met ‘feitelijkheid’ wordt bedoeld een gedraging die geschikt is om iemand te dwingen tot hetgeen van hem of haar wordt verlangd. Er moet worden vastgesteld of verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of [slachtoffer] in een zodanige afhankelijkheidspositie heeft gebracht, dat zij zich daardoor niet tegen die handelingen kon verzetten. Van dwang door een feitelijkheid kan ook worden gesproken als verdachte [slachtoffer] in een zodanige, door hem opzettelijk veroorzaakte, (bedreigende) situatie heeft gebracht dat het daardoor voor haar zo moeilijk was om zich aan die handelingen te onttrekken.
Verdachte heeft gesteld dat [slachtoffer] vrijwillig seksueel contact met hem had (sterker, zij zou het initiatief hebben genomen). De rechtbank overweegt dat zij de verklaringen die [slachtoffer] over de onvrijwilligheid van het seksueel contact met verdachte heeft afgelegd betrouwbaar acht. Zij heeft hierover vrijwel direct na dit seksueel contact verklaard en heeft hierover in de verschillende verklaringen die zij sindsdien heeft afgelegd consistent verklaard.
De verklaringen van [slachtoffer] worden ondersteund door de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] en de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , die allen hebben waargenomen dat [slachtoffer] zeer emotioneel was en in shock verkeerde. Deze waarnemingen ondersteunen de verklaring van [slachtoffer] dat het seksueel contact tegen haar wil heeft plaatsgevonden. De rechtbank gaat dan ook uit van haar lezing en niet van die van verdachte.
Verdachte heeft [slachtoffer] , in een kamer waar verder niemand aanwezig was, terwijl zij het niet verwachtte (‘onverhoeds’) naar zich toegetrokken, is tegen haar aan gaan liggen en heeft een deken over hen heen heeft gelegd. Vervolgens heeft hij haar borsten, billen en vagina betast, haar broek en string naar beneden gedaan en zijn penis in haar vagina gebracht. Eerder die avond is meermalen aan verdachte kenbaar gemaakt dat [slachtoffer] minderjarig was (15 jaar oud) en dat zij bijna de helft van de leeftijd van verdachte was (28 jaar oud). Ook is die avond aan verdachte verteld dat zij kwetsbaar is/een lastige thuissituatie had. Verdachte heeft genegeerd dat [slachtoffer] het eerste lichamelijk contact dat hij met haar zocht afhield door haar voeten en/of benen terug te trekken. Ook heeft hij genegeerd dat zij aangaf dit niet oké te vinden. Op grond van deze feiten en omstandigheden neemt de rechtbank in aanmerking dat het uit verdachtes leeftijd voortvloeiende fysieke en/of geestelijke overwicht en de door verdachte gecreëerde intimiderende situatie, voor [slachtoffer] een zodanige psychische druk opleverden dat zij daaraan geen weerstand kon bieden en zich gedwongen voelde verdachtes seksuele handelingen te ondergaan.
Ten aanzien van het opzet
De rechtbank ziet zich tot slot voor de vraag gesteld of bij verdachte het opzet aanwezig was op het door [slachtoffer] laten ondergaan van de seksuele handelingen tegen haar wil in.
De rechtbank overweegt dat kenbaar moet zijn geweest voor verdachte dat [slachtoffer] geen seksueel contact met hem wilde hebben. Het is echter niet ondenkbaar dat verdachte haar verbale en non-verbale signalen van verzet niet oppikte vanwege zijn zodanige alcohol- en drugsgebruik die avond dat hij naar eigen zeggen “goed van de kaart en aan het spacen was”. Door dusdanig onder invloed van alcohol en drugs bij een jong en kwetsbaar meisje seksuele handelingen te verrichten die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij haar met zijn handelen dwong tot het ondergaan van die seksuele handelingen. Verdachte heeft niet willen aanvoelen of er wel sprake was van gelijkwaardigheid, veiligheid en vrijwilligheid.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 13 december 2020 te Naarden door andere feitelijkheden [slachtoffer] (geboren op [2005] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte,
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en
- de borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt (onder de kleding) en
- de vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt (onder en over de kleding) en
- de billen van die [slachtoffer] betast/aangeraakt,
en bestaande die andere feitelijkheden hieruit dat verdachte
- deze handelingen onverhoeds heeft uitgevoerd en
- deze handelingen heeft uitgevoerd terwijl er niemand meer aanwezig was in de kamer en
- de armen van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer] naar zich heeft toegetrokken en
- met zijn hand onder de kleding van die [slachtoffer] is gegaan en (vervolgens) de borsten en billen en vagina van die [slachtoffer] heeft betast/aangeraakt en
- de broek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en
- de string van die [slachtoffer] opzij heeft geschoven en/of naar beneden heeft getrokken en
- tegen het lichaam van die [slachtoffer] is gaan liggen en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en
- misbruik heeft gemaakt van zijn uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer] , bestaande uit een groot leeftijdsverschil tussen hem en die [slachtoffer] en bestaande uit de kwetsbare positie van die [slachtoffer] en
- terwijl die [slachtoffer] onder meer zei dat hij het niet moest doen en/of het echt niet oké was wat hij deed en/of dit niet ok is en/of dat ze het niet wilde en/of van hem vandaan bewoog en/of kroop voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en
- aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende en/of intimiderende situatie heeft doen ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
verkrachting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
In geval van strafoplegging heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de strafeis van de officier van justitie disproportioneel is en dat daarin geen rekening is gehouden met de persoon van verdachte en zijn psychiatrische problematiek in het bijzonder. Verzocht is om verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat die de intensieve behandeling vanuit GGZ doorkruist. Een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een (eventueel maximale) taakstraf volstaat. Het opleggen van een ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde gaat zijn doel voorbij nu verdachte reeds vanuit GGZ intensief wordt behandeld. Met het als bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijk opvang wordt voorbijgegaan aan de urgentieverklaring voor een woning die verdachte binnenkort krijgt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig strafbaar feit. Met zijn handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige [slachtoffer] . Verdachte heeft zich niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor [slachtoffer] . Hij heeft kennelijk alleen oog gehad voor bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Verdachte had er rekening mee moeten houden dat [slachtoffer] , net als iedere vijftienjarige, nog een kind was en kwetsbaar op het gebied van seksualiteit, zodat het gedrag van verdachte op een bepaald moment tot (ernstige) psychologische problemen bij haar kan leiden. Minderjarigen dienen hiertegen beschermd te worden. Uit de verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd en uit hetgeen haar advocaat ter terechtzitting naar voren heeft gebracht blijkt dat dit handelen van verdachte grote impact op haar heeft gehad en nog altijd heeft, en dat bij haar PTSS is vastgesteld.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van een op zijn naam gesteld en kennelijk nog steeds actueel uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 4 augustus 2022. Hieruit blijkt dat verdachte vaker met politie en justitie in aanraking is gekomen, maar niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank onder meer kennisgenomen van een reclasseringsrapport van
8 februari 2023, opgesteld door M.E. van Oort, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Inforsa. Uit dit reclasseringsrapport blijkt dat bij verdachte sprake is van ernstige psychiatrische problematiek en vermoedelijk problematisch middelengebruik. Verdachte is bekend met meerdere psychotische episoden en staat vanaf 2018 in contact met de
geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Verdachte werd in 2019 gedwongen opgenomen en dit gebeurde opnieuw in 2022. Tijdens de laatste opname werd bij verdachte de volgende diagnose gesteld: andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, stoornis in cannabisgebruik en de antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Het risico dat verdachte recidiveert wordt door de reclassering als hoog ingeschat. Hoewel verdachte momenteel verplicht behandeld wordt vanuit de geestelijke gezondheidszorg, wordt betrokkenheid van de reclassering bij verdachte geadviseerd. Om stabiliteit op verschillende leefgebieden te bewerkstellingen, is oplegging van een reeks bijzondere voorwaarden geadviseerd. Onder meer is geadviseerd dat verdachte zich ambulant laat behandelen, dat hij meewerkt aan het verkrijgen van een zinvolle dagbesteding en het aflossen van zijn schulden en dat hij wordt gecontroleerd op het gebruik van alcohol en drugs.
Gelet op de aard en ernst van het feit, zoals hiervoor uiteengezet, is oplegging van een forse gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank betrekt bij de strafoplegging de oriëntatiepunten die door het in de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld en die beogen het belang van rechtseenheid te dienen. Deze oriëntatiepunten nemen in het geval van een verkrachting met een beperkte mate van dwang als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
De rechtbank houdt ten opzichte van dit uitgangspunt in strafverzwarende zin rekening met het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en de destijds pas vijftienjarige
[slachtoffer] en de omstandigheid dat verdachte voorafgaand aan zijn handelen is geïnformeerd over de minderjarigheid en kwetsbaarheid van [slachtoffer] .
De rechtbank houdt bij haar strafoplegging ook rekening met de persoon van verdachte en weegt in strafmatigende zin mee dat verdachte een kwetsbare jongen is, die kampt met ernstige psychiatrische problematiek en een antisociale persoonlijkheidsstoornis en die worstelt met zijn middelengebruik.
Voorts constateert de rechtbank dat de termijn waarbinnen verdachte is berecht in totaal ruim 30 maanden bedraagt en dat daarmee sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting van ruim zes maanden.
De ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor [slachtoffer] vragen vanuit het oogpunt van vergelding en normbevestiging om de oplegging van een forse gevangenisstraf. De persoon van verdachte anderzijds is eveneens een belangrijke factor in de bepaling van de strafrechtelijke afdoening en geeft de rechtbank aanleiding een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk aan verdachte op te leggen. Daarnaast houdt de rechtbank in strafmatigende zin, weliswaar in beperktere mate dan bij de persoonlijke omstandigheden van verdachte, rekening met de hiervoor genoemde overschrijding van de redelijke termijn van berechting.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan die proeftijd worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals de reclassering die in voornoemd rapport heeft geadviseerd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met [slachtoffer] . Ook moet verdachte zich ambulant laten behandelen, waarbij de rechtbank in afwijking van het reclasseringsadvies bepaalt dat het
verplichtinnemen van medicijnen thans geen onderdeel van de aan verdachte opgelegde bijzondere voorwaarde zal uitmaken, omdat, indien de behandelaar gebruik van medicijnen noodzakelijk acht en verdachte dat niet wil, de
verplichtingmedicijnen te gebruiken
door een rechteropgelegd moet worden (in het kader van een zorgmachtiging of via wijziging van deze bijzondere voorwaarden).
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.311,76, bestaande uit € 311,76 ter vergoeding van materiële schade en € 6.000,00 ter vergoeding van immateriële schade die zij ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde stelt te hebben geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich vanwege de bepleite vrijspraak op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard. Indien de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering, is aangevoerd dat een lager bedrag aan immateriële schadevergoeding dient te worden toegekend dan de € 5.000,00 die is toegekend in de aangehaalde uitspraak waarin sprake was van een ernstiger feit. Daarnaast is aangevoerd dat wat betreft de gevorderde materiële schadevergoeding onvoldoende is komen vast te staan wat de in beslag genomen kleding heeft gekost en dat niet kan worden uitgesloten dat de kilometerlijst ter onderbouwing van de reiskosten waarop ‘inzake [naam] ’ is vermeld, waarvan de raadsvrouw stelt dat dit de naam van haar kantoorgenoot is, betrekking heeft op een heel andere strafzaak dan de onderhavige.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor primair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden.
Naar het oordeel van de rechtbank is de materiële schade waarvan vergoeding wordt verzocht voor wat betreft alle opgevoerde kostenposten voldoende onderbouwd. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de uitleg van de raadsvrouw dat het de naam van haar kantoorgenoot is die is vermeld op de kilometerlijst ter onderbouwing van de met betrekking tot de onderhavige strafzaak gemaakte reiskosten. Daarnaast constateert de rechtbank dat op deze kilometerlijst bovendien de postcode is weergegeven van de moeder van [slachtoffer] , die deze reiskosten heeft gemaakt.
Ook staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het hiervoor primair bewezenverklaarde immateriële schade heeft geleden. Met zijn handelen heeft verdachte, zoals hiervoor overwogen, een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde partij gemaakt, die daardoor in persoon in aangetast en derhalve op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek recht heeft op vergoeding van deze immateriële schade. Gelet op schadevergoedingen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend en de onderbouwing van de vordering, is de rechtbank van oordeel dat de geleden immateriële schade op het gevorderde bedrag van € 6.000,00 kan worden vastgesteld.
De rechtbank begroot de totale materiële en immateriële schade op het gevorderde bedrag van € 6.311,76 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 december 2020 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die [slachtoffer] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. De kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.311,76, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 december 2020 tot aan de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 66 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan
[slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan [slachtoffer] .

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
vierentwintig (24) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van twaalf (12) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
twee (2) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal melden bij GGZ Reclassering Inforsa (op het adres: Noordse Bosje 43, 1211 BE te Hilversum), zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van Inforsa of een soortgelijke door de reclassering te bepalen zorgverlener, op de tijd en plaatsen als door of namens de zorgverlener aan te geven. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, na rechterlijke goedkeuring, verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt zeven weken of zoveel korter als de reclassering dat noodzakelijk acht;
* zal verblijven in een door de reclassering te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan hem zullen worden gegeven en aan het (dag)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan het verkrijgen van een zinvolle dagbesteding in de vorm van werk en/of opleiding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden en indien geïndiceerd werkt hij mee aan een budgetcoach;
* zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [2005] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 6.311,76 (bestaande uit € 311,76 ter vergoeding van materiële schade en € 6.000,00 ter vergoeding van immateriële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2020 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op één van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en
E.G. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juli 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de ter terechtzitting van 15 februari 2023 gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 december 2020 te Naarden, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] (geboren op [2005] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte,
- zijn penis en/of zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of gehouden en/of (heen en weer)bewogen en/of
- de borst(en) van die [slachtoffer] betast/aangeraakt (onder de kleding) en/of
- de vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt (onder en/of over de kleding) en/of
- de bil(len) van die [slachtoffer] betast/aangeraakt,
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte
- deze handelingen onverhoeds heeft uitgevoerd en/of
- deze handelingen heeft uitgevoerd terwijl er niemand meer aanwezig was in de kamer en/of een of meer personen op een andere verdieping sliep(en) en/of
- (de arm(en) en/of hand(en) van) die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- die [slachtoffer] naar zich, verdachte, en/of zijn lichaam heeft toegetrokken en/of
- met zijn hand onder de kleding van die [slachtoffer] is gegaan en/of (vervolgens) de borst(en) en/of bil(len) en/of vagina van die [slachtoffer] heeft betast/aangeraakt en/of
- de broek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
- de string van die [slachtoffer] opzij heeft geschoven en/of naar beneden heeft getrokken en/of
- tegen het lichaam van die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- zijn penis en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of psychische overwicht en/of uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer] , bestaande uit een groot leeftijdsverschil tussen hem, verdachte en die [slachtoffer] en/of bestaande uit de kwetsbare positie van die [slachtoffer] en/of
- terwijl die [slachtoffer] onder meer zei dat hij het niet moest doen en/of het echt niet oké was wat hij deed en/of dit niet ok is en/of dat ze het niet wilde en/of van hem vandaan bewoog en/of kroop) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende en/of intimiderende situatie heeft doen ontstaan en/of waaraan die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 december 2020 te Naarden, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [2005] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte,
- zijn penis en/of zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of gehouden en/of (heen en weer)bewogen en/of
- de borst(en) van die [slachtoffer] betast/aangeraakt (onder de kleding) en/of
- de vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt (onder en/of over de kleding) en/of
- de bil(len) van die [slachtoffer] betast/aangeraakt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 februari 2021, voorzien van proces-verbaalnummer PL0900-2020404461, opgemaakt door politie Midden-Nederland en doorgenummerd pagina 1 tot en met 146. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 30.
3.Pagina 31.
4.Pagina 32.
5.Pagina 1.
6.Pagina 2.
7.Pagina 129.
8.Pagina 131.
9.Pagina 134.
10.Pagina 137.
11.Pagina 47.
12.Pagina 48.
13.Pagina 57.
14.Pagina 64.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 12 mei 2022, pagina 3.
16.Pagina 143.
17.Pagina 144.
18.Pagina 145.