ECLI:NL:RBMNE:2023:3451

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
C/16/535198 / HA ZA 22-123
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van betalingsverplichtingen door bedrijfstakspensioenfonds en contractuele tekortkomingen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft het bedrijfstakpensioenfonds voor het kappersbedrijf (Bpf Kappers) een vordering ingesteld tegen Appel Pensioenuitvoering B.V. en de Stichting Administratie Groep Holland (AGH) wegens vermeende tekortkomingen in de uitvoering van pensioenadministratie. De rechtbank heeft op 5 april 2023 uitspraak gedaan in twee gevoegde zaken, waarbij Bpf Kappers vorderingen heeft ingesteld na vermeerdering van eis. De kern van het geschil draait om de vraag of AGH tekort is geschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de DVO (de overeenkomst van pensioenbeheer) en of de rechtsverhouding door contractoverneming is overgegaan naar Appel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Bpf Kappers verschillende tekortkomingen heeft aangevoerd, waaronder het niet uitbetalen van pensioenen, onverwerkte echtscheidingen, en niet-geregistreerde arbeidsongeschiktheid. Echter, de rechtbank oordeelde dat geen van deze tekortkomingen is komen vast te staan. De rechtbank concludeerde dat AGH niet verplicht was om bestaande onjuistheden in de administratie op te sporen en dat de vorderingen van Bpf Kappers daarom niet konden worden toegewezen. De rechtbank heeft Bpf Kappers in de proceskosten veroordeeld, aangezien zij de partij was die ongelijk kreeg.

In de procedure met rolnummer 22-123 heeft Appel vorderingen ingesteld tegen Bpf Kappers, waarbij ook hier de rechtbank oordeelde dat Bpf Kappers haar betalingsverplichting niet mocht opschorten. De rechtbank heeft Appel in het gelijk gesteld en Bpf Kappers veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, alsook tot het plaatsen van een rectificatiebericht in een landelijk dagblad. De rechtbank heeft tevens dwangsommen opgelegd voor het niet naleven van deze verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/535198 / HA ZA 22-123
Vonnis in gevoegde zaken van 5 april 2023
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/16/539091 HA ZA 22-295 van
de stichting
ST. BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS V/H KAPPERSBEDRIJF,
gevestigd te Woerden,
eiseres,
advocaat mr. J. van Schendel te Enschede,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APPEL PENSIOENUITVOERING B.V.,
gevestigd te Almere,
2. de stichting
ST. ADMINISTRATIE GROEP HOLLAND (AGH)(in liquidatie),
gevestigd te Huizen,
gedaagden,
advocaat mr. A. Romein te Utrecht,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/16/535198 / HA ZA 22-123 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APPEL PENSIOENUITVOERING B.V.,
gevestigd te Almere,
eiseres,
advocaat mr. A. Romein te Utrecht,
tegen
de stichting
ST. BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS V/H KAPPERSBEDRIJF,
gevestigd te Woerden,
gedaagde,
advocaat mr. J. van Schendel te Enschede.
Partijen zullen hierna Bpf Kappers, Appel en AGH worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
in de zaak met rolnummer 22-295 (Bpf Kappers tegen AGH en Appel)
- de dagvaarding van 10 mei 2022 met producties 1 tot en met 25;
- de conclusie van antwoord [(tevens houdende wijziging van eis in de zaak met rolnummer 22-123) met producties 1 tot en met 48 (alleen producties 22 tot en met 48 zijn overgelegd, de rechtbank heeft met instemming van Bpf Kappers bepaald dat Appel en AGH producties 1 tot en met 21, inhoudelijk gelijk aan producties 1 tot en met 21 bij dagvaarding in de zaak met rolnummer 22123, niet nogmaals in het geding hoeft te brengen);
- de door Bpf Kappers op 7 februari 2023 ingediende akte vermeerdering van eis; en
- de door Bpf Kappers op 7 februari 2023 ingediende akte overleggen producties 26 tot en met 37,
in de zaak met rolnummer 22-123 (Appel tegen Bpf Kappers)
- de dagvaarding van 17 februari 2022 met producties 1 tot en met 21;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 13; en
- de door Appel en AGH op 24 augustus 2022 ingediende akte wijziging van eis (tevens conclusie van antwoord in de zaak met rolnummer 22-295) met producties 22 tot en met 48.
in beide zaken
1.2.
De rechtbank heeft de twee zaken gevoegd bij incidenteel vonnis van 13 juli 2022.
1.3.
Op 16 februari 2023 heeft de gezamenlijke mondelinge behandeling van de twee zaken plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt en zowel mr. Van Schendel als mr. Romein hebben spreekaantekeningen overgelegd. De rechtbank heeft aan het eind van de zitting beslist dat in beide zaken heden vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
Bpf Kappers is het bedrijfstakpensioenfonds van het kappersbedrijf. De afgelopen jaren heeft zij de uitvoeringswerkzaamheden uitbesteed aan de volgende bedrijven:
  • Syntrus Achmea Pensioenuitvoering (hierna: Syntrus Achmea, tot 31 december 2017);
  • AGH (van 1 januari 2018 tot 31 december 2020); en
  • TKP Pensioen B.V. (hierna: TKP, vanaf 1 januari 2021).
Appel heeft van eind 2020 tot begin 2021 uitvoeringswerkzaamheden verricht voor Bpf Kappers.
DVO, beëindigingsovereenkomst en contractovername
2.2.
AGH heeft haar werkzaamheden voor Bpf Kappers aanvankelijk verricht op grond van een op 7 september 2017 gesloten overeenkomst van pensioenbeheer (hierna: de DVO).
2.3.
Op 29 juni 2020 heeft Bpf Kappers 2020 de DVO opgezegd tegen 31 december 2020. Bpf Kappers en AGH hebben aanvullende afspraken gemaakt over de afronding van de uitvoeringswerkzaamheden en de overgang naar de opvolgende pensioenuitvoeringsorganisatie, TKP. Deze afspraken hebben zij vastgelegd in een op 22 oktober 2020 tussen hen gesloten overeenkomst (hierna: de beëindigingsovereenkomst).
2.4.
Op 4 november 2020 heeft AGH Bpf Kappers schriftelijk laten weten dat zij haar onderneming over wil gaan overdragen aan Appel door middel van een activapassivatransactie. In dat kader heeft AGH Bpf Kappers gevraagd om ermee in te stemmen dat zij alle rechten en plichten uit hoofde van zowel de DVO als de beëindigingsovereenkomst overdraagt aan Appel door contractoverneming als bedoeld in artikel 6:159 BW. Bpf Kappers heeft deze instemming verleend. De activa-passivatransactie heeft plaatsgevonden op 12 november 2020 (koop/contractsoverneming) en op 31 december 2020 (levering), maar AGH heeft daarbij alleen de rechten en plichten uit de beëindigingsovereenkomst overgedragen, maar niet die uit de DVO. Na uitvoering van de activa-passivatransactie is AGH in liquidatie gegaan. Een van de vereffenaren van AGH, de heer P.J. Krul, heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat een substantieel deel van de middelen, circa € 400.000,00, in AGH is achtergebleven met het oog op de hierna te vermelden claims van Bpf Kappers.
2.5.
Op 30 september 2021 heeft Bpf Kappers AGH en Appel bericht over tekortkomingen van AGH in de uitvoering van de DVO, waaronder gevallen waarin:
na pensioendatum ten onrechte geen pensioen is uitbetaald;
echtscheidingen niet of niet juist zijn geregistreerd;
arbeidsongeschiktheidspercentage niet is geregistreerd;
van deelnemers geen BSN-nummer bekend is;
niet is gerapporteerd over ‘geen-premie-wel-recht’-gevallen; en
deelnemers ten onrechte nog als samenwonend geregistreerd staan.
2.6.
Bpf Kappers heeft vanwege deze tekortkomingen betaling opgeschort van de € 126.142,50 die Appel bij haar in rekening heeft gebracht voor de werkzaamheden die zij van het derde kwartaal 2020 tot medio 2021 voor Bpf Kappers had verricht.

3.Het geschil

in de procedure met rolnummer 22-295
3.1.
Bpf Kappers vordert na vermeerdering van eis – samengevat – dat de rechtbank:
- voor recht verklaart:
- dat AGH tekort is geschoten in de uitvoering van haar verplichtingen jegens Bpf Kappers uit hoofde van de DVO;
- dat de rechtsverhouding met AGH en Bpf Kappers door contractoverneming is overgegaan van AGH naar Appel;
- Appel (primair) en AGH (subsidiair) veroordeelt om aan Bpf Kappers te betalen:
- (primair) de schade als gevolg van die tekortkoming van AGH jegens heeft geleden doordat AGH tekort is geschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de DVO, op te maken bij staat;
- (subsidiair) een bedrag aan schadevergoeding van € 291.095,00 en een bedrag aan schadevergoeding van € 14.520,00;
- met rente en kosten.
3.2.
Appel en AGH voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in de procedure met rolnummer 22-123
3.4.
Na vermeerdering van eis vordert Appel – samengevat – dat de rechtbank:
  • voor recht verklaart dat er juist geen sprake is van contractsovername door Appel van de DVO;
  • Bpf Kappers veroordeelt tot betaling van € 126.142,50, te vermeerderen met rente en kosten;
  • Bpf Kappers op straffe van een dwangsom verbiedt om negatieve, grievende of anderszins schadelijke uitlatingen te doen over AGH en/of Appel; en
  • Bpf Kappers op straffe van een dwangsom gebiedt om op haar website en in een landelijk verspreid dagblad rectificatiebericht te plaatsen waarin zijn bevestigt dat de kwaliteit van de door AGH en Appel geleverde diensten en het serviceniveau goed is.
3.5.
Bpf Kappers heeft op zichzelf niet betwist dat Appel het bedrag van € 126.142,50 terecht bij haar in rekening heeft gebracht, maar zij beroept zich op opschorting vanwege de gestelde tekortkomingen en op verrekening. Ook beroept Bpf Kappers zich verrekening met haar (grotere) schadevergoedingsvordering vanwege de gestelde toerekenbare tekortkomingen van AGH.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in beide procedures
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat geen van de zes door Bpf Kappers gestelde tekortkomingen van AGH is komen vast te staan en zal dat hierna per gestelde tekortkoming verder toelichten.
1: Niet-opgevraagde pensioenen (718 gevallen, € 74.529,08 schade)
4.2.
Bpf Kappers doelt hier op gevallen waarin na het verstrijken van de pensioeningangsdatum ten onrechte geen pensioen is uitbetaald. Bpf Kappers heeft TKP in 2021 opdracht gegeven om uit te zoeken hoe vaak dat voorkomt en om een voorstel te doen voor herstel. Uit een rapport van TKP van 27 september 2021 (overgelegd als productie 17 bij dagvaarding in de zaak 2022-295) blijkt dat zij 718 gevallen heeft opgespoord, waarvan 310 met een bekend adres. TKP heeft deze 310 personen benaderd en 186 gevallen zijn ook opgelost (stand per 22 augustus 2022, productie 26 van Bpf Kappers in de zaak 22-295). TKP heeft voor dit alles € 74.529,08 inclusief btw in rekening gebracht bij Bpf Kappers. Volgens Bpf Kappers is dat bedrag vermogensschade als gevolg van de tekortkoming.
4.3.
Bpf Kappers verwijt AGH dat zij heeft verzuimd om deze gevallen te monitoren en onder de aandacht te brengen van Bpf Kappers, en ook geen voorstellen heeft gedaan om het aantal gevallen terug te brengen. AGH en Appel hebben betwist dat AGH zich daartoe had verplicht. Volgen hen is het overgrote deel van deze gevallen ontstaan voordat AGH de administratie overnam van Syntrus Achmea op 1 januari 2018. Zij stellen dat AGH alleen gehouden was om de reguliere pensioenadministratiediensten zorgvuldig uit te voeren. Die verplichting moet worden onderscheiden van operaties om eerdere fouten op te sporen en te herstellen. Dergelijke operaties zijn volgens hen dus niet begrepen in de vergoeding die in de DVO en de beëindigingsovereenkomst is afgesproken. Daarom staat in de DVO ook dat het archief van voor 2018 niet volledig is (artikel 17.6 DVO) en dat AGH niet aansprakelijk is voor de juistheid en volledigheid (bedoeld zal zijn: “onjuistheid en onvolledigheid) van gearchiveerde gegevens en bestanden over de jaren van voor 2018 (artikel 15 lid 5 DVO). Dit is ook in lijn met de vaste praktijk in deze branche om voor dergelijke operaties een aparte overeenkomst af te sluiten en een aanvullende vergoeding af te spreken, aldus nog steeds Appel en AGH.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat Bpf Kappers niet heeft betwist dat het vrijwel uitsluitend gaat om reeds bestaande gevallen. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat AGH gehouden was om in de overgenomen data op zoek te gaan naar dergelijke gevallen. Dat betekent dat zij ook niet gehouden was om deze onontdekte gevallen te monitoren, deze onder de aandacht van Bpf Kappers te brengen of om voorstellen te doen om deze op te lossen. Een verplichting daartoe staat niet expliciet in de DVO en ook niet in de beëindigingsovereenkomst. De rechtbank gaat niet mee in het betoog van Bpf Kappers dat die verplichtingen volgen uit de omschrijving van de werkzaamheden in die overeenkomsten. In artikel 3.3 in samenhang met 2.1 en Bijlage 1 onder B en D van de DVO staat dat AGH verantwoordelijk is voor de adequate en zorgvuldige uitvoering van het pensioenbeheer, waaronder: de uitvoering van de deelnemers- en aansprakenadministratie (inclusief polisadministratie), de uitkeringenadministratie, de financiële administratie, (inclusief het verzorgen van gedegen (financiële) rapportages). Uit niets blijkt echter dat daarmee ook wordt bedoeld dat AGH verplicht is om bestaande onjuistheden in overgenomen gegevens zou moeten opsporen en verbeteren. Met Appel en AGH is de rechtbank van oordeel dat de omschreven werkzaamheden zien op het zorgvuldig bijhouden van gebeurtenissen tijdens de contractsperiode, om reguliere pensioenadministratiediensten dus. Ten slotte hebben Appel en AGH voldoende onderbouwd dat het in de branche gebruikelijk is dat voor het opsporen en herstellen van die onjuistheden aanvullend wordt gecontracteerd en dat daarvoor een aparte vergoeding in rekening wordt gebracht, zoals TKP dat ook heeft gedaan. AGH is dan ook niet jegens Bpf Kappers verplicht om de bestaande gevallen op te sporen en te verbeteren. Een tekortkoming op dit punt is dus niet komen vast te staan.
2. Niet verwerkte echtscheidingen (1.323 gevallen, schade € 118.692,84)
4.5.
Bpf Kappers doelt hier op onverwerkte echtscheidingen die volgens Bpf Kappers al “onderdeel van de werkvoorraad” waren die AGH per 1 januari 2018 had overgenomen van Syntrus Achmea. Volgens Bpf Kappers heeft AGH aan haar op 22 mei 2020 bevestigd dat deze (oude)werkvoorraad volledig was weggewerkt. In 2021 en 2022 heeft TKP echter 1.323 van deze onjuistheden opgespoord en hersteld en zij heeft daarvoor € 118.692,84 inclusief btw in rekening gebracht. Volgens AGH en Appel verwijst de term “werkvoorraad” niet naar de bestaande, onontdekte onjuistheden in de overgenomen administratie maar naar verzoeken van deelnemers die nog niet waren verwerkt, bijvoorbeeld omdat ze waren binnengekomen tijdens de
freezeperiode bij de overgang naar AGH. De rechtbank gaat mee in dat betoog. AGH heeft dus niet bevestigd dat alle onjuist geregistreerde echtscheidingen in de overgenomen administratie waren opgespoord en hersteld. Ook anderszins is niet komen vast te staan dat AGH zich daartoe jegens Bpf Kappers had verplicht. Het betoog van Bpf Kappers dat het opsporen en alsnog verwerkten van bestaande niet-geregistreerde echtscheidingen valt onder het voeren van een deugdelijke deelnemersadministratie als bedoeld in Bijlage 1 onder B van de DVO, verwerpt de rechtbank. Voor de motivering van die beslissing verwijst de rechtbank naar hetgeen onder 4.4 is overwogen over de niet-ingegane pensioenen.
3. Niet-geregistreerde arbeidsongeschiktheid (gevallen: 246, schade: € 65.345,00)
4.6.
Bpf Kappers stelt dat AGH had moeten beschikken over een zogenoemde volledige SUAGkoppeling met het UWV. SUAG staat voor Status Uitkering ArbeidsGeschiktheid en met een volledige SUAG-koppeling bedoelt Bpf Kappers dan een koppeling, waarbij alle deelnemers zijn aangemeld. Daarmee is gewaarborgd dat als een deelnemer (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt wordt, dit ook wordt geregistreerd bij AGH. Als de deelnemer dat zelf niet doorgeeft, is er immers ook nog de melding van het UWV via de SUAG-koppeling. Syntrus Achmea had een dergelijke volledige SUAG koppeling en Bpf Kappers stelt dat zij er daarom vanuit ging en mocht gaan dat AGH die ook had. Dat was niet zo; AGH had alleen een beperkte SUAGkoppeling waarbij AGH alleen meldingen kreeg voor die deelnemers die al in de administratie als (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt waren geregistreerd. AGH kreeg dus alleen een melding bij wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage en niet als iemand voor het eerst arbeidsongeschikt werd. Na onderzoek heeft TKP 246 van dit soort gevallen opgespoord en hersteld. Deze waren allemaal onder verantwoordelijkheid van AGH ontstaan.
4.7.
Volgens Appel en AGH is nooit afgesproken dat AGH moest beschikken over een volledige SUAG-koppeling. Ten tijde van het aangaan van de DVO was in het pensioenreglement nog met zoveel woorden opgenomen dat deelnemers het zelf moesten melden als zij arbeidsongeschikt werden. AGH mocht dan ook menen dat een beperkte SUAG-koppeling zou volstaan. In december 2019, twee jaar na ingangsdatum van de DVO, heeft Bpf Kappers AGH bericht dat de genoemde meldingsverplichting per 1 januari 2020 werd geschrapt uit het pensioenreglement. AGH heeft op 13 maart 2020 voorgesteld om alsnog een volledige SUAGkoppeling te realiseren, in te regelen en te gebruiken om gevallen uit het verleden op te sporen en te herstellen, tegen betaling van een aanvullende vergoeding van circa € 50.000,00 (productie 13 bij de conclusie van antwoord van Appel en AGH in procedure 22-123). Bpf Kappers is niet op dat aanbod ingegaan. In 2021 en 2020 heeft zij door TKP een vergelijkbare opschoningsoperatie laten uitvoeren, waarvoor TKP € 65.345,00 inclusief btw in rekening heeft gebracht, aldus nog steeds Appel en AGH.
4.8.
De rechtbank overweegt dat partijen niet expliciet hebben afgesproken dat AGH moest beschikken over een volledige SUAG-koppeling. Het klopt dat deze vanaf 1 januari 2020 min of meer noodzakelijk was om nieuwe gevallen van arbeidsongeschiktheid goed te administreren, maar dat hield verband met een door Bpf Kappers doorgevoerde wijziging van het pensioenreglement. Van AGH kon dan ook niet worden verwacht dat zij alsnog de volledige SUAG-koppeling zou realiseren, te meer omdat Bpf Kappers had geweigerd om de extra kosten die daarmee gepaard gingen geheel of gedeeltelijk voor haar rekening te nemen. Ook op dit punt is een tekortkoming dan ook niet komen vast te staan.
4. Niet geregistreerde BSN-nummers (gevallen: 1.028, schade: € 13.915)
4.9.
Bpf Kappers stelt dat AGH zich had verplicht om gevallen waarin het BSNnummer van een deelnemer onbekend was, op te sporen en te herstellen. Dit zou vallen onder het voeren van een deugdelijke deelnemersadministratie als bedoeld in bijlage 1 bij de DVO onder B. De rechtbank is van oordeel dat ook deze stelling niet is komen vast te staan en verwijst voor de motivering opnieuw naar hetgeen onder 4.4 is overwogen over de niet-ingegane pensioenen. Ook hier is een tekortkoming dus niet komen vast te staan.
5. ‘Geen-premie-wel-recht’-gevallen (gevallen: 792, schade € 13.910)
4.10.
Bedoeld zijn werkgevers in het kappersbedrijf die niet staan ingeschreven bij Bpf Kappers en die dus ten onrechte geen premie betalen. Bpf Kappers verwijt AGH dat zij niet heeft gerapporteerd hoeveel van deze werkgevers door haar zijn aangeschreven en ook niet hoeveel werkgevers niet op aanschrijving hebben gereageerd. In 2021 heeft TKP in opdracht van Bpf Kappers 792 van deze werknemers aangeschreven en heeft daarvoor een bedrag van € 13.910,00 in rekening gebracht. Volgens Appel en AGH heeft AGH aan al haar contractuele verplichtingen voldaan. Zij hebben onbetwist gesteld dat AGH jaarlijks een inventarisatie heeft gemaakt van de werkgevers in het kappersbedrijf die geen premie betalen en dat zij deze jaarlijks heeft aangeschreven. Ook heeft AGH bij de overdracht eind 2020 gerapporteerd dat er 626 werkgevers niet op de aanschrijving hadden gereageerd. De rechtbank overweegt dat de verdergaande verplichtingen die AGH volgens Bpf Kappers had niet expliciet zijn overeengekomen. Deze vallen ook niet onder de verplichting tot het voeren van een deugdelijke werkgeversadministratie als bedoeld in bijlage 1 bij de DVO onder A. De rechtbank verwijst voor de motivering weer naar hetgeen onder 4.4 is overwogen over de niet-ingegane pensioenen. Ook hier is dus geen sprake van een tekortkoming.
6. Ten onrechte als samenwonend geregistreerde deelnemers (gevallen: 44, schade € 4.494)
4.11.
Bpf Kappers verwijt AGH dat zij niet aan de hand van de gegevens in de basisregistratie heeft gecontroleerd of als samenwonend geregistreerde deelnemers nog wel samenwonen. Dit valt volgens haar onder het voeren van een deugdelijke deelnemersadministratie als bedoeld in bijlage 1 bij de DVO onder B. TKP heeft dit in 2021 alsnog gedaan en heeft 44 gevallen opgespoord en hersteld, waarvoor zij € 4.494 inclusief btw in rekening heeft gebracht. Appel en AGH hebben betwist dat is afgesproken dat zij deze controle zou uitvoeren. Zij hebben onbetwist gesteld dat het aanpassen van de registratie aan de hand van een dergelijke controle in strijd zou zijn met het pensioenreglement, waarin kennelijk staat dat de registratie alleen kan worden aangepast na een melding van een deelnemer. Ook TKP heeft daar een opmerking over gemaakt in haar offerte (productie 13 conclusie van antwoord in procedure 22-123). De rechtbank is van oordeel dat ook deze verplichting van AGH niet is komen vast te staan en verwijst voor de motivering opnieuw naar hetgeen onder 4.4 is overwogen over de niet-ingegane pensioenen.
in de procedure met rolnummer 22-295
4.12.
De slotsom is dat geen van de zes gestelde tekortkomingen is komen vast te staan. De rechtbank zal daarom niet voor recht verklaren dat AGH jegens Bpf Kappers tekort is geschoten. De door Bpf Kappers gevraagde verklaring voor recht dat de rechtsverhouding met AGH en Bpf Kappers door contractoverneming is overgegaan van AGH naar Appel wordt afgewezen wegens gebrek aan belang. De gevorderde schadevergoeding, waaronder begrepen de gevorderde rente en kosten voor vaststelling van aansprakelijkheid en schade en buitengerechtelijke kosten, wordt eveneens afgewezen.
4.13.
Bpf Kappers is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld, waaronder begrepen de nakosten. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Appel als volgt vastgesteld:
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat
€ 5.290,00(2 punten × tarief € 2.645,00)
Totaal € 11.027,00
in de procedure met rolnummer 22-123
4.14.
Tussen partijen is niet in geschil dat Appel het bedrag van € 126.142,50 terecht bij Bpf Kappers in rekening heeft gebracht. Bpf Kappers heeft twee zelfstandige verweren gevoerd. Het eerste verweer is dat Bpf Kappers haar betalingsverplichting gerechtvaardigd heeft opgeschort vanwege de gestelde tekortkomingen. Het tweede verweer is dat Bpf Kappers haar schuld aan Appel kon – of kan – verrekenen met haar (grotere) vordering tot schadevergoeding vanwege de gestelde toerekenbare tekortkomingen van AGH en dat de vordering waarvan Appel nakoming vordert door de verrekening volledig is voldaan, aldus nog steeds Bpf Kappers.
4.15.
Zoals vermeld onder 4.12 heeft de rechtbank beslist dat de door Bpf Kappers gestelde tekortkomingen niet zijn komen vast te staan. Dat betekent dat er geen tekortkomingen zijn die meebrengen dat Bpf Kappers mocht opschorten. Ook is er geen schadevergoedingsvordering van Bpf Kappers op Appel of AGH waar zij mee zou kunnen verrekenen. Dat brengt ook mee dat in het midden kan blijven of Appel door de contractoverneming nu wel of geen schuldenaar is geworden van die schadevergoedingsvordering.
4.16.
Het door Appel gevorderde bedrag van € 126.142,50 zal dan ook worden toegewezen, evenals de wettelijke handelsrente daarover die op zichzelf niet is betwist. De rechtbank wijst de door Appel gevraagde verklaring voor recht dat de rechtsverhouding tussen AGH en Bpf Kappers niet door contractoverneming is overgegaan naar Appel af wegens gebrek aan belang.
4.17.
De rechtbank zal zowel het gevraagde verbod om negatieve, grievende of anderszins schadelijke uitlatingen te doen over AGH of Appel, en het gebod om op haar website en in een landelijk dagblad een rectificatiebericht te plaatsen toewijzen. De gevraagde dwangsommen worden eveneens toegewezen, zij het dat de rechtbank daaraan een maximum zal verbinden.
Bpf Kappers moet een proceskostenveroordeling betalen
4.18.
Bpf Kappers is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Appel als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 103,33
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat
€ 3.760,00(2 punten × € 1.880,00)
Totaal € 9.600,33
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in de procedure met rolnummer 22-295
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Appel in de proceskosten, aan de zijde van Appel tot op heden begroot op € 11.027,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de procedure met rolnummer 22-123
5.5.
veroordeelt Bpf Kappers om aan Appel te betalen een bedrag van € 126.142,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 30 augustus 2021 tot de dag van betaling,
5.6.
verbiedt Bpf Kappers om negatieve, grievende of anderszins schadelijke uitlatingen te doen over AGH of Appel die de eer of goede naam van AGH of Appel kunnen aantasten,
5.7.
veroordeelt Bpf Kappers om aan Appel een dwangsom te betalen van € 5.000,00 per overtreding van het in 5.6 uitgesproken verbod tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
5.8.
gebiedt Bpf Kappers om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis een publicatie van een kwart pagina in een landelijk dagblad te plaatsen alsmede een duidelijk leesbaar bericht met lettertype van ten minste 11 punten op haar homepage te plaatsen voor de duur van ten minste zes maanden, waarin zij bevestigt dat de kwaliteit van de door AGH en Appel geleverde diensten en het serviceniveau goed is,
5.9.
veroordeelt Bpf Kappers om aan Appel een dwangsom te betalen van € 5.000,00 per dag dat niet aan de onder 5.8 uitgesproken hoofdveroordeling is voldaan, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
5.10.
veroordeelt Bpf Kappers in de proceskosten, aan de zijde van Appel tot dit vonnis vastgesteld op € 9.600,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.11.
veroordeelt Bpf Kappers in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op:
- € 163,00 € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de dagtekening van dit vonnis tot de dag van betaling,;
en, onder de voorwaarde dat Bpf Kappers niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden:
- € 85,00 € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van betaling,
5.12.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Gaertman en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.
type: JO/4972
coll: