ECLI:NL:RBMNE:2023:3447

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
553828
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige door de kinderrechter

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 mei 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (GI) om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige te verlengen voor een periode van een jaar. De minderjarige verblijft momenteel in een jeugdhulpaanbieder en de ouders hebben het gezag over hem. De moeder heeft zich zorgen gemaakt over het welzijn van haar zoon, aangezien zij sinds mei 2022 geen contact meer met hem heeft gehad en er geen gezinsvoogd beschikbaar is om haar te informeren over zijn situatie.

Tijdens de zitting op 15 mei 2023 waren de moeder en haar advocaat aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de GI. De vader van de minderjarige was niet aanwezig, maar had zijn instemming met het verzoek van de GI per e-mail gecommuniceerd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen verweer is gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, maar dat er wel zorgen zijn over het gebrek aan informatie over de minderjarige. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 15 april 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode van zes maanden, tot 6 december 2023. De beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing voor de resterende periode wordt aangehouden tot een nieuwe zitting in november of december 2023.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de GI snel actuele informatie over de minderjarige verkrijgt, zodat de rechten van de moeder en de toetsende taak van de kinderrechter gewaarborgd blijven. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er een groot personeelsgebrek bij de GI is, wat de situatie bemoeilijkt. De zaak zal opnieuw worden behandeld op een nader te bepalen datum, waarbij de moeder, de vader, de minderjarige en de GI zullen worden uitgenodigd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/553828 / JE RK 23-425
Datum uitspraak: 15 mei 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de ondertoezichtstelling en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
locatie Utrecht , hierna te noemen de GI ,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. L. van Eck Rasmussen, en
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de tussenbeschikking van 6 april 2023 en van 20 april 2023.
1.2.
De kinderrechter heeft de verzoeken ter zitting van 15 mei 2023 met gesloten deuren behandeld. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat; en
  • de heer [naam] , namens de GI .
Zowel [minderjarige] als de vader zijn behoorlijk opgeroepen voor de zitting, maar hebben zich voorafgaand aan de zitting afgemeld.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de [instelling] te [plaats] .
2.3.
Bij beschikking van 15 april 2020 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI . Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 6 juni 2023.
Het verzoek van de GI
2.4.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, dus tot 15 april 2024. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Waar moet de kinderrechter nog op beslissen?
2.5.
Bij beschikking van 6 april 2023 heeft de kinderrechter al deels op het verzoek van de GI beslist. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] kort verlengd tot 6 mei 2023. De beslissing op het overige deel van het verzoek is daarbij aangehouden. Bij beschikking van 20 april 2023 zijn beide machtigingen opnieuw kort verlengd, namelijk tot 6 juni 2023, met aanhouding van de beslissing op het overige. De kinderrechter moet nu dus nog beslissen op het gedeelte van het verzoek van de GI dat ziet op de periode tot 15 april 2024.
Wat vindt [minderjarige] ?
2.6.
[minderjarige] is niet naar de zitting gekomen, maar uit zijn e-mail van 10 april 2023 blijkt dat hij akkoord is met een verlenging van de ondertoezichtstelling. Verder vindt hij het ook goed op zijn groep in [plaats] . Hij schrijft onder andere aan zichzelf te werken en dat is ook graag wat hij wil. Hij wil verder wel contact met zijn moeder, maar hij wil eerst in therapie. Hij wil eerst kijken hoe dat gaat en dan wil hij verder kijken hoe het met hem gaat en of hij contact wil met zijn moeder.
Wat vinden de ouders?
2.7.
De moeder is het wel eens met beide machtigingen, maar niet met de verzochte duur. Zij wil dat zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging tot uithuisplaatsing voor maximaal zes maanden worden toegewezen. Zij wil namelijk dat er druk komt op de zaak en er snel (meer) informatie komt. Zij maakt zich erg veel zorgen over de situatie van [minderjarige] , alleen al omdat zij sinds mei vorig jaar geen contact meer heeft met [minderjarige] . Verder is er geen gezinsvoogd betrokken en weet zij niet hoe het met [minderjarige] gaat. Dat krijgt zij ook niet te horen van de instelling in [plaats] of van de GI . Op deze manier wordt het doel van de ondertoezichtstelling, het toewerken aan contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder, op geen enkele manier nagestreefd en daar moet zo snel mogelijk verandering in komen.
2.8.
De vader is niet naar de zitting gekomen, maar uit zijn e-mails van
10 en 17 april 2023 blijkt dat hij het eens is met het verzoek van de GI .

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen tot
15 april 2024. Daarnaast zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengen voor de duur van zes maanden, met ingang van 6 juni 2023, dus tot
6 december 2023. De kinderrechter zal de beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige gedeelte (dus tot 15 april 2024) opnieuw aanhouden. De kinderrechter zal hierna haar beslissing uitleggen.
De toelichting
3.2.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat er geen verweer is gevoerd tegen beide machtigingen als zodanig. Ook de kinderrechter is op basis van de stukken van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de grond voor de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
3.3.
De moeder heeft verweer gevoerd ten aanzien van de verzochte termijnen. Anders dan de moeder vindt de kinderrechter wel dat er genoeg gronden bestaan om de ondertoezichtstelling voor het nog openstaande gedeelte van het verzoek toe te wijzen. De problematiek van [minderjarige] , waaronder de relatie met zijn moeder, vraagt om een langdurige begeleiding. Wel is de kinderrechter het met de moeder eens dat er op dit moment veel te weinig zicht is op de situatie van [minderjarige] en dat de moeder daar al veel te lang onwetend over is gebleven. Ook de GI vindt het schrijnend dat de moeder niet weet hoe het met haar zoon gaat. Weliswaar is er bij de GI geen gezinsvoogd beschikbaar maar er zal moeite worden gedaan om zo snel mogelijk actuele informatie over [minderjarige] te achterhalen.
3.4.
De kinderrechter weet uit deze zaak en andere zaken dat de GI te maken heeft met een groot personeelsgebrek waardoor er voor heel veel zaken geen jeugdbeschermer kan worden ingezet. Volgens de vertegenwoordiger van de GI op zitting staan bij de GI 200 kinderen op de wachtlijst om een jeugdbeschermer toegewezen te krijgen. In het geval van [minderjarige] leidt dit ertoe dat de gezaghebbende moeder niet weet hoe het met haar zoon gaat het afgelopen jaar. [minderjarige] is al die tijd uithuisgeplaatst zonder dat een gezinsvoogd aan haar rapporteert over de ontwikkelingen. Doordat rapportages over een lange periode van de uithuisplaatsing ontbreken en de vertegenwoordiger van de GI op zitting geen enkele inhoudelijke informatie over [minderjarige] kan verschaffen, is met deze casus een grens overschreden. Extra schrijnend is dat de moeder de instelling waar [minderjarige] verblijft verschillende keren heeft gemaild om informatie over haar zoon te krijgen, zonder resultaat. Dit alles maakt dat noch de moeder noch de kinderrechter zicht heeft op [minderjarige] , waardoor niet alleen de rechten van de gezaghebbende ouder met voeten worden getreden maar het ook de kinderrechter niet mogelijk wordt gemaakt om haar toetsende taak te vervullen.
3.4.
Uit de stukken kan worden opgemaakt dat [minderjarige] nu niet naar huis terug zou kunnen keren. Daarom is het nu nog noodzakelijk om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen zodat de veiligheid van [minderjarige] is gewaarborgd. In het kader van de uithuisplaatsing zijn de volgende doelen geformuleerd:
(1) het regie voeren in het vormgeven van contact met de moeder,
(2) het regie voeren in het voortzetten van de plaatsing en het monitoren van de omgang en het uitbreiden van de omgang (naar eventueel thuis wonen) bij de vader,
(3) het voeren van systeemgesprekken met [minderjarige] , de vader en de stiefmoeder, en
(4) het gedrag van [minderjarige] verbeteren.
De machtiging tot uithuisplaatsing zal voor een kortere periode dan verzocht worden toegewezen zodat de GI in de tussentijd kan onderzoeken hoe het gesteld is met de geformuleerde doelen en de ontwikkelingen van [minderjarige] . De beslissing op het overige gedeelte van het verzoek zal worden aangehouden om op een nieuwe zittingsdatum te behandelen. Daarvoor zullen worden uitgenodigd: de moeder met haar advocaat, [minderjarige] , de vader en de GI . Het is aan de GI om de kinderrechter uiterlijk
in de week van 30 oktober 2023te informeren over de stand van zaken omtrent de ontwikkeling van [minderjarige] , de gestelde doelen, en waaraan nog moet worden gewerkt indien [minderjarige] nog niet terug naar huis kan.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot
15 april 2024;
4.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot
6 december 2023;
4.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
houdt de beslissing voor het overige gedeelte ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing aan tot 6 december 2023;
4.5.
verzoekt de GI om haar uiterlijk
in de week van 30 oktober 2023te informeren zoals omschreven in rechtsoverweging 3.4. en daarbij aan te geven of zij haar verzoek ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige gedeelte handhaaft, wijzigt of intrekt;
4.6.
bepaalt dat de mondelinge behandeling van het verzoek ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing wordt voortgezet op een nader te bepalen datum
eind november/begin december 2023, welke zitting zal worden gehouden in het gerechtsgebouw in Utrecht;
4.7.
verzoekt de griffier van deze rechtbank voor de nog te bepalen zitting op te roepen: de moeder met haar advocaat, de vader, [minderjarige] en de GI .
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2023 door mr. M.C. Oostendorp, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.C. van Delft als griffier, en op schrift gesteld op 30 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.