ECLI:NL:RBMNE:2023:3433

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
UTR 22/5173
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake verzoek om huisnummering en proceskostenvergoeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2023, gaat het om een beroep dat is ingediend door [eiseres] en [eiser] tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde [A], hadden op 29 april 2022 een verzoek ingediend voor twee aparte huisnummers voor een gesplitste woning. Dit verzoek werd op 10 mei 2022 door de gemeente buiten behandeling gesteld, waarna bezwaar werd aangetekend. Op 3 juni 2022 werd het verzoek alsnog ingewilligd, maar op 18 oktober 2022 verklaarde de gemeente het bezwaar van [A] niet-ontvankelijk.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het bestreden besluit enkel gericht was aan [A] en niet aan de eisers. Hierdoor was er nog geen beslissing genomen op hun bezwaren, wat leidde tot de conclusie dat eisers niet ontvankelijk zijn in hun beroep. De rechtbank benadrukte dat er geen inhoudelijke beoordeling van het beroep kon plaatsvinden, omdat [A] geen beroep had ingediend namens zichzelf. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak houdt in dat het besluit van 18 oktober 2022 in stand blijft, en het beroep van eisers wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5173

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats] (eiseres) en [eiser], uit [woonplaats] (eiser),

(gemachtigde: [A]),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Ahmed).

Inleiding

1. Op 29 april 2022 heeft [A] een verzoek ingediend om twee aparte huisnummers voor de studio en tweekamer woning aan het [adres] in [woonplaats]. De woning is namelijk gesplitst in twee zelfstandige verblijfseenheden met eigen voorzieningen.
2. Op 10 mei 2022 heeft verweerder het verzoek buiten behandeling gesteld. Op 10 mei 2022 dient [A] hiertegen bezwaar in namens zichzelf, en ook namens zijn dochter [eiseres] (eiseres) en zijn stiefzoon [eiser] (eiser).
3. Bij besluit van 3 juni 2022, gericht aan [A], wordt er alsnog inwilligend beslist op het verzoek van 29 april 2022.
4. Bij besluit van 18 oktober 2022 (het bestreden besluit), gericht aan [A], heeft verweerder het bezwaar van [A] van 10 mei 2022 niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding in bezwaar afgewezen.
5. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres en eiser (hierna: eisers) tegen de afwijzing van het verzoek van [A] om een vergoeding van proceskosten in bezwaar.
6. De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt de vraag of verweerder het verzoek van eisers om een vergoeding van hun proceskosten in bezwaar heeft mogen afwijzen.
8. De rechtbank ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of eisers ontvankelijk zijn in hun beroep
.
9. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit, waartegen het beroep is ingediend, alleen is gericht aan [A]. In dit besluit is niet vermeld dat het besluit ook is gericht aan en bestemd is voor eisers.
10. Verweerder heeft hierover ter zitting toegelicht dat ten aanzien van eisers (nog) geen besluit is genomen op hun bewaren, omdat zij niet de aanvrager zijn geweest van het ingediende verzoek om huisnummering van 29 april 2022, en dat deze beslissing op het bezwaar niet gezien mag worden als een beslissing op de bewaren van zowel [A], als van eisers. Verweerder onderkent dat er nog een besluit moet volgen op het bezwaar van eisers.
11. De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat dit betekent dat eisers niet ontvankelijk zijn hun beroep, omdat er nog niet is beslist op hun bezwaren van 10 mei 2022. Gezien het geschetste feitenverloop en meer in het bijzonder het gestelde in overwegingen 9. en 10. is er geen sprake van een situatie als beschreven in artikel 6:10 van de Awb waarin niet-ontvankelijkverklaring achterwege dient te blijven.
12. Omdat [A] geen beroep heeft ingediend namens zichzelf, wordt - ondanks het feit dat er op de zitting wel inhoudelijk hierover gesproken is - niet toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
13. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het besluit van 18 oktober 2022 in stand blijft.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2023.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.