4.3Het oordeel van de rechtbank
Inbeslagname telefoon
Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 150 van het dossier volgt dat verbalisanten op eigen titel de telefoon van verdachte in beslag hebben genomen. De grondslag voor de inbeslagname was daarmee artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat alle voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen vatbaar zijn voor inbeslagneming. Op pagina 114 en 115 van het dossier wordt door verbalisant opgeschreven op basis waarvan er jegens verdachte een redelijk vermoeden van schuld bestond met betrekking tot de overval. Dat redelijk vermoeden van schuld was gebaseerd op (1) de aangetroffen kleding op de derde verdieping van de [straat] , (2) het feit dat verdachte op de derde verdieping van de [straat] woonachtig is, (3) het erop leek dat de verdachten van de poging overval zijn geronseld om de overval te plegen, en (4) verdachte vermoedelijk deel uitmaakte van een groep die verantwoordelijk was voor eerdere overvallen in Almere, waarbij ook jonge personen geronseld werden om een overval te plegen. De rechtbank oordeelt dat de inbeslagname van de telefoon van verdachte rechtmatig was en er daarom geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek.
Bewijsmiddelen voor feit 1 en feit 2
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 6 december 2022 werkzaam was als storemanager van de [benadeelde] , gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Sinds het moment dat zij in deze winkel is begonnen, dat was op 3 november 2022, waren de afroomenveloppen niet opgehaald. Deze lagen allemaal nog in de kluis. Er zat dus een behoorlijk bedrag aan cash geld in de kluis. Zij was in het magazijn en hoorde het geluid van ruzie. Zij zag dat de deur van het magazijn open ging en dat haar collega [slachtoffer 3] rugwaarts naar binnen kwam. Voor [slachtoffer 3] zag zij twee jongens staan, één met een pistool en één met een mes. Jongen 2 vroeg: “Waar is pap, waar is die pap, waar is de kluis”. Hij zwaaide met het mes. Aangeefster hoorde [slachtoffer 3] zeggen: “Ik weet het niet”. Zij heeft zelf niets gezegd. De jongens renden toen weg.
Getuige [slachtoffer 2] was in de winkel aanwezig voor werkzaamheden en stond vlakbij de deur van het kantoor. De kleinere jongen droeg een pistool dat hij voor zijn buik hield als dreigement en de langere jongen had een groot keukenmes in zijn hand. Hij richtte dat op [slachtoffer 2] en maakte hem in woord en gebaar duidelijk dat hij aan de kant moest.
Getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij met zijn baas in het magazijn stond toen hij ineens twee jongens het magazijn in zag komen. Ze droegen een skimasker. Eén van de jongens had een vuurwapen in zijn hand. [slachtoffer 3] kreeg een geforceerde duw. Hij zag dat de jongen die dat deed, een mes in zijn hand vasthield. Hij hoorde ze schreeuwen: “Naar binnen, naar binnen” en “Waar is de kluis”.
Getuige [slachtoffer 4] was als klant in de winkel aanwezig. Zij voelde ineens een duw. Achter haar stonden twee mannen. Tijdens de duw hoorde zij dat één van de mannen riep: “Meer naar binnen!” of “die kant”.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij een duw in zijn rug voelde en iemand hoorde zeggen: “Meewerken, meewerken”.
Verbalisant [verbalisant 1] hoorde van het Operationeel Centrum dat de verdachten van de overval door de afdeling Cameratoezicht op camerabeelden waren gezien op de kruising de [straat] . Enige momenten later hoorde hij dat twee personen staande waren gehouden op de [straat] . Op ongeveer 150 meter afstand daarvan ligt de [adres] , een flatwoning. Verbalisant is naar de bovenste, derde, verdieping van de flat gelopen. Daar was nog één trap en bovenaan deze trap was een plateau gesitueerd met een deur naar het dakterras. Op dit plateau zag hij in de hoek een stapel kleding liggen.Verbalisant [verbalisant 2] zag dat de kledingstukken exact overeenkwamen met het signalement van de verdachten van de overval.
De woning aan de [adres] , waar verdachte woont, bleek een afgesloten box op de begane grond te hebben, waarvan verdachte de sleutel overhandigde. De box betrof een fietsenstalling waarvan meerdere woningen uit de flat gebruik kunnen maken. In een fietsmand werden twee jassen, een zakje met witte latex handschoenen, een paar schoenen en een blauwe band/riem aangetroffen. De jassen, schoenen en blauwe band, behorende bij een tas, komen precies overeen met hetgeen de overvallers eerder die ochtend – de rechtbank begrijpt: voorafgaand aan de overval – droegen.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij bij de overval het mes vast had. Na het verlaten van de [benadeelde] zijn ze gaan rennen. Alle deuren van de flat bleken op slot, behalve één. Achter de deur die niet op slot was, heeft hij de spullen neergelegd.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de overval heeft gepleegd nadat hij op Telegram was benaderd. Op de vraag hoe dat is gegaan, verklaarde hij dat de ander zei ‘ [benadeelde] ’. Ze zeiden dat ze een bedrag van € 20.000,00 hebben daar. Deze persoon zei dat hij het morgen in de ochtend kon doen als het net open was. Dat ze konden afspreken voor een scooter maar dat hij ook kon gaan rennen naar een plek waar het veilig was en dat hij vandaaruit weer naar huis kon. [medeverdachte 1] vroeg een vriend, [medeverdachte 2] . Ze zijn naar Almere gegaan en hebben zich omgekleed in een fietsenhal. Na de overval wilden zij terugrennen naar de fietsenhal, maar die zat op slot. De deur van de flat was open. Daar zijn zij naar binnengegaan. Hij heeft alles bovenin de flat gelaten. Hij had een wapen, maar geen echt wapen. Hij heeft dat wapen bij de overval gebruikt omdat het intimiderend overkomt.
De iPhone van verdachte is onderzocht. Op de iPhone is een foto aangetroffen van de kluis van de winkel [benadeelde] gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Om de kluis was een rood vierkant getrokken. Het lijkt te gaan om een screenshot die met de telefoon zelf is genomen. Opvallend is dat de foto is gecreëerd, bewerkt en bekeken op 6 december 2022 om 8.44 uur, de dag van de overval.
Tussen de foto’s op de iPhone stond een afbeelding met de volgende tekst: ‘Wie wilt dienen? Weinig tot geen risc genoeg P LMK’. De P staat voor pap, dit is straattaal voor geld, en LMK staat voor let me know.
Op Snapchat heeft verdachte iemand genaamd [bijnaam] gesproken. [bijnaam] vraagt op 5 december 2022 in de middag of verdachte nog werk heeft waar hij iemand voor kan inzetten. Verdachte antwoordt dat hij wel werk heeft in de vorm van een overval voor diezelfde dag of eventueel een dag later. Verdachte zegt dat het om een klus gaat met een kluis waar € 30.000,00 in zou moeten zitten.
Door verbalisant Nobbe is een tijdlijn gemaakt naar aanleiding van alle beschikbare camerabeelden en daarvan opgemaakte processen-verbaal.
- Om 09.21.48 uur loopt verdachte uit de richting van zijn woning aan de [straat] in de richting van de [straat] te Almere. Om 09.25.03 uur komt hij terug in het gezelschap van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .
- Om 09.37 uur komen de twee overvallers genaamd [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] voor het eerst in beeld bij station Almere Centrum. Vanaf deze locatie verplaatsen zij zich te voet naar de [straat] te Almere. [medeverdachte 1] is aan het bellen. Kort hierop is zichtbaar dat de twee overvallers de flat inlopen waar verdachte woonachtig is.
- Om 10.11.22 lopen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uit de flat op weg naar de [benadeelde] .
- Als de overvallers uit de richting van de flat de hoek omlopen naar de Bottelaarspassage, lopen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en verdachte tegelijkertijd over de galerij van de eerste verdieping en komen ze uit dezelfde richting als waar de overvallers vandaan kwamen. Opvallend is dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en verdachte omkijken in de richting van de overvallers.
- De overvallers [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] lopen de snelste route naar de [benadeelde] . [medeverdachte 3] , verdachte en [medeverdachte 4] volgen op gepaste afstand en nemen een andere route. Alle personen komen net voor de overval samen voor de ingang van het winkelcentrum.
- Voor de [benadeelde] aangekomen, lopen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heen en weer voor de [benadeelde] voordat ze omstreeks 10.21 uur naar binnen gaan.
- Omstreeks 10.16.40 uur komen [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en verdachte aangelopen bij de [straat] . Dit betekent dat ze vanaf de [straat] een andere kant zijn opgegaan dan de overvallers. Vervolgens lopen zij dezelfde route als de overvallers via de Klokkenluiderstraat om de Korte Promenade op te lopen in de richting van de [benadeelde] .
- Op het moment dat de overvallers naar binnen besluiten te gaan bij de [benadeelde] , lopen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en verdachte op ongeveer tien meter afstand de overvallers tegemoet. Ongeveer tien seconden nadat de overvallers de hal, waar de ingang van de [benadeelde] gelegen is, binnengaan, lopen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en verdachte ook de hal in.
- Om 10.20.49 uur rennen de overvallers naar buiten. Om 10.22.43 uur lopen de drie mannen – [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en verdachte – naar buiten.
- De twee overvallers nemen dezelfde route terug als dat ze heen zijn gelopen. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en verdachte hebben een andere route teruggenomen. Opvallend is dat zowel de overvallers als de drie mannen teruggaan naar de flat aan de [straat] . Daarbij valt op dat de drie mannen, als ze aangekomen zijn bij de [straat] , de busbaan oversteken. Terwijl ze dit doen, kijken ze meerdere keren achterom naar de [straat] . Kort hierop lopen de jongens weer terug en komen ze in zicht bij de [straat] .
- Om 10.21.28 uur rennen de overvallers [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] terug naar de flat aan de [straat] . Ze rennen terug naar de box waar later ook hun kleding is aangetroffen. Volgens [medeverdachte 1] zat deze boxdeur dicht.
- Om 10.22.00 uur lopen de twee overvallers richting de hoofdingang.
- Om 10.24.23 uur kijkt [medeverdachte 1] op de eerste etage naar buiten op de galerij.
- Om 10.28.44 uur lopen [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en verdachte bij de hoofdingang.
- Om 10.29.29 uur lopen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vanaf galerij 2 naar 1.
- Om 10.30.00 springen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vanaf de eerste galerij naar beneden. Opvallend is dat de twee overvallers zich hebben omgekleed in het trapportaal van de hoofdingang.
- Om 10.42.35 uur lopen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] meerdere keren heen en weer op de derde etage.
Bewijsoverwegingen voor feit 1 en feit 2
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen kan de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld en de onder 2 ten laste gelegde poging tot afpersing wettig en overtuigend worden bewezen. Met betrekking tot het ten laste gelegde onderdeel ‘tezamen en in vereniging met een of meer anderen’ overweegt en oordeelt de rechtbank als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af. Verdachte is niet één van de degenen geweest die de [benadeelde] binnen is gegaan om daar een overval te plegen, dat waren namelijk medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , maar uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte wel betrokken is geweest bij de overval. Hij heeft namelijk, zo volgt uit de informatie in zijn telefoon, via Snapchat een dag voor de overval contact gehad met ‘ [bijnaam] ’ over een zo snel mogelijk te plegen overval, waarbij het gaat om een klus met een kluis waar € 30.000,00 in zou zitten. Op de telefoon van verdachte is een foto van de kluis bij de [benadeelde] aangetroffen, die gecreëerd, bewerkt en bekeken is op 6 december 2022 om 8.44 uur, de dag van de overval, en nog geen twee uur voordat de [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de [benadeelde] inlopen. Ook is op de telefoon van verdachte een oproep gevonden om te werken voor weinig risico en met genoeg geld. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij via Telegram is benaderd voor het plegen van een overval op de [benadeelde] waarbij het zou gaan om tienduizenden euro’s. Op de dag van de overval is het flatgebouw aan de [straat] , waar verdachte woont, de centrale plek geweest voorafgaand en na de overval, en hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich daar tweemaal omgekleed. Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat verdachte gelijktijdig met de overvallers op de [straat] aanwezig is geweest, hen gevolgd heeft naar de [benadeelde] en daar aanwezig was toen de overvallers de [benadeelde] binnengingen, de overvallers ook een aantal keren heeft nagekeken, en na de overval ook weer naar de [straat] is teruggegaan, waar de overvallers even voor hem naartoe waren gegaan.
Hoewel niet geheel duidelijk is geworden wat de rol van verdachte precies is geweest, stelt de rechtbank op grond van het voorgaande vast dat verdachte een grote rol heeft gespeeld in de planning, organisatie en/of uitvoering van de overval. Verdachte heeft zich zowel bij de politie als ter terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen en daarmee voor voornoemde belastende feiten en omstandigheden geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven. Gelet op het ontbreken van een (aannemelijk geworden) verklaring voor de rol van verdachte en de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders om het medeplegen van de overval bewezen te verklaren.
Omdat het handelen van verdachte en zijn medeverdachten bij een poging is gebleven, kan niet worden vastgesteld wat er zou zijn gebeurd als de medewerkers van de [benadeelde] [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de kluis hadden geleid. Er kan niet worden vastgesteld of [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] dan de inhoud van de kluis zouden wegnemen met geweld of onder bedreiging van geweld (diefstal), of dat de medewerkers van de [benadeelde] de inhoud van de kluis zouden moeten afgeven (afpersing). De rechtbank acht beide scenario’s mogelijk. Daarom acht de rechtbank zowel de poging tot diefstal met geweld of bedreiging met geweld in vereniging als de poging tot afpersing in vereniging wettig en overtuigen bewezen.