ECLI:NL:RBMNE:2023:3416

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
16.320278.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld in vereniging en poging tot afpersing in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van een poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld in vereniging, alsook een poging tot afpersing in vereniging. De tenlastelegging betreft een incident dat plaatsvond op 6 december 2022 in Almere, waar de verdachte samen met anderen heeft geprobeerd om met geweld een geldbedrag en goederen van een benadeelde te stelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet zelf de winkel is binnengegaan, maar wel een significante rol heeft gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van de overval. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bewezen verklaard op basis van verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van getuigen en de inhoud van de telefoon van de verdachte, waaruit blijkt dat hij betrokken was bij de planning van de overval. De rechtbank oordeelde dat de inbeslagname van de telefoon rechtmatig was en dat de informatie die daaruit is verkregen als bewijs kon worden gebruikt. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, en de rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank heeft geen bijzondere voorwaarden opgelegd, omdat de verdachte al onder toezicht staat en eerder is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.320278.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2005] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Zwartjes en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D. Fontein, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 6 december 2022 te Almere, samen met een of meer anderen, heeft geprobeerd om met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , een geldbedrag en/of goederen van de [benadeelde] te stelen;
2.
op 6 december 2022 te Almere, samen met een of meer anderen, heeft geprobeerd om door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag en/of meerdere goederen die aan de [benadeelde] toebehoorden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat er geen enkele vorm van contact tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] enerzijds en verdachte anderzijds is vastgesteld, dat in de woning van verdachte niets is gevonden wat hem aan de overval linkt, dat de medeverdachten niet over verdachte hebben verklaard, en dat ten slotte het gegeven dat de wegen van de medeverdachten en van verdachte elkaar gekruist hebben, weinig relevantie heeft omdat verdachte woont in de buurt waar het ten laste gelegde zich heeft afgespeeld.
Verder is door de raadsman aangevoerd dat de telefoon van verdachte in beslag is genomen op het moment dat er nog geen verdenking tegen verdachte was en onduidelijk is wat de grondslag was voor de inbeslagname. Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, waarvan de consequentie moet zijn dat de informatie die uit de telefoon is gehaald van het bewijs moet worden uitgesloten. Mocht de rechtbank de inhoud van de telefoon wel voor het bewijs gebruiken, dan is er geen (direct) verband tussen de informatie in de telefoon en het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inbeslagname telefoon
Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 150 van het dossier volgt dat verbalisanten op eigen titel de telefoon van verdachte in beslag hebben genomen. De grondslag voor de inbeslagname was daarmee artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat alle voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen vatbaar zijn voor inbeslagneming. Op pagina 114 en 115 van het dossier wordt door verbalisant opgeschreven op basis waarvan er jegens verdachte een redelijk vermoeden van schuld bestond met betrekking tot de overval. Dat redelijk vermoeden van schuld was gebaseerd op (1) de aangetroffen kleding op de derde verdieping van de [straat] , (2) het feit dat verdachte op de derde verdieping van de [straat] woonachtig is, (3) het erop leek dat de verdachten van de poging overval zijn geronseld om de overval te plegen, en (4) verdachte vermoedelijk deel uitmaakte van een groep die verantwoordelijk was voor eerdere overvallen in Almere, waarbij ook jonge personen geronseld werden om een overval te plegen. De rechtbank oordeelt dat de inbeslagname van de telefoon van verdachte rechtmatig was en er daarom geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek.
Bewijsmiddelen voor feit 1 en feit 2 [1]
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 6 december 2022 werkzaam was als storemanager van de [benadeelde] , gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Sinds het moment dat zij in deze winkel is begonnen, dat was op 3 november 2022, waren de afroomenveloppen niet opgehaald. Deze lagen allemaal nog in de kluis. Er zat dus een behoorlijk bedrag aan cash geld in de kluis. Zij was in het magazijn en hoorde het geluid van ruzie. Zij zag dat de deur van het magazijn open ging en dat haar collega [slachtoffer 3] rugwaarts naar binnen kwam. Voor [slachtoffer 3] zag zij twee jongens staan, één met een pistool en één met een mes. Jongen 2 vroeg: “Waar is pap, waar is die pap, waar is de kluis”. Hij zwaaide met het mes. Aangeefster hoorde [slachtoffer 3] zeggen: “Ik weet het niet”. Zij heeft zelf niets gezegd. De jongens renden toen weg. [2]
Getuige [slachtoffer 2] was in de winkel aanwezig voor werkzaamheden en stond vlakbij de deur van het kantoor. De kleinere jongen droeg een pistool dat hij voor zijn buik hield als dreigement en de langere jongen had een groot keukenmes in zijn hand. Hij richtte dat op [slachtoffer 2] en maakte hem in woord en gebaar duidelijk dat hij aan de kant moest. [3]
Getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij met zijn baas in het magazijn stond toen hij ineens twee jongens het magazijn in zag komen. Ze droegen een skimasker. Eén van de jongens had een vuurwapen in zijn hand. [slachtoffer 3] kreeg een geforceerde duw. Hij zag dat de jongen die dat deed, een mes in zijn hand vasthield. Hij hoorde ze schreeuwen: “Naar binnen, naar binnen” en “Waar is de kluis”. [4]
Getuige [slachtoffer 4] was als klant in de winkel aanwezig. Zij voelde ineens een duw. Achter haar stonden twee mannen. Tijdens de duw hoorde zij dat één van de mannen riep: “Meer naar binnen!” of “die kant”. [5]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij een duw in zijn rug voelde en iemand hoorde zeggen: “Meewerken, meewerken”. [6]
Verbalisant [verbalisant 1] hoorde van het Operationeel Centrum dat de verdachten van de overval door de afdeling Cameratoezicht op camerabeelden waren gezien op de kruising de [straat] . Enige momenten later hoorde hij dat twee personen staande waren gehouden op de [straat] . Op ongeveer 150 meter afstand daarvan ligt de [adres] , een flatwoning. Verbalisant is naar de bovenste, derde, verdieping van de flat gelopen. Daar was nog één trap en bovenaan deze trap was een plateau gesitueerd met een deur naar het dakterras. Op dit plateau zag hij in de hoek een stapel kleding liggen. [7] Verbalisant [verbalisant 2] zag dat de kledingstukken exact overeenkwamen met het signalement van de verdachten van de overval. [8]
De woning aan de [adres] , waar verdachte woont, bleek een afgesloten box op de begane grond te hebben, waarvan verdachte de sleutel overhandigde. De box betrof een fietsenstalling waarvan meerdere woningen uit de flat gebruik kunnen maken. In een fietsmand werden twee jassen, een zakje met witte latex handschoenen, een paar schoenen en een blauwe band/riem aangetroffen. De jassen, schoenen en blauwe band, behorende bij een tas, komen precies overeen met hetgeen de overvallers eerder die ochtend – de rechtbank begrijpt: voorafgaand aan de overval – droegen. [9]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij bij de overval het mes vast had. Na het verlaten van de [benadeelde] zijn ze gaan rennen. Alle deuren van de flat bleken op slot, behalve één. Achter de deur die niet op slot was, heeft hij de spullen neergelegd. [10]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de overval heeft gepleegd nadat hij op Telegram was benaderd. Op de vraag hoe dat is gegaan, verklaarde hij dat de ander zei ‘ [benadeelde] ’. Ze zeiden dat ze een bedrag van € 20.000,00 hebben daar. Deze persoon zei dat hij het morgen in de ochtend kon doen als het net open was. Dat ze konden afspreken voor een scooter maar dat hij ook kon gaan rennen naar een plek waar het veilig was en dat hij vandaaruit weer naar huis kon. [medeverdachte 1] vroeg een vriend, [medeverdachte 2] . Ze zijn naar Almere gegaan en hebben zich omgekleed in een fietsenhal. Na de overval wilden zij terugrennen naar de fietsenhal, maar die zat op slot. De deur van de flat was open. Daar zijn zij naar binnengegaan. Hij heeft alles bovenin de flat gelaten. Hij had een wapen, maar geen echt wapen. Hij heeft dat wapen bij de overval gebruikt omdat het intimiderend overkomt. [11]
De iPhone van verdachte is onderzocht. Op de iPhone is een foto aangetroffen van de kluis van de winkel [benadeelde] gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Om de kluis was een rood vierkant getrokken. Het lijkt te gaan om een screenshot die met de telefoon zelf is genomen. Opvallend is dat de foto is gecreëerd, bewerkt en bekeken op 6 december 2022 om 8.44 uur, de dag van de overval. [12]
Tussen de foto’s op de iPhone stond een afbeelding met de volgende tekst: ‘Wie wilt dienen? Weinig tot geen risc genoeg P LMK’. De P staat voor pap, dit is straattaal voor geld, en LMK staat voor let me know. [13]
Op Snapchat heeft verdachte iemand genaamd [bijnaam] gesproken. [bijnaam] vraagt op 5 december 2022 in de middag of verdachte nog werk heeft waar hij iemand voor kan inzetten. Verdachte antwoordt dat hij wel werk heeft in de vorm van een overval voor diezelfde dag of eventueel een dag later. Verdachte zegt dat het om een klus gaat met een kluis waar € 30.000,00 in zou moeten zitten. [14]
Door verbalisant Nobbe is een tijdlijn gemaakt naar aanleiding van alle beschikbare camerabeelden en daarvan opgemaakte processen-verbaal.
  • Om 09.21.48 uur loopt verdachte uit de richting van zijn woning aan de [straat] in de richting van de [straat] te Almere. Om 09.25.03 uur komt hij terug in het gezelschap van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .
  • Om 09.37 uur komen de twee overvallers genaamd [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] voor het eerst in beeld bij station Almere Centrum. Vanaf deze locatie verplaatsen zij zich te voet naar de [straat] te Almere. [medeverdachte 1] is aan het bellen. Kort hierop is zichtbaar dat de twee overvallers de flat inlopen waar verdachte woonachtig is.
  • Om 10.11.22 lopen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uit de flat op weg naar de [benadeelde] .
  • Als de overvallers uit de richting van de flat de hoek omlopen naar de Bottelaarspassage, lopen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en verdachte tegelijkertijd over de galerij van de eerste verdieping en komen ze uit dezelfde richting als waar de overvallers vandaan kwamen. Opvallend is dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en verdachte omkijken in de richting van de overvallers.
  • De overvallers [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] lopen de snelste route naar de [benadeelde] . [medeverdachte 3] , verdachte en [medeverdachte 4] volgen op gepaste afstand en nemen een andere route. Alle personen komen net voor de overval samen voor de ingang van het winkelcentrum.
  • Voor de [benadeelde] aangekomen, lopen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heen en weer voor de [benadeelde] voordat ze omstreeks 10.21 uur naar binnen gaan.
  • Omstreeks 10.16.40 uur komen [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en verdachte aangelopen bij de [straat] . Dit betekent dat ze vanaf de [straat] een andere kant zijn opgegaan dan de overvallers. Vervolgens lopen zij dezelfde route als de overvallers via de Klokkenluiderstraat om de Korte Promenade op te lopen in de richting van de [benadeelde] .
  • Op het moment dat de overvallers naar binnen besluiten te gaan bij de [benadeelde] , lopen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en verdachte op ongeveer tien meter afstand de overvallers tegemoet. Ongeveer tien seconden nadat de overvallers de hal, waar de ingang van de [benadeelde] gelegen is, binnengaan, lopen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en verdachte ook de hal in.
  • Om 10.20.49 uur rennen de overvallers naar buiten. Om 10.22.43 uur lopen de drie mannen – [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en verdachte – naar buiten.
  • De twee overvallers nemen dezelfde route terug als dat ze heen zijn gelopen. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en verdachte hebben een andere route teruggenomen. Opvallend is dat zowel de overvallers als de drie mannen teruggaan naar de flat aan de [straat] . Daarbij valt op dat de drie mannen, als ze aangekomen zijn bij de [straat] , de busbaan oversteken. Terwijl ze dit doen, kijken ze meerdere keren achterom naar de [straat] . Kort hierop lopen de jongens weer terug en komen ze in zicht bij de [straat] .
  • Om 10.21.28 uur rennen de overvallers [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] terug naar de flat aan de [straat] . Ze rennen terug naar de box waar later ook hun kleding is aangetroffen. Volgens [medeverdachte 1] zat deze boxdeur dicht.
  • Om 10.22.00 uur lopen de twee overvallers richting de hoofdingang.
  • Om 10.24.23 uur kijkt [medeverdachte 1] op de eerste etage naar buiten op de galerij.
  • Om 10.28.44 uur lopen [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en verdachte bij de hoofdingang.
  • Om 10.29.29 uur lopen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vanaf galerij 2 naar 1.
  • Om 10.30.00 springen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vanaf de eerste galerij naar beneden. Opvallend is dat de twee overvallers zich hebben omgekleed in het trapportaal van de hoofdingang.
  • Om 10.42.35 uur lopen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] meerdere keren heen en weer op de derde etage.
Bewijsoverwegingen voor feit 1 en feit 2
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen kan de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld en de onder 2 ten laste gelegde poging tot afpersing wettig en overtuigend worden bewezen. Met betrekking tot het ten laste gelegde onderdeel ‘tezamen en in vereniging met een of meer anderen’ overweegt en oordeelt de rechtbank als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af. Verdachte is niet één van de degenen geweest die de [benadeelde] binnen is gegaan om daar een overval te plegen, dat waren namelijk medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , maar uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte wel betrokken is geweest bij de overval. Hij heeft namelijk, zo volgt uit de informatie in zijn telefoon, via Snapchat een dag voor de overval contact gehad met ‘ [bijnaam] ’ over een zo snel mogelijk te plegen overval, waarbij het gaat om een klus met een kluis waar € 30.000,00 in zou zitten. Op de telefoon van verdachte is een foto van de kluis bij de [benadeelde] aangetroffen, die gecreëerd, bewerkt en bekeken is op 6 december 2022 om 8.44 uur, de dag van de overval, en nog geen twee uur voordat de [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de [benadeelde] inlopen. Ook is op de telefoon van verdachte een oproep gevonden om te werken voor weinig risico en met genoeg geld. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij via Telegram is benaderd voor het plegen van een overval op de [benadeelde] waarbij het zou gaan om tienduizenden euro’s. Op de dag van de overval is het flatgebouw aan de [straat] , waar verdachte woont, de centrale plek geweest voorafgaand en na de overval, en hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich daar tweemaal omgekleed. Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat verdachte gelijktijdig met de overvallers op de [straat] aanwezig is geweest, hen gevolgd heeft naar de [benadeelde] en daar aanwezig was toen de overvallers de [benadeelde] binnengingen, de overvallers ook een aantal keren heeft nagekeken, en na de overval ook weer naar de [straat] is teruggegaan, waar de overvallers even voor hem naartoe waren gegaan.
Hoewel niet geheel duidelijk is geworden wat de rol van verdachte precies is geweest, stelt de rechtbank op grond van het voorgaande vast dat verdachte een grote rol heeft gespeeld in de planning, organisatie en/of uitvoering van de overval. Verdachte heeft zich zowel bij de politie als ter terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen en daarmee voor voornoemde belastende feiten en omstandigheden geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven. Gelet op het ontbreken van een (aannemelijk geworden) verklaring voor de rol van verdachte en de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders om het medeplegen van de overval bewezen te verklaren.
Omdat het handelen van verdachte en zijn medeverdachten bij een poging is gebleven, kan niet worden vastgesteld wat er zou zijn gebeurd als de medewerkers van de [benadeelde] [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de kluis hadden geleid. Er kan niet worden vastgesteld of [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] dan de inhoud van de kluis zouden wegnemen met geweld of onder bedreiging van geweld (diefstal), of dat de medewerkers van de [benadeelde] de inhoud van de kluis zouden moeten afgeven (afpersing). De rechtbank acht beide scenario’s mogelijk. Daarom acht de rechtbank zowel de poging tot diefstal met geweld of bedreiging met geweld in vereniging als de poging tot afpersing in vereniging wettig en overtuigen bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 6 december 2022 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag dat aan de [benadeelde] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en deze poging tot diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen
- [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 4] ,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en
- een mes heeft getoond aan die die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en
- dat mes heeft gericht op/naar die [slachtoffer 2] en
- tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] heeft
gezegd: "meer naar binnen" en "deze kant op" en "meewerken, meewerken" en "waar is
de kluis" en "Waar is die pap, waar is die pap",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 6 december 2022 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen,
- [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 4] ,
door geweld en bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een geldbedrag dat aan de [benadeelde] toebehoorde, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en
- een mes heeft getoond aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en
- dat mes heeft gericht op/naar die [slachtoffer 2] en
- tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] heeft gezegd: "meer naar binnen" en "deze kant op" en "meewerken, meewerken" en "waar is de kluis" en "Waar is die pap, waar is die pap",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
de eendaadse samenloop van
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van acht maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (subsidiair) verzocht verdachte, conform het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft, samen met anderen, geprobeerd om een winkel te overvallen, waarbij gebruik is gemaakt van wapens, namelijk een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes. Daarmee is gedreigd richting het in de winkel aanwezige personeel en richting klanten. Verdachte is niet zelf de winkel binnengegaan, maar hij heeft, een dag voor de overval en al dan niet met behulp van anderen, twee jonge jongens geronseld die de overval hebben gepleegd. Op de dag van de overval heeft hij voorafgaand daaraan en nadien het flatgebouw waar hij woont beschikbaar gesteld, zodat de overvallers zich daar konden omkleden. Ten slotte heeft verdachte de jongens gevolgd naar de winkel en is hij daar tijdens de overval in de buurt geweest.
Verdachte heeft met zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen en evenmin voor de lichamelijke integriteit van anderen. Hij en zijn medeverdachten hebben de slachtoffers angst aangejaagd met deze intimiderende overval.
Verdachte is daarnaast ook heel berekenend te werk gegaan door jonge jongens, die bovendien voorzien waren van wapen, voor zich te laten ‘werken’. Die berekenende houding heeft de rechtbank ook op de terechtzitting teruggezien. Verdachte heeft zich namelijk steeds op zijn zwijgrecht beroepen. Hoewel verdachte het recht heeft om te zwijgen, blijkt daaruit ook dat hij geen verantwoordelijkheid wil nemen voor zijn daden, en kennelijk denkt verdachte dat hij er op die manier mee weg kan komen en dat anderen zullen opdraaien voor het strafbare feit waar ook hij een groot aandeel in heeft gehad.
De rechtbank vindt dit alles ernstig en vindt het bovendien zorgelijk dat verdachte zich aan een dergelijk feit schuldig heeft gemaakt om er zelf financieel op vooruit te gaan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 22 mei 2023. Daaruit volgt dat verdachte een jaar eerder, namelijk in mei 2022, is veroordeeld voor een vergelijkbaar strafbaar feit. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 16 juni 2023, opgemaakt door H. Hakvoort. De Raad concludeert dat de kans op herhaling als hoog wordt ingeschat. Vanuit het psychologisch onderzoek komen als risicofactoren de gesloten houding van verdachte naar voren en zijn positieve zelfpresentatie, waarmee hij de indruk wekt dat er niets aan de hand is. Daarnaast beroept hij zich op zijn zwijgrecht, wat het lastig maakt om goed zicht te krijgen op zijn denkwijze, copingvaardigheden en gevoelswereld, maar ook zijn beweegredenen om in deze situatie terecht te komen. Ook het contact met antisociale jongeren is een risicofactor, waar verdachte weinig openheid over geeft. Zijn eerdere veroordeling en het strakke juridische kader van ITB Harde Kern hebben recidive niet kunnen voorkomen. Dit vorige ITB Harde Kern traject heeft verdachte probleemloos doorlopen. Een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) wordt als te zwaar gezien, omdat binnen een ITB Harde Kern traject met elektronische monitoring met strakke kaders, in combinatie met een coach en mogelijk behandeling vanuit de Waag, hetzelfde kan worden bereikt. Geadviseerd wordt om verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden, namelijk:
de maatregel Toezicht & Begeleiding waarvan zes maanden zullen bestaan uit de maatregel ITB Harde Kern;
een locatiegebod;
een contactverbod met medeverdachten en slachtoffers;
het meewerken aan een passende en gestructureerde vorm van dagbesteding;
het meewerken aan hulpverlening (o.a. Samen Sterk Coaching) en indien nodig behandeling.
Ter terechtzitting is door deskundige L. van der Kooi, raadsonderzoeker, verklaard dat in het verleden is gebleken dat verdachte het in het ITB Harde Kern traject goed heeft gedaan en het heeft volgehouden om uit de problemen te blijven. Om die reden is dit traject nu opnieuw geadviseerd, zodat verdachte zeker de eerste tijd uit de problemen blijft en een coach hem hopelijk meer kan bereiken.
De deskundige A.J. Buwalda, medewerker van SAVE, heeft verklaard dat zij grotendeels achter het advies van de Raad staat, maar zij heeft wel de kanttekening geplaatst dat verdachte ook door P. Boston wordt begeleid en dat een coachingstraject door Samen Sterk Coaching daarom in eerste instantie niet nodig is, omdat dit elkaar zal doorkruisen. Later kan alsnog bekeken worden of coaching door Samen Sterk aanvullend nodig is. Ook heeft de deskundige aangegeven dat de kans op recidive heel hoog is en zij zich zorgen maakt over de ontkennende en zwijgende houding van verdachte, die hij ook had ten tijde van de eerdere veroordeling van een overval.
Door deskundige P. Boston, re-integratie officier, is verklaard dat hij verdachte begeleidt en ondersteunt om recidive te voorkomen. Verdachte heeft zijn medewerking toegezegd, zodat de begeleiding niet vrijblijvend is en de deskundige betrokken blijft, ook als verdachte niet langer wil meewerken. Deze begeleiding is bovendien niet afhankelijk van het opleggen van een maatregel of bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf.
De straf
Aangezien er sprake is van eendaadse samenloop tussen de poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld op een winkel en de poging tot afpersing zal de rechtbank uitgaan van de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS bij een overval op een winkel. Deze oriëntatiepunten gaan voor een overval op een winkel uit van een jeugddetentie vanaf vier maanden. Strafverzwarende omstandigheden, zoals bedreiging met een wapen, de plaats van delict en het georganiseerde karakter van de groep zijn aanleiding om de straf te verhogen, waarbij iedere strafverzwarende omstandigheid daarbij in beginsel telt voor één maand jeugddetentie.
Daarnaast is er in het geval van verdachte sprake van recidive. Verdachte is namelijk eerder veroordeeld voor een overval op een winkel, gepleegd op 13 april 2021.
De rechtbank vindt, alles afwegende, een jeugddetentie voor de duur van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Anders dan door de Raad is geadviseerd, zal de rechtbank niet bepalen dat een deel van deze straf voorwaardelijk wordt opgelegd. De reden daarvoor is dat verdachte eerder is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden en de proeftijd van deze voorwaardelijke straf pas begin dit jaar is gaan lopen, zodat verdachte zich de komende jaren aan deze voorwaarden moet houden. Daarnaast is ook de heer Boston bij verdachte betrokken en begeleidt en coacht hij hem in een ander kader. Ten slotte is gebleken dat verdachte zich aan de voorwaarden houdt en zich begeleidbaar opstelt tegenover de jeugdreclassering, maar tegelijkertijd heeft dit hem er niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. De rechtbank ziet daarom geen meerwaarde in bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf en zal daarom een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte opleggen.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Reden daarvoor is dat het vonnis (parketnummer 16.100979.21) waarin de deels voorwaardelijke straf aan verdachte is opgelegd nog niet onherroepelijk was op het moment dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan en de proeftijd dus ook nog niet was gaan lopen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 55, 77a, 77g, 77i, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.100979.21

- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. H. den Haan en mr. V.C. Kool rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2023.
Mr. R.A. Hebly en mr. H. den Haan zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 6 december 2022 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag en/of één of meerdere goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] ,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of
- dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op/naar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond aan die die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of
- dat mes heeft gericht op/naar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] heeft gezegd: "meer naar binnen" en/of "deze kant op" en/of "meewerken, meewerken" en/of "waar is de kluis" en/of "Waar is die pap, waar is die pap",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 6 december 2022 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] ,
door geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een geldbedrag en/of een of meerdere goederen, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan de [benadeelde] , in elk geval aan die [benadeelde] en/of een derde toebehoorde(n), met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of
- dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op/naar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond aan die die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of
- dat mes heeft gericht op/naar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] heeft gezegd: "meer naar binnen" en/of "deze kant op" en/of "meewerken, meewerken" en/of "waar is de kluis" en/of "Waar is die pap, waar is die pap",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van15 maart 2023, genummerd MD2R022185, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 356. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 57 t/m 60.
3.Pagina 75.
4.Pagina 87 t/m 88.
5.Pagina 82.
6.Pagina 77.
7.Pagina’s 99 t/m 100.
8.Pagina 105.
9.Pagina’s 133, 143, 145 en 149.
10.Pagina’s 164 en 165.
11.Pagina’s 170, 171 en 172.
12.Pagina’s 258 t/m 259.
13.Pagina 260.
14.Pagina 266.
15.Pagina’s 325 t/m 332.