ECLI:NL:RBMNE:2023:341

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
UTR 22/2137
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van WIA-aanvraag wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres, die als medewerker klantenservice werkte, een WIA-uitkering aangevraagd na een periode van ziekte. Het UWV heeft haar aanvraag afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Midden-Nederland heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de verzekeringsarts van het UWV de klachten van eiseres correct heeft beoordeeld. Eiseres had geen medische onderbouwing voor haar stelling dat zij volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het UWV de beperkingen van eiseres juist hebben ingeschat en dat de afwijzing van de WIA-aanvraag terecht was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan op 25 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2137

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B. Eskes),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: mr. J.R. Staarthof).

Inleiding

1.1
Eiseres werkte als medewerker klantenservice bij [Werkgever] voor gemiddeld 29,04 uur per week. Op 18 maart 2018 is zij voor dit werk uitgevallen. Haar dienstverband is per 1 april 2018 beëindigd. Het Uwv heeft eiseres vervolgens een Ziektewetuitkering toegekend. Op 13 oktober 2020 heeft eiseres de wachttijd van 104 weken doorlopen en een uitkering op grond van Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Om voor een WIA-uitkering in aanmerking te komen moet vast komen staan dat eiseres op 13 oktober 2020 haar eigen werk als medewerker klantenservice niet kan doen, en voor 35% of meer arbeidsongeschikt moet worden beschouwd.
1.2
Een verzekeringsarts van het Uwv heeft onderzoek gedaan en de klachten en aandoeningen van eiseres op 13 oktober 2020, en die vertaald naar arbeidsbeperkingen. Zij heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft op grond hiervan geconcludeerd dat eiseres haar oude werk als medewerker klantenservice niet kan doen. Vervolgens heeft hij het maatmaninkomen van eiseres vastgesteld (het inkomen dat eiseres had voordat zij ziek werd), en drie functies geselecteerd die eiseres volgens hem wél kan doen. Omdat eiseres met de middelste functie méér kan verdienen dan haar oude inkomen is eiseres volgens de arbeidsdeskundige 0% arbeidsongeschikt. Dit is minder dan 35%, zodat eiseres niet voldoet aan de voorwaarde voor een WIAuitkering. In het besluit van 19 mei 2021 heeft het Uwv de aanvraag van eiseres daarom afgewezen.
1.3
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv hebben heronderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft meer beperkingen voor eiseres aangenomen dan de eerste verzekeringsarts had gedaan. Op 1 april 2022 heeft zij daarom een nieuwe FML vastgesteld. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn de drie functies van de eerste arbeidsdeskundige hierdoor niet meer geschikt. In plaats daarvan heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep drie nieuwe functies geselecteerd. Door het uurloon van de middelste functie te vergelijken met het maatmaninkomen van eiseres, heeft hij vervolgens berekend dat eiseres met die functie 83,16% kan verdienen van haar oude inkomen. Voor de overige 16,84% moet eiseres arbeidsongeschikt worden beschouwd. Dit is nog steeds minder dan 35%, zodat eiseres niet voldoet aan de voorwaarde voor een WIAuitkering. In het besluit van 8 april 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres daarom ongegrond verklaard.
1.4
Eiseres heeft beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft een huisartsenjournaal en een brief van [Organisatie] ingediend. De zaak is op 16 november 2022 bij de rechtbank op een zitting behandeld. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar moeder en bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door mr. W.A. Postma. Na afloop heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak gesloten.
1.5
De rechtbank heeft haar uitspraaktermijn van zes weken, met nog eens zes weken verlengd.

Het geschil

2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit, omdat zij vindt dat zij helemaal niet kan werken. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht heeft vastgesteld op 16,84%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 13 oktober 2020.

Beoordeling van het geschil

Beoordelingskader
3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
 op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
 voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiseres aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan de genoemde drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiseres zich zelf voelt zónder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen. Eiseres heeft geen beroepsgronden aangevoerd over de drie voorwaarden waar de rapporten aan moeten voldoen.
Is de medische beoordeling juist?
4. Eiseres voert aan van niet. Sinds eiseres slachtoffer is geworden van de toeslagenaffaire kampt zij met ernstige angst- en paniekaanvallen. Zij kan hierdoor geen enkele vorm van druk meer aan. Bij de dagelijkse bezigheden is eiseres al afhankelijk van de hulp van haar familie. Dit komt allemaal onvoldoende terug in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had veel meer beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren voor eiseres moeten aannemen. Ter onderbouwing heeft eiseres een huisartsenjournaal en een brief van [Organisatie] ingediend.
5.1
De rechtbank ziet in wat eiseres naar voren heeft gebracht niet dat de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist zou zijn. Om aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. In deze zaak gaat het om de medische toestand van eiseres op 13 oktober 2020. Eiseres heeft weliswaar medisch stukken ingediend, maar die zien op een veel latere periode. Het huisartsenjournaal gaat over een periode van 20 mei 2022 tot en met 7 september 2022, en de brief van [Organisatie] gaat over een consult dat plaatsvond op 4 november 2022. Deze stukken doen de rechtbank daarom niet twijfelen aan de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep per 13 oktober 2020.
5.2
Voor zover er in de stukken wordt gesproken over de medische toestand van eiseres op of rond 13 oktober 2020 (bijvoorbeeld onder voorgeschiedenis of de anamnese van eiseres) ziet de rechtbank niet dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep die informatie niet heeft betrokken. Zij heeft de angst- en paniekaanvallen waar eiseres mee kampt onderkend, en gaat in haar rapport uit van depressie en een forse surmenage (een psychische inzinking door overmatige stress) bij eiseres. De rechtbank ziet dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiervoor in de FML dan ook beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren, maar ook een urenbeperking heeft aangenomen. Het is de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om klachten en aandoeningen te vertalen naar beperkingen. Dat eiseres zichzelf verdergaand beperkt acht, en naar eigen zeggen op 13 oktober 2020 geen enkele vorm van werkdruk aankon, is niet onderbouwd met informatie van een arts of een medisch behandelaar. Hoe eiseres zichzelf voelt is in de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling onvoldoende voor het aannemen van beperkingen. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
6. Eiseres voert aan van niet. De functie van Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180) is volgens eiseres niet geschikt, omdat de werkdruk in die functie te hoog is. Eiseres is in deze functie samen met haar collega’s verantwoordelijk voor de weekproductie en dat kan zij niet aan. Hetzelfde geldt voor de functie van Assemblagemedewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041). In deze functie moet eiseres met collega’s aan een productieband werken. Eiseres kan hierdoor niet zomaar weglopen; anderen en het productieproces zijn afhankelijk van haar. Dat brengt veel te veel druk met zich mee.
7. De rechtbank ziet in wat eiseres naar voren heeft gebracht niet dat de beoordeling van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onjuist zou zijn. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat de beperkingen zoals die voor eiseres in de FML zijn opgenomen juist zijn. Waar het gaat om werkdruk, is eiseres in de FML aangewezen op werk zonder deadlines. Dat kan eiseres niet aan. De rechtbank ziet dat in geen van de drie functies die de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voor eiseres geselecteerd heeft, deadlines voorkomen. Er is daarom geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres de functie vanwege werkdruk niet kan doen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

8.1
Uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat eiser per 13 oktober 2020 met de middelste functie 83,16% kan verdienen van haar maatmaninkomen. Dat betekent dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht heeft vastgesteld op de overige 16,84%. Dit is minder dan 35%. Het Uwv heeft de afwijzing van de aanvraag van eiseres in het bestreden besluit dan ook terecht in stand gelaten.
8.2
Daarbij wil de rechtbank opmerken dat een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet WIA uiteindelijk niet gaat over de vraag
hoe ziekiemand is, maar over de vraag of diegene, ondanks zijn of haar arbeidsbeperkingen nog meer dan 65% kan verdienen van het inkomen dat diegene had voordat hij of zij ziek werd, het maatmaninkomen. Hoe lager dat oude inkomen is, hoe sneller iemand in staat is om meer dan 65% van dat inkomen te verdienen met één van de functies. Hoewel eiseres dus maar voor 16,84% arbeidsongeschikt wordt beschouwd, betekent dat niet dat eiseres niet ziek zou zijn. Integendeel, want de rechtbank ziet dat er veel en ook echt forse beperkingen voor eiseres zijn aangenomen. Het Uwv onderkent dus wel degelijk dat er wat aan de hand is met eiseres. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van 16,84% betekent alleen maar dat eiseres, ondanks haar beperkingen, nog in staat is om meer dan 65% te verdienen van wat zij verdiende voordat zij uitviel.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer de Bruin, griffier. De beslissing is op 25 januari 2023 in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?