ECLI:NL:RBMNE:2023:3407

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
23/1318
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning met betrekking tot pgb voor begeleiding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een inwoner van Woerden, had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) voor negen uur per week begeleiding in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden heeft deze aanvraag in een primair besluit van 25 november 2022 afgewezen. Na bezwaar van verzoeker heeft het college in een bestreden besluit van 23 maart 2023 het primaire besluit ingetrokken en aangekondigd opnieuw onderzoek te doen naar de aanvraag.

Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Op 4 april 2023 heeft het college een maatwerkvoorziening toegekend aan verzoeker, wat leidde tot de intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker heeft daarnaast verzocht om vergoeding van de proceskosten, waarop de voorzieningenrechter het college in de gelegenheid heeft gesteld te reageren. Het college heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden.

De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechter heeft vastgesteld dat het college tegemoet is gekomen aan het verzoek van verzoeker en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 837,- en bepaald dat het college ook het griffierecht aan verzoeker moet betalen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1318

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 april 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. M.F. Vermaat),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden, verweerder

(gemachtigde: B. van Dijk).

Procesverloop

In het besluit van 25 november 2022 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) voor een maatwerkvoorziening Wmo begeleiding individueel voor negen uur per week in de vorm van een pgb afgewezen.
In het besluit van 23 maart 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit gegrond verklaard en het primaire besluit ingetrokken. Verweerder zal (op)nieuw onderzoek doen en een nieuw besluit nemen op de aanvraag.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft in het besluit van 4 april 2023 een maatwerkvoorziening Wmo begeleiding individueel aan verzoeker toegekend in de vorm van een pgb voor negen uur per week van 5 april 2023 tot en met 5 oktober 2023.
Naar aanleiding van het besluit van 4 april 2023 heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat hij bereidt is de proceskosten te vergoeden.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe en veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen. Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.