ECLI:NL:RBMNE:2023:3403

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
10353603
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding voor beschadigde caravan afgewezen

In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over schade aan een caravan. [eiseres] had haar caravan jarenlang gestald in een schuur van [gedaagde] en vorderde schadevergoeding van € 2.274,80, omdat haar nieuwe caravan beschadigd was geraakt toen [gedaagde] deze zonder toestemming verplaatste. De procedure begon met een dagvaarding op 13 februari 2023, gevolgd door een rolzitting op 1 maart 2023 en een mondelinge behandeling op 24 mei 2023.

De feiten wezen uit dat [eiseres] haar oude caravan had verkocht en een nieuwe caravan had aangeschaft, die niet op de gebruikelijke stallingsplek kon worden geplaatst. [gedaagde] had de caravan op 2 oktober 2021 naar buiten gebracht, wat leidde tot schade aan het dak. [eiseres] stelde dat [gedaagde] tekortgeschoten was in de overeenkomst en onrechtmatig had gehandeld door de caravan te verplaatsen zonder haar toestemming. [gedaagde] betwistte echter dat er een overeenkomst bestond en dat hij onzorgvuldig had gehandeld.

De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een bewaarnemingsovereenkomst voor de nieuwe caravan, omdat deze niet op de gebruikelijke plek kon worden gestald. De vordering van [eiseres] werd afgewezen, omdat het verplaatsen van de caravan niet als onrechtmatig werd beschouwd. [eiseres] werd veroordeeld in de proceskosten, die voor [gedaagde] op nihil werden begroot, aangezien hij geen gemachtigde had ingeschakeld.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10353603 \ UC EXPL 23-1275
Vonnis van 21 juni 2023
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. R.F. van Galen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 februari 2023 met producties;
- het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 1 maart 2023, waarop [gedaagde] is verschenen;
- de op de rolzitting door [gedaagde] overgelegde conclusie van antwoord;
- de voorafgaand aan de mondelinge behandeling door [gedaagde] overgelegde akte met producties;
- de mondelinge behandeling van 24 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] stalt al meerdere jaren haar caravan in een schuur van [gedaagde] aan het [adres] in [woonplaats] . Het betreft een voormalige kippenschuur, waar ruimte is voor ongeveer vier caravans. [eiseres] betaalde daarvoor aan [gedaagde] een vergoeding. In de laatste periode dat [eiseres] haar caravan bij [gedaagde] stalde, bedroeg die vergoeding € 150,00 per jaar.
2.2.
[eiseres] heeft haar oude caravan in juni 2021 verkocht en heeft op 4 september 2021 een nieuwe caravan gekocht.
2.3.
Op woensdag 29 september 2021 heeft [eiseres] – samen met haar partner – de nieuwe caravan naar [gedaagde] gebracht. Daar bleek dat de caravan te hoog was om op de stallingsplaats te staan waar de oude caravan van [eiseres] tot dan toe had gestaan. [eiseres] heeft vervolgens – in samenspraak met [gedaagde] – de caravan aan de rechterkant van het gangpad van de schuur achtergelaten en heeft toegezegd op zoek te gaan naar een vervangende stallingsruimte voor haar caravan.
2.4.
Op zaterdag 2 oktober 2021 heeft [gedaagde] samen met zijn vrouw de caravan naar buiten gebracht, omdat zij hun camper in de schuur wilde zetten. Bij het naar buiten brengen van de caravan is schade ontstaan aan het dak van de caravan, doordat de caravan met het dak tegen een lager hangende balk is aangerold.
2.5.
[eiseres] heeft haar caravan bij [gedaagde] opgehaald op vrijdag 8 of zaterdag 9 oktober 2021 (partijen verschillen hierover van mening). Daarbij is toen ook de ontstane schade ter sprake gekomen.
2.6.
Vervolgens hebben partijen per email gecommuniceerd over de vraag of de schade onder de dekking viel van de aansprakelijkheidsverzekering van [gedaagde] . Bij email van 18 november 2021 schreef de vrouw van [gedaagde] aan [eiseres] dat dat niet het geval was.
2.7.
Op 25 november 2021 heeft [gedaagde] het bedrag van € 150,00, dat door [eiseres] vooruit was betaald, aan [eiseres] terugbetaald.
2.8.
Bij emails van 24 november 2021 en 13 december 2021 heeft [eiseres] [gedaagde] aansprakelijk gesteld en verzocht om vergoeding van de herstelkosten. Die herstelkosten zijn begroot op een bedrag van € 2.274,80.
2.9.
[gedaagde] heeft het gevorderde bedrag niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] om aan [eiseres] schadevergoeding van € 2.274,80 te betalen, vermeerderd met rente en kosten. Daartoe stelt [eiseres] zich primair op het standpunt dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen, in de zin van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit omdat [gedaagde] en zijn vrouw de caravan zonder toestemming van [eiseres] naar buiten hebben verplaatst en hebben beschadigd. Subsidiair stelt [eiseres] zich op het standpunt dat [gedaagde] – door het zonder toestemming verplaatsen en beschadigen van de caravan – inbreuk heeft gemaakt op het eigendomsrecht van [eiseres] en daarmee onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW.
3.2.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering. [gedaagde] bestrijdt op zich niet de oorzaak en de hoogte van de schade. Hij betwist echter dat tussen partijen sprake was van (een tekortkoming in) een overeenkomst op grond waarvan [gedaagde] verplicht was de nieuwe caravan van [eiseres] te stallen. Ook betwist hij dat hij toestemming van [eiseres] nodig had om de caravan te verplaatsen of dat hij daarbij onzorgvuldig heeft gehandeld.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Tekortkoming in nakoming overeenkomst?
4.1.
Als eerste moet worden beoordeeld of – op het moment van het ontstaan van de schade aan de caravan – tussen partijen sprake was van een overeenkomst op grond waarvan [gedaagde] verplicht was om de nieuwe caravan van [eiseres] te stallen. De kantonrechter begrijpt de stellingen van [eiseres] zo, dat volgens haar in feite een bewaarnemingsovereenkomst bestond in de zin van artikel 7:600 BW. Bewaarneming is de overeenkomst waarbij de ene partij (de bewaarnemer) zich tegenover de andere partij (de bewaargever) verbindt om een zaak die de ene partij haar toevertrouwt of zal toevertrouwen, te bewaren en terug te geven. Bij de beantwoording van de vraag of daar op het moment van het beschadigen van de caravan sprake van was, komt het aan op hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en zij in het licht van alle omstandigheden uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden.
4.2.
In dit geval was er in de schuur van [gedaagde] één specifieke plek waar de caravan van [eiseres] eerder altijd stond en weer gestald zou moeten worden. Tussen partijen staat niet ter discussie dat het niet mogelijk was om de nieuwe caravan van [eiseres] op die plek te stallen. [eiseres] heeft ter zitting verklaard dat zij zich ervan bewust was dat de nieuwe caravan niet kon blijven staan op de plek in de schuur waar zij hem op woensdag 29 september 2021 had achtergelaten, omdat twee van de (andere) plekken in de schuur daardoor werden geblokkeerd en niet konden worden gebruikt. Tussen partijen staat dan ook niet ter discussie dat de plek in de schuur waar [eiseres] de nieuwe caravan had achtergelaten, niet als geschikt en acceptabel gold voor [gedaagde] . [eiseres] mocht dan ook niet verwachten dat de caravan daar kon blijven staan, of dat tussen partijen ten aanzien van díe plek sprake was van een bewaarnemingsovereenkomst. Voor zover er eerder wel sprake was van een bewaarnemingsovereenkomst – op grond waarvan [eiseres] eerder haar caravan kon stallen in de schuur van [gedaagde] – gold die niet (langer) voor de nieuwe caravan, aangezien die te groot was voor de eerder beschikbare stallingsplek. Dat die overeenkomst op het moment van het ontstaan van de schade niet langer gold wordt ook bevestigd door het feit dat [eiseres] de vergoeding van € 150,00, die zij voor de periode augustus 2021 tot en met juli 2022 vooruit had betaald, heeft terug gevraagd én ontvangen nadat bleek dat de nieuwe caravan niet op de beschikbare stallingsplek paste.
4.3.
Gelet op het voorgaande was geen sprake van een bewaarnemingsovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de nieuwe caravan. De vordering van [eiseres] kan dan ook niet worden toegewezen op de grond dat [gedaagde] in de nakoming daarvan is tekort geschoten.
Onrechtmatig handelen door [gedaagde] ?
4.4.
Voor wat betreft het gestelde onrechtmatig handelen, voert [eiseres] aan dat het door [gedaagde] zonder toestemming verplaatsen en beschadigen van haar caravan heeft te gelden als een inbreuk op haar eigendomsrecht. Alleen zijzelf is als eigenaar van de caravan namelijk gerechtigd om haar caravan te beschadigen, zo stelt [eiseres] . Door die inbeuk op haar eigendomsrecht is volgens [eiseres] sprake van een onrechtmatige daad.
4.5.
Dit betoog slaagt niet. Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 6:162 BW volgt dat niet iedere gedraging die zaaksbeschadiging tot gevolg heeft, alleen al om die reden onrechtmatig is omdat sprake is van een inbreuk op een recht, zoals het eigendomsrecht. [1] Dat in dit geval schade is ontstaan aan de caravan van [eiseres] door handelen van [gedaagde] brengt op zichzelf dus nog niet mee dat de handeling waarvan die schade het gevolg is, een inbreuk op een recht vormt en onrechtmatig is. Daarvoor moet die handeling (het verplaatsen van de caravan) zélf worden beoordeeld.
4.6.
In dit geval valt niet in te zien dat het zonder toestemming verplaatsen van de caravan een onrechtmatige inbreuk op het eigendomsrecht van [eiseres] vormt. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat een dergelijke toestemming vereist was. Hij heeft er in dat verband op gewezen dat ook bij de oude caravan niet ongebruikelijk was dat [gedaagde] en zijn vrouw die verplaatsten, zonder dat [eiseres] daarvoor expliciet toestemming had gegeven. Ook [eiseres] heeft verklaard dat de oude caravan vaak al zonder voorafgaand overleg naar buiten was verplaatst als ze die kwam ophalen. Tegen die achtergrond heeft [eiseres] onvoldoende duidelijk gemaakt op grond waarvan in dit geval – dus anders dan voorheen – wél haar voorafgaande toestemming was vereist voordat de caravan kon worden verplaatst.
4.7.
Ter zitting is van de kant van [eiseres] verder aangevoerd dat het zonder toestemming verplaatsen van de caravan bovendien in strijd is met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt, en (ook) om die reden onrechtmatig is.
4.8.
De kantonrechter volgt [eiseres] daarin niet. Het staat als gezegd niet ter discussie dat de nieuwe caravan was achtergelaten op een plek waardoor twee stallingsplekken in de schuur werden geblokkeerd en onbruikbaar waren. Ook was bij de oude caravan niet ongebruikelijk dat die – zonder voorafgaand overleg – door [gedaagde] naar buiten werd gereden. In die situatie was voor [eiseres] redelijkerwijs voorzienbaar dat de caravan op enig moment zou moeten worden verplaatst. [eiseres] moest daar dan ook rekening mee houden, zeker naarmate het langer duurde voordat zij de nieuwe caravan weer kwam ophalen. Tegen die achtergrond is het verplaatsen van de caravan op zichzelf niet onzorgvuldig.
4.9.
Ook is niet gebleken dat [gedaagde] bij het verplaatsen onzorgvuldig heeft gehandeld. [eiseres] heeft in dat verband gesteld dat zij had toegezegd om binnen tien minuten ter plaatse te zijn om te helpen, wanneer [gedaagde] de caravan zou willen verplaatsen. Dat is echter door [gedaagde] betwist en is ook niet te rijmen met het feit dat [eiseres] vervolgens – in de periode tussen het achterlaten en weer ophalen van de caravan – een aantal dagen op Terschelling verbleef. In die omstandigheid valt namelijk niet in te zien dat [eiseres] snel ter plekke zou (hebben) kunnen zijn om te helpen bij het verplaatsen van de caravan, indien nodig. [eiseres] diende er in die omstandigheid dan ook rekening mee te houden dat [gedaagde] genoodzaakt zou zijn om de caravan zonder haar hulp te verplaatsen. Voor zover [eiseres] wil stellen dat het onzorgvuldig was om caravan zonder haar hulp te verplaatsen, gaat die stelling dan ook niet op. Ook overigens is niet gebleken dat [gedaagde] onzorgvuldig is geweest bij het verplaatsen van de caravan.
Conclusie en gevolgen
4.10.
De conclusie is dat de vordering van [eiseres] zal worden afgewezen. Dat betekent dat [eiseres] geen gelijk krijgt. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat [gedaagde] geen gemachtigde heeft ingeschakeld worden zijn proceskosten op nihil begroot.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W.A. Schimmel en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2023.

Voetnoten

1.Parl. Gesch. BW Boek 6, 1981 (p. 606 en 613).