ECLI:NL:RBMNE:2023:3399

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
UTR_22_5337
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan bezwaar tegen primair besluit omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eisers, Dhr. [eiser] en Mw. [eiseres], hebben beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Blaricum, waarin een omgevingsvergunning was verleend voor de aanleg van een padelbaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers geen bezwaar hebben gemaakt tegen het primaire besluit van 20 januari 2022, waarin de vergunning werd verleend. Dit gebrek aan bezwaar heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van hun beroep, zoals bepaald in artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat het niet indienen van bezwaar door eisers hen redelijkerwijs kan worden verweten, ongeacht het feit dat andere omwonenden wel bezwaar hadden gemaakt.

Tijdens de zitting op 22 juni 2023 heeft eiser aangegeven dat hij geen bezwaar heeft gemaakt vanwege tijdgebrek. De rechtbank heeft deze reden niet als voldoende geacht om het ontbreken van bezwaar te rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook het standpunt van eisers verworpen dat hun beroep ontvankelijk zou zijn op basis van een later besluit van 11 mei 2023, omdat het beroep op grond van artikel 6:13 Awb niet-ontvankelijk is verklaard. Hierdoor kwam de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De rechtbank heeft beslist dat eisers geen griffierecht terugkrijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak is ondertekend door rechter Y.N.M. Rijlaarsdam en griffier J.M.T. Bouwman.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5337

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

22 juni 2023 in de zaak tussen

Dhr. [eiser] en mw. [eiseres], uit [woonplaats], eisers

(gemachtigde: O.V. Wilkens),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Blaricum, het college
(gemachtigde: dhr. G.A.A. de Josselin).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[vergunninghouder]uit [woonplaats] (de vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. J.C. Ellerman)

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eisers tegen het bestreden besluit van het college van
4 oktober 2022 op 22 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser [eiser], de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van het college en de gemachtigde van de vergunninghouder deelgenomen. Verder waren op de zitting aanwezig: bouwbegeleider [bouwbegeleider] en geluidsdeskundige [geluidsdeskundige]. Eisers [eiseres] was niet bij de zitting aanwezig.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk op de zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Inleiding

1.1.
In een besluit van 20 januari 2022 (het primaire besluit) heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een padelbaan in de achtertuin van het perceel [adres] in [woonplaats].
1.2.
Tegen dit besluit hebben diverse omwonenden, onder wie [omwonende 1] en
mw. [omwonende 2] (dhr. en mw. [omwonende 1 en omwonende 2]) bezwaar gemaakt. Eisers hebben hier geen bezwaar tegen gemaakt.
1.3.
In een besluit 2 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van dhr. en mw. [omwonende 1 en omwonende 2] ongegrond verklaard.
1.4.
Eisers hebben, net als dhr. en mw. [omwonende 1 en omwonende 2], beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit.
1.5.
Op 6 maart 2023 heeft de vergunninghouder een aanvulling op de vergunningaanvraag bij het college ingediend. De vergunninghouder heeft overleg gevoerd met omwonenden en heeft naar aanleiding daarvan verzocht om de reeds vergunde padelbaan 2,5 meter dieper te mogen aanleggen om geluidshinder te beperken. Vervolgens hebben dhr. en mw. [omwonende 1 en omwonende 2] op 20 maart 2023 hun beroep ingetrokken.
1.6.
In een besluit van 11 mei 2023 heeft het college een omgevingsvergunning aan de vergunninghouder verleend om de reeds vergunde padelbaan 2,5 meter verdiept aan te leggen.
1.7.
Het college heeft op 8 juni 2023 een verweerschrift ingediend. Daarin constateert het college dat eisers niet in bezwaar zijn gegaan tegen het primaire besluit.

Overwegingen

Ontvankelijkheid van het beroep
2. Vaststaat dat eisers geen bezwaar hebben gemaakt tegen het primaire besluit (de omgevingsvergunning van 20 januari 2022). Dit wordt door partijen niet betwist.
3. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover hier van belang, kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. Het recht om te procederen komt dus in beginsel slechts toe aan de belanghebbende die daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een bezwaarschrift in te dienen. Dat geldt ook als andere personen dan eiser wél bezwaar ingesteld hebben.
4. Eiser heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij geen bezwaar heeft gemaakt, omdat hij niet altijd aanwezig is en daar geen tijd voor heeft gehad. De rechtbank vindt dat geen feit of omstandigheid die maakt dat het achterwege blijven van het maken van bezwaar redelijkerwijs niet aan eisers kan worden verweten. Het is eisers verantwoordelijkheid om binnen de bezwaartermijn bezwaar te maken. Daarom zal de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:13 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
5. Eisers hebben zich op het standpunt gesteld dat het beroep wel ontvankelijk is, omdat met de omgevingsvergunning van 11 mei 2023 sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Eisers hebben wel bezwaar gemaakt tegen deze vergunning.
6. Omdat het beroep op grond van artikel 6:13 van de Awb niet-ontvankelijk is, komt de rechtbank niet toe aan een verdere inhoudelijke bespreking van de zaak. Dit geldt ook voor het standpunt van eisers dat sprake is van een zogenaamd artikel 6:19 Awb besluit.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2023 door
mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.