ECLI:NL:RBMNE:2023:3396

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
UTR 22/5544
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot de Wet langdurige zorg; afwijzing aanvraag zorg op basis van blijvende behoefte aan permanent toezicht

In deze zaak heeft eiser op 30 maart 2021 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door verweerder op 15 november 2021 is afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is bij besluit van 27 oktober 2022 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 20 maart 2023 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn moeder. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen nadere informatie van Fivoor in te brengen. Eiser heeft een verklaring van Fivoor van 24 april 2023 ingediend, waarop verweerder een nader advies heeft laten uitbrengen door de medisch adviseur [A]. Verweerder heeft geconcludeerd dat de nadere informatie van Fivoor geen aanleiding geeft tot wijziging van het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor Wlz-zorg.

De rechtbank heeft overwogen dat verweerder zich terecht heeft gebaseerd op de adviezen van [A] en het Zorginstituut Nederland (ZiN). Beide adviezen concluderen dat er geen sprake is van een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Eiser heeft betoogd dat er wel sprake is van een blijvende noodzaak voor zorg, maar de rechtbank oordeelt dat de adviezen zorgvuldig zijn tot stand gekomen en dat er nog behandelopties openstaan. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5544

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2023 de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder

(gemachtigde: mr. L.M.R. Kater).

Procesverloop

Eiser heeft op 30 maart 2021, door verweerder ontvangen op 6 april 2021, een aanvraag
ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) (de aanvraag).
Bij besluit van 15 november 2021 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 27 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder dit bezwaar
ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, in gezelschap van mevrouw [moeder] (zijn moeder) en [begeleider] (zijn begeleider). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen om nadere informatie van Fivoor in te brengen. Eiser heeft nadien een verklaring van Fivoor van 24 april 2023 in het geding gebracht. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder op
25 mei 2023 een nader advies laten uitbrengen door de medisch adviseur [A] ([A]). Verweerder heeft zich bij brief van 26 mei 2023 op het standpunt gesteld dat de nadere informatie van Fivoor niet leidt tot een wijziging van zijn standpunt. Eiser heeft op 7 juni 2023 een reactie ingediend.
Partijen hebben de rechtbank laten weten dat een nadere zitting achterwege kan blijven.
Bij brief van 15 juni 2023 heeft de rechtbank partijen medegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

Standpunten van partijen

1. Aan het bestreden besluit tot afwijzing van de Wlz-aanvraag van eiser liggen ten grondslag het advies van [A] van 1 juli 2022 en het advies van Zorginstituut Nederland (ZiN) van 20 oktober 2022. Beide adviezen leiden tot de conclusie dat er geen sprake is van een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Volgens verweerder komt eiser daarom niet in aanmerking voor Wlz-zorg. Volgens het advies van [A] van 25 mei 2023 geeft de nadere informatie van Fivoor geen aanleiding tot wijziging van het advies van 1 juli 2022. Verweerder heeft het bestreden besluit daarom gehandhaafd.
2. Volgens eiser is er wél sprake van een blijvende noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Volgens eiser is het niet mogelijk om hem verder te behandelen, althans is er geen verbetering van zijn situatie mogelijk. Dit blijkt volgens eiser ook uit de nadere informatie van Fivoor. Immers, Fivoor komt tot de conclusie dat het niet aannemelijk is dat een behandeling gericht op verandering haalbaar is. Volgens Fivoor is het aannemelijk dat behoud van het huidige niveau het hoogst haalbare is. Eiser meent dat deze conclusie van Fivoor wordt bevestigd door AZ Multizorg.

Overwegingen

3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich ter onderbouwing van de afwijzing van de aanvraag mogen baseren op de adviezen van [A] van 1 juli 2022 en van ZiN van 20 oktober 2022. Deze adviezen zijn zorgvuldig tot stand gekomen. Bij de totstandkoming van de adviezen is de beschikbare medische informatie over eiser bestudeerd en betrokken. In de adviezen is inzichtelijk en eenduidig uiteengezet hoe de medische beoordeling tot stand is gekomen. Op basis daarvan is geconcludeerd dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor zorg op grond van de Wlz. Uit het advies van [A] van 1 juli 2022 blijkt dat er geen sprake is van een uitbehandelde setting. Met het instellen van behandeling wordt getracht de symptomatologie te verminderen. Hierdoor zullen stoornissen en beperkingen verminderen. Het gevolg hiervan is dat de zorgbehoefte eveneens verminderd zal worden. Het ZiN heeft geconcludeerd dat verweerder juist heeft beoordeeld dat er nog behandelopties openstaan waarmee de problematiek van eiser kan verbeteren. De blijvendheid van de huidige mate van beperkingen staat daarmee niet vast en eiser heeft daarmee geen blijvende toegang tot de Wlz. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat er geen toegang bestaat tot de Wlz. Er is immers niet aangetoond dat ten aanzien van eiser sprake is van een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
4. Terecht heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de nadere informatie van Fivoor van 24 april 2023 niet leidt tot wijziging van het bestreden besluit. Verweerder heeft zich hiertoe terecht gebaseerd op het advies van [A] 25 mei 2023. Uit dit advies blijkt dat eiser niet adequaat in behandeling is gekomen. Na een intakegesprek in januari 2023 is eiser uit contact geraakt met de GGZ-instelling. Deze omstandigheid maakt niet dat thans sprake is van een medische uitbehandelde setting. De stellingname van Fivoor dat het momenteel ‘lijkt’ dat een behandeling niet haalbaar is, is niet afdoende om te kunnen stellen dat eiser gedurende zijn leven geheel niet meer in staat is om tot behandeling te komen.
5. De beroepsgronden treffen geen doel. Het beroep is dus ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.