In deze zaak heeft eiser op 30 maart 2021 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door verweerder op 15 november 2021 is afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is bij besluit van 27 oktober 2022 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 20 maart 2023 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn moeder. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen nadere informatie van Fivoor in te brengen. Eiser heeft een verklaring van Fivoor van 24 april 2023 ingediend, waarop verweerder een nader advies heeft laten uitbrengen door de medisch adviseur [A]. Verweerder heeft geconcludeerd dat de nadere informatie van Fivoor geen aanleiding geeft tot wijziging van het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor Wlz-zorg.
De rechtbank heeft overwogen dat verweerder zich terecht heeft gebaseerd op de adviezen van [A] en het Zorginstituut Nederland (ZiN). Beide adviezen concluderen dat er geen sprake is van een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Eiser heeft betoogd dat er wel sprake is van een blijvende noodzaak voor zorg, maar de rechtbank oordeelt dat de adviezen zorgvuldig zijn tot stand gekomen en dat er nog behandelopties openstaan. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.